D-0112, p. 22.
Hof Amsterdam, 29-03-2017, nr. 23-005219-15
ECLI:NL:GHAMS:2017:1018
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
29-03-2017
- Zaaknummer
23-005219-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Staatsrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2017:1018, Uitspraak, Hof Amsterdam, 29‑03‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:441, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Uitspraak 29‑03‑2017
Inhoudsindicatie
Afleggen verklaring ten overstaan van parlementaire enquêtecommissie staat ontvankelijkheid Openbaar Ministerie niet in de weg. Voormalig directeur woningcorporatie (Rochdale) veroordeeld voor onder meer omkoping, witwassen, valsheid in geschrift, opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften alsmede voor meineed gepleegd ten overstaan van parlementaire enquêtecommissie.
Parketnummer: 23-005219-15
Datum uitspraak: 29 maart 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-520094-09 tegen:
[verdachte 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1949,
adres: [adres 1] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18, 20,
24 en 26 januari, 1 en 17 februari en 1 en 15 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem is ten laste gelegd onder 3, voor zover dit betrekking heeft op het geldbedrag van € 300.000 waarmee de lening van
[naam 1] is afbetaald en de Mercedes Benz SL500, en van hetgeen hem is ten laste gelegd onder 5.
Het hoger beroep is door de verdachte en het Openbaar Ministerie onbeperkt ingesteld en is daarom mede gericht tegen deze onderdelen van de tenlastelegging.
De raadsman en de advocaat-generaal hebben in hoger beroep ten aanzien van de deelvrijspraken van feit 3 naar voren gebracht dat zij hiertegen geen bezwaren hebben en daarin berusten. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep ten aanzien van de vrijspraak van feit 5 medegedeeld dat hij geen bezwaar heeft tegen de vrijspraak voor zover dit betrekking heeft op het voorhanden hebben van een valselijk opgemaakte factuur. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van deze onderdelen van de tenlastelegging.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 27 oktober 2008 te Amsterdam en/of Lelystad en/of Altea en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of Spanje en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk goederen en/of geldbedragen: (voor een totaalbedrag van (ongeveer) EURO 13.880,-, althans enig geldbedrag aan creditcarduitgaven en/of voor een totaalbedrag van (ongeveer) EURO 19.998,- althans enig geldbedrag aan mobiele telefoonkosten), te weten (onder meer):
Ten aanzien van de creditcardnummers [creditcardnummer 1] en [creditcardnummer 2] van de ABN-AMRO (AH-060, AH-132 pag. 2-3/5 (omgenummerd naar AH-134)):
- brandstof en/of andere voorwerpen ter waarde van (ongeveer) EURO 4.612,- dan wel een geldbedrag van (ongeveer) EURO 4.612,-, althans enig geldbedrag (periode 2007-2008 in Nederland D-0809A) en/of
- brandstof en/of andere voorwerpen ter waarde van (ongeveer) EURO 1.768,- dan wel een geldbedrag van (ongeveer) EURO 1.768,-, althans enig geldbedrag (periode 2007-2008 in Spanje, D-0810) en/of
- bestedingen/uitgaven voor een geldbedrag van (ongeveer) EURO 5.933,- althans enig geldbedrag, in restaurants en/of hotels, althans in horecagelegenheden en/of bestedingen/uitgaven bij benzinestations (periode 2008, D-0812A) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) EURO 1.567,-, althans enig geldbedrag aan hotelkosten in Antwerpen in 2007 (D-0802 p.101/101),
en/of
Ten aanzien van de mobiele telefoonkosten (ZPV-4 pag. 33/73, AH-132 (omgenummerd naar AH-134), D-0112 pag. 30/37):
- belminuten en/of SMS-berichten en/of abonnementskosten ter waarde van (totaal) (ongeveer) EURO 8.209,- , althans enig geldbedrag, voor het gebruik van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] (door [naam 2] in de periode 2007-2008, D-0851 en D-0852) en/of
- belminuten en/of SMS-berichten en/of abonnementskosten ter waarde van (totaal) (ongeveer) EURO 3.479,- (2007: EURO 2.169,- en 2008: EURO 1.310,-), althans enig geldbedrag, voor het gebruik van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 2] (door [naam 3] ) en/of
- belminuten en/of SMS-berichten en/of abonnementskosten ter waarde van (totaal) (ongeveer) 8.310,- (2007: EURO 4.537,- en 2008: EURO 3.773,-), althans enig geldbedrag, voor het gebruik van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 3] (door [naam 4] ),
in elk geval enig goed en/of geldbedrag, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan Woningstichting Rochdale, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn, verdachtes, persoonlijke dienstbetrekking als directeur/bestuurder/voorzitter van de Raad van Bestuur van Woningstichting Rochdale, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 27 oktober 2008 te Amsterdam en/of Lelystad en/of Altea en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of Spanje en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een of meer goederen en/of geldbedragen, (voor een totaalbedrag van (ongeveer) EURO 13.880,-, althans enig geldbedrag aancreditcarduitgaven en/of voor een totaalbedrag van (ongeveer) EURO 19.998,- althans enig geldbedrag aan mobiele telefoonkosten), te weten onder meer:
Ten aanzien van de creditcardnummers [creditcardnummer 1] en [creditcardnummer 2] van de ABN-AMRO (AH-060, AH-132 pag. 2-3/5 (omgenummerd naar AH-134)):
- brandstof en/of andere voorwerpen ter waarde van (ongeveer) EURO 4.612,- dan wel een geldbedrag van (ongeveer) EURO 4.612,-, althans enig geldbedrag (periode 2007-2008 in Nederland D-0809A) en/of
- brandstof en/of andere voorwerpen ter waarde van (ongeveer) EURO 1.768,- dan wel een geldbedrag van (ongeveer) EURO 1.768,- althans enig geldbedrag (periode 2007-2008 in Spanje, D-0810) en/of
- bestedingen/uitgaven voor een geldbedrag van (ongeveer) EURO 5.933,-, althans enig geldbedrag, in restaurants en/of hotels, althans in horecagelegenheden en/of bestedingen/uitgaven bij benzinestations (periode 2008, D-0812A) en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) EURO 1.567,-, althans enig geldbedrag aan hotelkosten in Antwerpen in 2007 (D-0802 p.101/101);
en/of
Ten aanzien van de mobiele telefoonkosten (ZPV-4 pag. 33/73, AH-132 (omgenummerd naar AH-134), D-0112 pag. 30/37):
- belminuten en/of SMS-berichten en/of abonnementskosten ter waarde van (totaal) (ongeveer) EURO 8.209,-, althans enig geldbedrag, voor het gebruik van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] (door [naam 2] in de periode 2007-2008)(D-0851 en D-0852) en/of
- belminuten en/of SMS-berichten en/of abonnementskosten ter waarde van (totaal) (ongeveer) EURO 3.479,- (2007: EURO 2.169,- en 2008: EURO 1.310,-), althans enig geldbedrag, voor het gebruik van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 2] (door [naam 3] ) en/of
- belminuten en/of SMS-berichten en/of abonnementskosten ter waarde van (totaal) (ongeveer) EURO 8.310,- (2007: EURO 4.537,- en 2008: EURO 3.773,-), althans enig geldbedrag, voor het gebruik van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 3] (door [naam 4] ),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Woningstichting Rochdale, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 27 oktober 2008 te Amsterdam en/of Lelystad en/of Altea en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of Spanje en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een of meer valse namen en/of hoedanigheden en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels Woningstichting Rochdale en/of een of meer van haar rechtsvoorganger(s) heeft bewogen tot afgifte van enig goed en/of tot het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders
Ten aanzien van de creditcardnummers [creditcardnummer 1] en [creditcardnummer 2] van de ABN-AMRO (AH-060, AH-132, pag. 2-3/5 (omgenummerd naar AH-134):
met de door Woningstichting Rochdale (en/of een of meer van haar rechtsvoorganger(s)) aan verdachte ter beschikking gestelde creditcard(s) met het/de nummer(s) [creditcardnummer 1] en/of [creditcardnummer 2] van de ABN-AMRO (AH-060) betalingen verricht, te weten:
- ten bedrage van (ongeveer) EURO 4.612,-, althans enig geldbedrag aan benzine en/of andere kosten (periode 2007-2008 in Nederland, D-0809A) en/of
- ten bedrage van (ongeveer) EURO 1.768,- althans enig geldbedrag aan benzine en/of andere kosten (periode 2007-2008 in Spanje, D-0810) en/of
- ten bedrage van (ongeveer) EURO 5.933,- althans enig geldbedrag aan bestedingen/uitgaven in restaurants en/of hotels althans in horecagelegenheden en/of bestedingen/uitgaven bij benzinestations (periode 2008, D-0812A) en/of
- ten bedrage van (ongeveer) EURO 1.567,-, althans enig geldbedrag aan hotelkosten in Antwerpen in 2007 (D/0802 p.101/101),
en/of deze betalingen vervolgens op de aan hem voorgehouden creditcardoverzichten niet als privé-uitgave(n) bestempeld terwijl daarvan wel sprake is/was en/of deze betalingen als zijnde zakelijke betaling bestempeld;
en/of
Ten aanzien van de mobiele telefoonkosten (ZPV-4 pag. 33/73, AH-132 (omgenummerd naar AH-134), D-0112 pag. 30/37):
met het aangaan en/of het (laten) voortduren van de verplichting tot het betalen van een/de geldbedrag(en)
- aan belkosten en/of SMS-berichten en/of abonnementskosten ter waarde van (totaal) (ongeveer) EURO 8.209,-, althans enig geldbedrag, voor het gebruik van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] (door [naam 2] in de periode 2007-2008) (D-0851 en D-0852) en/of
- aan belkosten en/of SMS-berichten en/of abonnementskosten ter waarde van (totaal) (ongeveer) EURO 3.479,- (2007: EURO 2.169,- en 2008: EURO 1.310,-), althans enig geldbedrag, voor het gebruik van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 2] (door [naam 3] ) en/of
- aan belkosten en/of SMS-berichten en/of abonnementskosten ter waarde van (totaal) (ongeveer) 8.310,- (2007: EURO 4.537,- en 2008: EURO 3.773,-), althans enig geldbedrag, voor het gebruik van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 3] (door [naam 4] ),
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijke valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid –
- zich voorgedaan als de rechtmatige gebruiker(s) van de Sim-(telefoon) kaart(en) met het/de telefoonnummer(s): [telefoonnummer] en/of [telefoonnummer 2] en/of [telefoonnummer 3] , toebehorende aan Woningstichting Rochdale en/of een of meer van haar rechtsvoorganger(s) (door deze Sim-(telefoon)kaart(en) in zijn telefoon en/of in de telefoon(s) van [naam 2] en/of [naam 4] en/of [naam 3] en/of een of meer andere(n) te (laten) plaatsen en met deze Sim-(telefoon)kaart(en) (privé) te bellen en te sms-en, dan wel anderen in staat te stellen (privé) te (laten) bellen en te (laten) sms-en en/of
- voor wat betreft de internationale gesprekskosten bij de salaris- administratie van Woningstichting Rochdale voor te wenden dat in het buitenland gemaakte gesprekskosten met voornoemde telefoonnummers altijd zakelijk waren, waardoor Woningstichting Rochdale werd bewogen tot het aangaan van bovenomschreven afgifte en/of schuld en/of het teniet doen van een inschuld.
2. primair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 08 juni 1999 tot en met 30 januari 2009 te Amsterdam en/of te Lelystad en/of te Altea, in elk geval in Nederland en/of Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, anders dan als ambtenaar, namelijk als directeur en/of bestuurder van de Woningcorporatie [woningcorporatie] en/of als directeur/bestuurder Woningstichting [naam2] en/of als voorzitter van de Raad van Bestuur van Woningstichting Rochdale en/of een van diens rechtsvoorganger(s) naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in zijn/hun dienstbetrekking heeft/hebben gedaan of nagelaten dan wel zal/zullen doen of nalaten, een gift en/of een belofte, namelijk, een of meer geldbedrag(en) en/of goeder(en) en/of gebruiksrecht(en) van een of meer zakenrelatie(s) van Woningstichting [naam2] en/of Woningcorporatie [woningcorporatie] en/of Woningstichting Rochdale en/of een van diens rechtsvoorganger(s), te weten (onder meer):
[naam 5] / [bedrijf 1] / [bedrijf 2] / [bedrijf 3] / [bedrijf 4] (ZPV-1, AH-073, D-0175):
Volkswagen Beetle (AH-073):
- ( het gebruik van) een personenauto Volkswagen Beetle, gekentekend [kenteken 1] (door [naam 5] ter beschikking gesteld aan [naam 2] ) in de periode 08-06-1999 t/m 13-11-2000, zulks om niet, althans tegen een (aanmerkelijk) lagere vergoeding dan in overeenstemming was met de waarde en/of staat van die auto, in elk geval een niet zakelijke vergoeding (D-0698, D-0175 4/8) en/of op of omstreeks 11-11-2000 de inruilwaarde van die Volkswagen Beetle, gekentekend [kenteken 1] en/of
Betaling t.b.v. zwembad (AH-110):
- een betaling op of omstreeks d.d. 17-07-2000 van fl. 135.000,- (EURO 61.260,-) door [bedrijf 3] (rechtsvoorganger van [bedrijf 1] ) aan aannemersbedrijf [naam 6] met als omschrijving " [naam 6] ", ten behoeve van de bouw van het zwembad bij [adres 2] (D-0704 2/2) en/of
Betalingen ten behoeve van het dubbelappartement [adres 3] (appartementsgebouw [naam 7] , bouwnummers 13 en 14) (AH-017):
- een betaling d.d. 31-07-2002 van EURO 172.796,- door [bedrijf 2] aan [naam 15] notarissen met als omschrijving 290 401 en 290 501 [naam 7] (D-0612) en/of
- een betaling d.d. 04-03-2003 van EURO 182.011,25 door [bedrijf 2] aan [naam 8] Bouwplanontwikkeling t.b.v. termijn 4 en 5 app. [naam 7] , bouwnr. 13/14 (D-0144, D-0613) en/of
- een betaling d.d. 02-04-2003 van EURO 100.000,00 door [bedrijf 1] aan [naam 9] Incasso en advies BV t.b.v. appartement [naam 7] , bouwnr. 13/14 (D-0614, D-0163) en/of
- een betaling d.d. 23-05-2003 van EURO 64.099,75 door [bedrijf 1] aan [naam 9] Incasso en Advies BV t.b.v. meerwerk appartement [naam 7] , bouwnr. 13/14 (D-0615, D-0165) en/of
- een betaling d.d. 28-05-2003 van EURO 50.000,- door [bedrijf 2] aan [naam 10] Interieurontwerp & Realisatie met als omschrijving deelbet. Fact. 20313 order 0020010523 interieur [naam 11] (D-0015, D-0616) en/of
- een betaling d.d. 28-05-2003 van EURO 46.173,- door [bedrijf 2] aan [naam 16] Keukens BV met als omschrijving fact. 407084 Keuken [naam 11] (D-0168, D-0616) en/of
- een betaling d.d. 28-05-2004 van EURO 25.000,00 door [bedrijf 1] aan [naam 10] Interieurontwerp en Realisatie met als omschrijving aanbetaling meubels D-0030, D-0617) en/of
- een betaling d.d. 10-06-2004 van EURO 140.030,52 door [naam 5] aan Stichting Derdengelden met als omschrijving 'spoedopdracht [naam 10] '(D-0032 3/5, D-0618 4/5) dan wel EURO 130.030,52 op 11-06-2004 en EURO 5.103,38 op 02-07-2004 door Stichting Derdengelden aan [naam 10] Interieurontwerp & Realisatie met als omschrijving 'ontvangen van dhr. [naam 5] ' (D-0031) en/of
Afbetaling [naam 1] (AH-073):
- een betaling d.d. 28-12-2007 van EURO 300.000,- door [bedrijf 2] aan [naam 12] Notarissen ter afbetaling van de lening van [naam 1] (D-0235) en/of
Woning Spanje (AH-114):
- het gebruik van een woning in Spanje en de daar aanwezige inrichting en inventaris, gelegen op het adres [adres 4] , Spanje in de periode 01-04-2001 tot 30-09-2009, toebehorende aan [naam 5] en/of [bedrijf 4] , zulks om niet, althans tegen een (aanmerkelijk) lagere vergoeding dan in overeenstemming was met de waarde en/of staat van die villa, in elk geval een niet zakelijke vergoeding en/of
- de toezegging/belofte dat de woning in Spanje en de daar aanwezige inrichting en inventaris, gelegen op het adres [adres 4] , Spanje op termijn eigendom van verdachte zou worden en/of op zijn naam gesteld zou worden en/of
[naam 13] / Recycling Maatschappij [naam 14] (ZPV-2):
- ( het gebruik van) een personenauto Mercedes Benz SL500, gekentekend [kenteken 2] (op naam gesteld van Recycling Maatschappij [naam 14] ) in de periode van 15-01-2003 tot en met 10-01-2006, zulks om niet, althans tegen een (aanmerkelijk) lagere vergoeding dan in overeenstemming was met de waarde en/of staat van die auto, in elk geval een niet zakelijke vergoeding (D-0627) en/of de inruilwaarde à EURO 58.500,- van deze Mercedes Benz SL 500, gekentekend [kenteken 2] , die op of omstreeks 10-01-2006 door [naam 13] is ingeruild bij Garage [bedrijf 5] (D-0106) (ten behoeve van de aanschaf van de Mercedes Benz SL 55, gekentekend [kenteken 3] , door [verdachte 1] en/of [naam 3] ) en/of
- een betaling d.d. 28-07-2005 van EURO 300.000,- dan wel EURO 299.994,- door [naam 13] aan [verdachte 1] en/of [naam 3] (D-0187, D-0188, D-0276, D-0825) en/of
- een betaling d.d. 11-06-2007 van EURO 200.000,- dan wel EURO 199.915,- door [naam 13] aan [verdachte 1] en/of [naam 3] met als omschrijving 'lening' (D-0187, D-0189, D-0354, D-0836) en/of
- een betaling d.d. 17-07-2007 van EURO 25.000,- dan wel EURO 24.999,71 door [naam 13] aan [verdachte 1] en/of [naam 3] met als omschrijving 'lening' (D-0187, D-0190, D-0355, D-0836) en/of
- ( het gebruik van) een personenauto Mercedes Benz 350 SLK, gekentekend [kenteken 4] (gehuurd door [naam 14] bij Garage [bedrijf 5] en ter beschikking gesteld aan [naam 4] en/of aan (een) ander(en)) in de periode van 23-06-2006 tot 06-06-2007, zulks om niet, althans tegen een (aanmerkelijk) lagere vergoeding dan in overeenstemming was met de waarde en/of staat van die auto, in elk geval een niet zakelijke vergoeding (D-0388, D-0260, D-0062) en/of
- de inruilwaarde van een Mercedes Benz CLK 200 à EURO 44.000,-, zonder kenteken, die op of omstreeks 25-04-2007 door [naam 13] is ingeruild bij Garage [bedrijf 5] (ten behoeve van de aanschaf van de Mercedes Benz 350 SLK, gekentekend [kenteken 4] , door [verdachte 1] ) (D-0261 8/12, D-0263 1/4) en/of
- een betaling van EURO 10.000,- d.d. 06-06-2007 (onderdeel uitmakend van een betaling met een totaalbedrag van EURO 92.644,68) door [naam 14] aan Garage [bedrijf 5] (ten behoeve van de aanschaf van de Mercedes Benz 350 SLK, gekentekend [kenteken 4] , door [verdachte 1] ) (D-0263 4/4) en/of
[bedrijf 9] (ZPV-3):
- een betaling d.d. 04-12-2003 van EURO 188.355,- dan wel EURO 188.336,50 door [bedrijf 9] aan [naam 3] en/of [verdachte 1] met als omschrijving [naam 3] S.L. QQ 0011 (D-0181, D-0579), (telkens) heeft/hebben aangenomen en dit aannemen (telkens) in strijd met de goede trouw heeft/hebben verzwegen tegenover zijn, verdachtes, werkgever(s) bovengenoemd;
2. subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 juli 2002 tot en met 30 januari 2009 te Amsterdam en/of te Lelystad en/of te Altea, in elk geval in Nederland en/of Spanje, als ambtenaar, in de functie van directeur en/of bestuurder van de Woningcorporatie [woningcorporatie] en/of als directeur/bestuurder Woningstichting [naam2] en/of als voorzitter van de Raad van Bestuur van Woningstichting Rochdale en/of een van diens rechtsvoorganger(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en), te weten (telkens)
[naam 5] / [bedrijf 1] / [bedrijf 2] / [bedrijf 3] / [bedrijf 4] (ZPV-1, AH-073, D-0175):
Volkswagen Beetle (AH-073):
- ( het gebruik van) een personenauto Volkswagen Beetle, gekentekend [kenteken 1] (door [naam 5] ter beschikking gesteld aan [naam 2] ) in de periode 08-06-1999 t/m 13-11-2000, zulks om niet, althans tegen een (aanmerkelijk) lagere vergoeding dan in overeenstemming was met de waarde en/of staat van die auto, in elk geval een niet zakelijke vergoeding (D-0698, D-0175 4/8) en/of op of omstreeks 11-11-2000 de inruilwaarde van die Volkswagen Beetle, gekentekend [kenteken 1] en/of
Betaling t.b.v. zwembad (AH-110):
- een betaling op of omstreeks d.d. 17-07-2000 van fl. 135.000,- (EURO 61.260,-) door [bedrijf 3] (rechtsvoorganger van [bedrijf 1] ) aan aannemersbedrijf [naam 6] met als omschrijving " [naam 6] ", ten behoeve van de bouw van het zwembad bij [adres 2] (D-0704 2/2) en/of
Betalingen ten behoeve van het dubbelappartement [adres 3] (appartementsgebouw [naam 7] , bouwnummers 13 en 14) (AH-017):
- een betaling d.d. 31-07-2002 van EURO 172.796,- door [bedrijf 2] aan [naam 15] notarissen met als omschrijving 290 401 en 290 501 [naam 7] (D-0612) en/of
- een betaling d.d. 04-03-2003 van EURO 182.011,25 door [bedrijf 2] aan [naam 8] Bouwplanontwikkeling t.b.v. termijn 4 en 5 app. [naam 7] , bouwnr. 13/14 (D-0144, D-0613) en/of
- een betaling d.d. 02-04-2003 van EURO 100.000,00 door [bedrijf 1] aan [naam 9] Incasso en advies BV t.b.v. appartement [naam 7] , bouwnr. 13/14 (D-0614, D-0163) en/of
- een betaling d.d. 23-05-2003 van EURO 64.099,75 door [bedrijf 1] aan [naam 9] Incasso en Advies BV t.b.v. meerwerk appartement [naam 7] , bouwnr. 13/14 (D-0615, D-0165) en/of
- een betaling d.d. 28-05-2003 van EURO 50.000,- door [bedrijf 2] aan [naam 10] Interieurontwerp & Realisatie met als omschrijving deelbet. Fact. 20313 order 0020010523 interieur [naam 11] (D-0015, D-0616) en/of
- een betaling d.d. 28-05-2003 van EURO 46.173,- door [bedrijf 2] aan [naam 16] Keukens BV met als omschrijving fact. 407084 Keuken [naam 11] (D-0168, D-0616) en/of
- een betaling d.d. 28-05-2004 van EURO 25.000,00 door [bedrijf 1] aan [naam 10] Interieurontwerp en Realisatie met als omschrijving aanbetaling meubels D-0030, D-0617) en/of
- een betaling d.d. 10-06-2004 van EURO 140.030,52 door [naam 5] aan Stichting Derdengelden met als omschrijving 'spoedopdracht [naam 10] '(D-0032 3/5, D-0618 4/5) dan wel EURO 130.030,52 op 11-06-2004 en EURO 5.103,38 op 02-07-2004 door Stichting Derdengelden aan [naam 10] Interieurontwerp & Realisatie met als omschrijving 'ontvangen van dhr. [naam 5] ' (D-0031) en/of
Afbetaling [naam 1] (AH-073):
- een betaling d.d. 28-12-2007 van EURO 300.000,- door [bedrijf 2] aan [naam 12] Notarissen ter afbetaling van de lening van [naam 1] (D-0235) en/of
Woning Spanje (AH-114):
- het gebruik van een woning in Spanje en de daar aanwezige inrichting en inventaris, gelegen op het adres [adres 4] , Spanje in de periode 01-04-2001 tot 30-09-2009, toebehorende aan [naam 5] en/of [bedrijf 4] , zulks om niet, althans tegen een (aanmerkelijk) lagere vergoeding dan in overeenstemming was met de waarde en/of staat van die villa, in elk geval een niet zakelijke vergoeding en/of
- de toezegging/belofte dat de woning in Spanje en de daar aanwezige inrichting en inventaris, gelegen op het adres [adres 4] , Spanje op termijn eigendom van verdachte zou worden en/of op zijn naam gesteld zou worden en/of
[naam 13] / Recycling Maatschappij [naam 14] (ZPV-2):
- ( het gebruik van) een personenauto Mercedes Benz SL500, gekentekend [kenteken 2] (op naam gesteld van Recycling Maatschappij [naam 14] ) in de periode van 15-01-2003 tot en met 10-01-2006, zulks om niet, althans tegen een (aanmerkelijk) lagere vergoeding dan in overeenstemming was met de waarde en/of staat van die auto, in elk geval een niet zakelijke vergoeding (D-0627) en/of de inruilwaarde à EURO 58.500,- van deze Mercedes Benz SL 500, gekentekend [kenteken 2] , die op of omstreeks 10-01-2006 door [naam 13] is ingeruild bij Garage [bedrijf 5] (D-0106) (ten behoeve van de aanschaf van de Mercedes Benz SL 55, gekentekend [kenteken 3] , door [verdachte 1] en/of [naam 3] ) en/of
- een betaling d.d. 28-07-2005 van EURO 300.000,- dan wel EURO 299.994,- door [naam 13] aan [verdachte 1] en/of [naam 3] (D-0187, D-0188, D-0276, D-0825) en/of
- een betaling d.d.11-06-2007 van EURO 200.000,- dan wel EURO 199.915,- door [naam 13] aan [verdachte 1] en/of [naam 3] met als omschrijving 'lening' (D-0187, D-0189, D-0354, D-0836) en/of
- een betaling d.d. 17-07-2007 van EURO 25.000,- dan wel EURO 24.999,71 door [naam 13] aan [verdachte 1] en/of [naam 3] met als omschrijving 'lening' (D-0187, D-0190, D-0355, D-0836) en/of
- ( het gebruik van) een personenauto Mercedes Benz 350 SLK, gekentekend [kenteken 4] (gehuurd door (Recycling Maatschappij) [naam 14] (Amsterdam) B.V. bij Garage [bedrijf 5] en ter beschikking gesteld aan [naam 4] en/of aan (een) ander(en)) in de periode van 23-06-2006 tot 06-06-2007, zulks om niet, althans tegen een (aanmerkelijk) lagere vergoeding dan in overeenstemming was met de waarde en/of staat van die auto, in elk geval een niet zakelijke vergoeding (D-0388, D-0260, D-0062) en/of
- de inruilwaarde van een Mercedes Benz CLK 200 à EURO 44.000,-, zonder kenteken, die op of omstreeks 25-04-2007 door [naam 13] is ingeruild bij Garage [bedrijf 5] (ten behoeve van de aanschaf van de Mercedes Benz 350 SLK, gekentekend [kenteken 4] , door [verdachte 1] ) (D-0261 8/12, D-0263 1/4) en/of
- een betaling van EURO 10.000,- d.d. 06-06-2007 (onderdeel uitmakend van een betaling met een totaalbedrag van EURO 92.644,68) door [naam 14] aan Garage [bedrijf 5] (ten behoeve van de aanschaf van de Mercedes Benz 350 SLK, gekentekend [kenteken 4] , door [verdachte 1] ) (D-0263 4/4) en/of
[bedrijf 9] (ZPV-3):
- een betaling d.d. 04-12-2003 van EURO 188.355,- dan wel EURO 188.336,50 door [bedrijf 9] aan [naam 3] en/of [verdachte 1] met als omschrijving [naam 3] S.L. QQ 0011 (D-0181, D-0579),
heeft/hebben aangenomen van [naam 5] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [naam 13] en/of Recycling Maatschappij [naam 14] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8] en/of [bedrijf 9] ,
wetende of redelijkerwijs vermoedende dat die gift(en) en/of belofte(n) of dienst(en) hem, verdachte, werd(en) gedaan en/of aangeboden en/of heeft/hebben gevraagd van [naam 5] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [naam 13] en/of Recycling Maatschappij [naam 14] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8] en/of [bedrijf 9] ,
teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, en/of ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten:
- aangaan en onderhouden van een relatie tussen hem verdachte en [naam 5] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [naam 13] en/of Recycling Maatschappij [naam 14] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8] en/of [bedrijf 9] teneinde (aldus) voor [naam 5] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [naam 13] en/of Recycling Maatschappij [naam 14] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8] en/of [bedrijf 9] een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen en/of
- ten gunste van [naam 5] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [naam 13] en/of Recycling Maatschappij [naam 14] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8] en/of [bedrijf 9] beïnvloeden van besluitvormingsprocedures van de Woningcorporatie [woningcorporatie] en/of Woningstichting [naam2] en/of Woningstichting Rochdale en/of een van diens rechtsvoorganger(s);
2. meer subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 05 november 2003 tot en met 30 januari 2009 te Amsterdam en/of te Lelystad en/of te Altea, in elk geval in Nederland en/of Spanje, als ambtenaar, in de functie van directeur en/of bestuurder van de Woningcorporatie [woningcorporatie] en/of als directeur/bestuurder Woningstichting [naam2] en/of als voorzitter van de Raad van Bestuur van Woningstichting Rochdale en/of een van diens rechtsvoorganger(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en), te weten (telkens)
[naam 5] / [bedrijf 1] / [bedrijf 2] / [bedrijf 3] / [bedrijf 4] (ZPV-1, AH-073, D-0175):
Volkswagen Beetle (AH-073):
- ( het gebruik van) een personenauto Volkswagen Beetle, gekentekend [kenteken 1] (door [naam 5] ter beschikking gesteld aan [naam 2] ) in de periode 08-06-1999 t/m 13-11-2000, zulks om niet, althans tegen een (aanmerkelijk) lagere vergoeding dan in overeenstemming was met de waarde en/of staat van die auto, in elk geval een niet zakelijke vergoeding (D-0698, D-0175 4/8) en/of op of omstreeks 11-11-2000 de inruilwaarde van die Volkswagen Beetle, gekentekend [kenteken 1] en/of
Betaling t.b.v. zwembad (AH-110):
- een betaling op of omstreeks d.d. 17-07-2000 van fl. 135.000,- (EURO 61.260,-) door [bedrijf 3] (rechtsvoorganger van [bedrijf 1] ) aan aannemersbedrijf [naam 6] met als omschrijving " [naam 6] ", ten behoeve van de bouw van het zwembad bij [adres 2] (D-0704 2/2) en/of
Betalingen ten behoeve van het dubbelappartement [adres 3] (appartementsgebouw [naam 7] , bouwnummers 13 en 14) (AH-017):
- een betaling d.d. 31-07-2002 van EURO 172.796,- door [bedrijf 2] aan [naam 15] notarissen met als omschrijving 290 401 en 290 501 [naam 7] (D-0612) en/of
- een betaling d.d. 04-03-2003 van EURO182.011,25 door [bedrijf 2] aan [naam 8] Bouwplanontwikkeling t.b.v. termijn 4 en 5 app. [naam 7] , bouwnr. 13/14 (D-0144, D-0613) en/of
- een betaling d.d. 02-04-2003 van EURO 100.000,00 door [bedrijf 1] aan [naam 9] Incasso en advies BV t.b.v. appartement [naam 7] , bouwnr. 13/14 (D-0614, D-0163) en/of
- een betaling d.d. 23-05-2003 van EURO 64.099,75 door [bedrijf 1] aan [naam 9] Incasso en Advies BV t.b.v. meerwerk appartement [naam 7] , bouwnr. 13/14 (D-0615, D-0165) en/of
- een betaling d.d. 28-05-2003 van EURO 50.000,- door [bedrijf 2] aan [naam 10] Interieurontwerp & Realisatie met als omschrijving deelbet. Fact. 20313 order 0020010523 interieur [naam 11] (D-0015, D-0616) en/of
- een betaling d.d. 28-05-2003 van EURO 46.173,- door [bedrijf 2] aan [naam 16] Keukens BV met als omschrijving fact. 407084 Keuken [naam 11] (D-0168, D-0616) en/of
- een betaling d.d. 28-05-2004 van EURO 25.000,00 door [bedrijf 1] aan [naam 10] Interieurontwerp en Realisatie met als omschrijving aanbetaling meubels D-0030, D-0617) en/of
- een betaling d.d. 10-06-2004 van EURO 140.030,52 door [naam 5] aan Stichting Derdengelden met als omschrijving 'spoedopdracht [naam 10] '(D-0032 3/5, D-0618 4/5) dan wel EURO 130.030,52 op 11-06-2004 en EURO 5.103,38 op 02-07-2004 door Stichting Derdengelden aan [naam 10] Interieurontwerp & Realisatie met als omschrijving 'ontvangen van dhr. [naam 5] ' (D-0031) en/of
Afbetaling [naam 1] (AH-073):
- een betaling d.d. 28-12-2007 van EURO 300.000,- door [bedrijf 2] aan [naam 12] Notarissen ter afbetaling van de lening van [naam 1] (D-0235) en/of
Woning Spanje (AH-114):
- het gebruik van een woning in Spanje en de daar aanwezige inrichting en inventaris, gelegen op het adres [adres 4] , Spanje in de periode 01-04-2001 tot 30-09-2009, toebehorende aan [naam 5] en/of [bedrijf 4] , zulks om niet, althans tegen een (aanmerkelijk) lagere vergoeding dan in overeenstemming was met de waarde en/of staat van die villa, in elk geval een niet zakelijke vergoeding en/of
- de toezegging/belofte dat de woning in Spanje en de daar aanwezige inrichting en inventaris, gelegen op het adres [adres 4] , Spanje op termijn eigendom van verdachte zou worden en/of op zijn naam gesteld zou worden en/of
[naam 13] / [naam 14] (ZPV-2):
- ( het gebruik van) een personenauto Mercedes Benz SL500, gekentekend [kenteken 2] (op naam gesteld van [naam 14] ) in de periode van 15-01-2003 tot en met 10-01-2006, zulks om niet, althans tegen een (aanmerkelijk) lagere vergoeding dan in overeenstemming was met de waarde en/of staat van die auto, in elk geval een niet zakelijke vergoeding (D-0627) en/of de inruilwaarde à EURO 58.500,- van deze Mercedes Benz SL 500, gekentekend [kenteken 2] , die op of omstreeks 10-01-2006 door [naam 13] is ingeruild bij Garage [bedrijf 5] (D-0106) (ten behoeve van de aanschaf van de Mercedes Benz SL 55, gekentekend [kenteken 3] , door [verdachte 1] en/of [naam 3] ) en/of
- een betaling d.d. 28-07-2005 van EURO 300.000,- dan wel EURO 299.994,- door [naam 13] aan [verdachte 1] en/of [naam 3] (D-0187, D-0188, D-0276, D-0825) en/of
- een betaling d.d. 11-06-2007 van EURO 200.000,- dan wel EURO 199.915,- door [naam 13] aan [verdachte 1] en/of [naam 3] met als omschrijving 'lening' (D-0187, D-0189, D-0354, D-0836) en/of
- een betaling d.d. 17-07-2007 van EURO 25.000,- dan wel EURO 24.999,71 door [naam 13] aan [verdachte 1] en/of [naam 3] met als omschrijving 'lening' (D-0187, D-0190, D-0355, D-0836) en/of
- ( het gebruik van) een personenauto Mercedes Benz 350 SLK, gekentekend [kenteken 4] (gehuurd door [naam 14] bij Garage [bedrijf 5] en ter beschikking gesteld aan [naam 4] en/of aan (een) ander(en)) in de periode van 23-06-2006 tot 06-06-2007, zulks om niet, althans tegen een (aanmerkelijk) lagere vergoeding dan in overeenstemming was met de waarde en/of staat van die auto, in elk geval een niet zakelijke vergoeding (D-0388, D-0260, D-0062) en/of
- de inruilwaarde van een Mercedes Benz CLK 200 à EURO 44.000,-, zonder kenteken, die op of omstreeks 25-04-2007 door [naam 13] is ingeruild bij Garage [bedrijf 5] (ten behoeve van de aanschaf van de Mercedes Benz 350 SLK, gekentekend [kenteken 4] , door [verdachte 1] ) (D-0261 8/12, D-0263 1/4) en/of
- een betaling van EURO 10.000,- d.d. 06-06-2007 (onderdeel uitmakend van een betaling met een totaalbedrag van EURO 92.644,68) door [naam 14] aan Garage [bedrijf 5] (ten behoeve van de aanschaf van de Mercedes Benz 350 SLK, gekentekend [kenteken 4] , door [verdachte 1] ) (D-0263 4/4) en/of
[bedrijf 9] (ZPV-3):
- een betaling d.d. 04-12-2003 van EURO 188.355,- dan wel EURO 188.336,50 door [bedrijf 9] aan [naam 3] en/of [verdachte 1] met als omschrijving [naam 3] S.L. QQ 0011 (D-0181, D-0579),
heeft/hebben aangenomen van [naam 5] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [naam 13] en/of [naam 14] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8] en/of [bedrijf 9] , wetende of redelijkerwijs vermoedende dat die gift(en) en/of belofte(n) of dienst(en) hem, verdachte, werd(en) gedaan en/of aangeboden en/of heeft/hebben gevraagd van [naam 5] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [naam 13] en/of Recycling Maatschappij [naam 14] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8] en/of [bedrijf 9] ,
teneinde hem te bewegen om, zonder daarmee in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, en/of ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, zonder daarmee in strijd met zijn plicht, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten:
- aangaan en onderhouden van een relatie tussen hem verdachte en [naam 5] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [naam 13] en/of Recycling Maatschappij [naam 14] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8] en/of [bedrijf 9]
- teneinde (aldus) voor [naam 5] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [naam 13] en/of [naam 14] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8] en/of [bedrijf 9] een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen en/of
- ten gunste van [naam 5] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [naam 13] en/of [naam 14] en/of [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 8] en/of [bedrijf 9] beïnvloeden van besluitvormingsprocedures van de Woningcorporatie [woningcorporatie] en/of Woningstichting [naam2] en/of Woningstichting Rochdale en/of een van diens rechtsvoorganger(s).
3: hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 december 2001 t/m heden, te Amsterdam en/of Lelystad en/of Altea, althans in Nederland en/of Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft/hebben gemaakt van het plegen van witwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) en/of voertuig(en) en/of (on)roerende goed(eren) (afkomstig van een of meer zakenrelaties van Woningstichting [naam2] en/of Woningcorporatie [woningcorporatie] en/of Woningstichting Rochdale en/of een van diens rechtsvoorganger(s)), te weten (onder meer):
A) een of meer geldbedrag(en), te weten (onder meer):
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EURO 300.000,- (AH-073 en D-0235) en/of
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EURO 300.000,- dan wel EURO 299.994,- (AH-113, D-0188, D-0276 en D-0825) en/of
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EURO 200.000,- dan wel EURO 199.915,- (AH-113, D-0189, D-0354 en D-0836) en/of
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EURO 25.000,- dan wel EURO 24.999,71 (AH-113, D-0355 en D-0836), althans enig geldbedrag en/of
B) een of meer voertuigen, te weten (onder meer):
- een personenauto Mercedes Benz SL500, gekentekend [kenteken 2] (D-0106) en/of
- een personenauto Mercedes Benz SL 55 AMG, gekentekend [kenteken 3] (D-0106) en/of
- een personenauto Mercedes Benz 350 SLK, gekentekend [kenteken 4] (D-0388 en D-0263 1/4) en/of
C) een of meer (on)roerende goederen, te weten (onder meer):
- een zwembad (behorend bij de woning gelegen aan [adres 2] ) (D-0704 2/2) en/of
- een dubbelappartement gelegen aan de [adres 3] (appartementsgebouw [naam 7] , bouwnummers 13 en 14) en/of (een deel van) de daarin aanwezig inventaris,
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van bovengenoemde voorwerp(en), gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
4:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 oktober 2003 tot en met 14 september 2009 te Heerlen en/of Lelystad en/of Amsterdam en/of Apeldoorn althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
- een aangifte 2003 voor de Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen ten name van [verdachte 1] (D/0007) en/of
- een aangifte 2005 voor de Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen ten name van [verdachte 1] (D/0011) en/of
- een aangifte 2007 voor de Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen ten name van [verdachte 1] (D/0644),
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, althans heeft/hebben laten doen door (een) ander(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op die bij de Inspecteur der Belastingen en/of de Belastingdienst te Heerlen en/of Lelystad en/of Amsterdam en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland ingediende/ingeleverde (elektronische) aangifte(n) Inkomstenbelasting / Premie volksverzekeringen over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) niet alle door hem, verdachte, en/of zijn fiscaal partner genoten inkomsten (inkomen en/of resultaat uit overige werkzaamheden) en/of voordeel uit sparen en beleggen vermeld en/of doen vermelden, althans een te laag belastbaar inkomen vermeld en/of doen vermelden, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven.5:hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 oktober 2003 tot en met 5 december 2003 te Altea, althans in Spanje, tezamen en in vereniging met (een) ander of ander(en), althans alleen een factuur, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of heeft laten opmaken en/of heeft laten vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (telkens) valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid - inzake (ZPV-3) in een factuur d.d. 10 oktober 2003 van [naam 3] S.L. (D-0039 en D-0039a) opgenomen en/of laten opnemen dat [naam 3] S.L. advieswerkzaamheden heeft verricht in Spanje gedurende de periode januari - september 2003 voor [bedrijf 9] (voor een bedrag van 188.355,- euro), zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 oktober 2003 tot en met 14 oktober 2009 te Gouda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander of ander(en), althans alleen opzettelijk een valse en/of vervalste factuur - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl verdachte en/of zijn medeverdachte(n) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die factuur bestemd was voor gebruik als echt en onvervalst bestaande dat voorhanden hebben hierin dat het geschrift door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) is opgenomen in de (bedrijfs)administratie van [bedrijf 9] , en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat, inzake (ZPV-3) in een factuur d.d. 10 oktober 2003 van [naam 3] S.L. (D-0039 en D-0039a) is opgenomen dat [naam 3] S.L. advieswerkzaamheden heeft verricht in Spanje gedurende de periode januari - september 2003 voor [bedrijf 9] (voor een bedrag van 188.355,- euro).
6: hij op of omstreeks 6 juni 2014 te Den Haag, althans in Nederland, tijdens een openbaar verhoor als getuige onder ede voor een commissie als bedoeld in artikel 1 onder b jo artikel 2 lid 2 van de Wet op de Parlementaire Enquête 2008, zijnde een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk de navolgende, geheel of ten dele, valse verklaring(en) - zakelijk weergegeven - onder ede heeft afgelegd, te weten: op een vraag van mevrouw Hachchi tijdens het verhoor van de parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties: "Hebt u ooit geld of gunsten aangenomen voor eigen voordeel?" geantwoord "Nooit." (pag. 87/93) en/of op een vraag en/of opmerking van dhr. Oskam tijdens het verhoor van de parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties: "Mijn laatste vraag. Mevrouw Hachchi vroeg of u ooit geld, gunsten of steekpenningen hebt aangenomen. U antwoordde daarop met een volmondig "nee, nooit". Nou lopen er twee gescheiden trajecten: een strafzaak bij het Open Ministerie -- daar hebben wij geen inzage in -- en deze parlementaire enquête. Dit is weer een heel andere rechtsgang, zal ik maar zeggen. De verdenking dat u gunsten en steekpenningen hebt aangenomen, is er wel": geantwoord "Ze zijn me nog nooit aangeboden en ik heb ze nog nooit gevraagd" (pag. 91/93).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Bespreking van formele verweren
De verdediging heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard
in de vervolging omdat door het Openbaar Ministerie is gehandeld in strijd met de beginselen van
een behoorlijke procesorde en het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 Europees
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
De verdediging heeft aan dit verweer om te beginnen schending van het nemo tenetur-beginsel ten grondslag gelegd. De verdediging heeft ter onderbouwing van haar verweer aangevoerd dat de verdachte door twee leden van de Parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties (hierna: de PECW) is ondervraagd over de strafbare feiten die tevens de kern van de beschuldigingen in de strafzaak van de verdachte vormen en dat de verklaring die de verdachte heeft afgelegd naar aanleiding van die vragen, gelet op het karakter van de Wet op de parlementaire enquête 2008 (hierna: WPE), een afgedwongen verklaring betreft. Deze verklaring is in de strafzaak van de verdachte gebruikt. Dit is onverenigbaar
met het recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 6 EVRM.
In het verlengde van het verweer heeft de verdediging aangevoerd dat - aangezien in de strafzaak gebruik is gemaakt van wilsafhankelijke informatie die de PECW onder dwang van de verdachte heeft verkregen - het Openbaar Ministerie niet alleen niet-ontvankelijk is ten aanzien van de vervolging voor meineed bij de PECW, maar ook niet-ontvankelijk is ter zake van de vervolging van de overige feiten, omdat de verklaringsvrijheid van de verdachte door die afgedwongen verklaring in ernstige mate is beperkt, aldus dit naar de kern samengevatte verweer.
Onder dwang afgelegde verklaring
Het hof stelt allereerst vast dat, mede gelet op de verklaring die getuige [getuige 13] , voorzitter van de PECW, ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd, de enquêtecommissie niet de beschikking had over het dossier in de strafzaak tegen de verdachte. [getuige 13] heeft tevens verklaard dat het Openbaar Ministerie geen enkele invloed heeft gehad op de vragen die de enquêtecommissie aan de getuige [verdachte 1] (tevens de verdachte) heeft gesteld. De PECW was uit openbare bronnen - op de hoogte was van (de aard van) de ingestelde strafrechtelijke vervolging, aldus de verklaring van de voorzitter van de PECW.
Voor zover de verdediging het niet-ontvankelijkheidsverweer mede heeft gevoerd in het licht van artikel 359a Sv, heeft dit verweer reeds gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld geen kans van slagen, nu geen sprake is van een situatie waarbij het Openbaar Ministerie (of onder zijn verantwoordelijkheid optredende opsporingsambtenaren) de getuige heeft aangezet tot strafbaar handelen aangezien het handelen van
de PECW niet aan het Openbaar Ministerie kan worden toegerekend en er derhalve geen sprake is van een aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek.
Het hof leidt voorts uit de parlementaire geschiedenis van de WPE het volgende af.
De parlementaire enquête is een instrument ter controle en waarheidsvinding waarbij de wetgever aan
de enquêtecommissie een ruime bevoegdheid heeft toegekend. Het gaat bij de parlementaire enquête in
de eerste plaats om waarheidsvinding en, anders dan bij een strafrechtelijke vervolging, expliciet niet
om het vaststellen van schuld aan strafbare feiten of aansprakelijkheid. De bevoegdheden van de enquêtecommissie worden begrensd door de vooraf vastgestelde taakomschrijving, het evenredigheidsbeginsel en de verschoningsgronden. Het is daarbij aan de enquêtecommissie ervoor
te waken dat zij bij de vervulling van haar taak binnen de grenzen van haar bevoegdheden blijft. De handelwijze van de enquêtecommissie staat derhalve in beginsel niet open voor toetsing door de rechter. Dit is slechts anders indien de enquêtecommissie gebruik wenst te maken van dwangmiddelen, wanneer een oordeel van de rechter wordt gevraagd in het kader van een strafrechtelijke vervolging en wanneer een kort geding-procedure is aangevangen. In dat geval zal de rechter dienen te oordelen of de commissie in redelijkheid tot haar oordeel kan komen dat de verlangde medewerking nodig is voor de vervulling van haar taak.
In de WPE is geen regeling opgenomen die ziet op samenloop tussen de parlementaire enquête en een strafrechtelijk onderzoek. Wel heeft de wetgever onderkend dat het belang van waarheidsvinding zo zwaar kan wegen dat personen verplicht worden aan de enquêtecommissie informatie over (vermeende) strafbare feiten te verstrekken. De enquêtecommissie zal slechts naar informatie hierover mogen vragen, indien dit echt nodig is voor de waarheidsvinding. Bovendien dient het verzoek om informatie in redelijke verhouding te staan tot het doel dat met de enquête wordt beoogd. In de WPE is vervolgens een waarborg opgenomen ten aanzien van de door de getuige verstrekte informatie: deze informatie mag niet in andere procedures als bewijs worden gebruikt, tenzij het gaat om een strafrechtelijk onderzoek naar meineed.
Ten aanzien van de stelling van de verdediging dat sprake is van een afgedwongen verklaring die wordt gebruikt in de onderhavige strafzaak, overweegt het hof het volgende.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat op het verhoor door de parlementaire enquêtecommissie de uit artikel 6 EVRM voortvloeiende waarborgen niet van toepassing zijn, nu deze procedure niet
strekt tot een ‘determination of a criminal charge’. In de onderhavige strafzaak is artikel 6 EVRM vanzelfsprekend wel van toepassing en dit artikel biedt onder meer bescherming tegen onder dwang afgelegde verklaringen omtrent de betrokkenheid van de verdachte bij enig strafbaar feit. De verdachte heeft als getuige bij de PECW (weliswaar ontkennend, maar dat is niet doorslaggevend) geantwoord
op twee vragen naar mogelijke omkoping. Gelet op de uit de WPE voortvloeiende verplichtingen, kan in de onderhavige strafzaak worden gesproken over een ‘afgedwongen verklaring’. Echter, deze verklaring (inhoudende – kort gezegd – dat hij nooit geld, gunsten of steekpenningen heeft aangenomen) is, noch zal in de strafrechtelijke procedure voor zover het de eerste vijf feiten betreft als bewijsmiddel gebruikt worden. Dit laatste geldt overigens (ook) voor alle andere antwoorden die de verdachte tijdens het besloten en openbare verhoor door de PECW heeft gegeven. Van schending van artikel 6 EVRM is naar het oordeel van het hof dan ook geen sprake.
Voor wat betreft hetgeen onder feit 6 ten laste is gelegd, merkt het hof op dat de bescherming van artikel 6 EVRM zich niet uitstrekt tot bescherming van een verdachte die opzettelijk in strijd met de waarheid een verklaring heeft afgelegd en daarmee een strafbaar feit heeft gepleegd
(HR 8 juli 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF5456). Genoemde verklaring dient slechts als basis voor de beoordeling van de onder zes ten laste gelegde meineed – hetgeen expliciet in artikel 32, eerste lid, WPE is toegestaan. De verklaring dient dus niet als bewijs voor het feit waarvoor wordt vervolgd, maar is (slechts) het voorwerp van de vervolging.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat geen sprake is van het gebruik in de strafzaak van de verdachte van een afgedwongen verklaring op een wijze die onverenigbaar is met het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. Het door de verdediging aangehaalde arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 19 maart 2015, 7494/11, 7493/11 en 7989/11 (Corbet e.a./France), doet aan dit oordeel niet af, nu dat arrest (in tegenstelling tot de onderhavige strafzaak) betrekking had op het gebruik in de strafrechtelijke procedure van een verklaring die de verdachte bij de parlementaire enquêtecommissie had afgelegd over ten laste gelegde feiten. Daarvan is hier geen sprake, het verweer voor zover gebaseerd op deze gronden wordt derhalve verworpen.
Verklaringsvrijheid beperkt?
De verdediging heeft gesteld dat de verdachte in de strafprocedure in zijn verklaringsvrijheid is beperkt doordat hij in dezelfde procedure wordt vervolgd voor zowel de meineed als de feiten ten aanzien waarvan hij de vermeend meinedige verklaring zou hebben afgelegd. Dit heeft tot gevolg dat de verdachte - onder meer - in een (strafmaat-)verweer tegen de eerste vijf feiten (mede gelet op de relatief hoge strafbedreiging voor meineed) niet kon terugkomen op zijn eerdere verklaring bij de PECW zonder dat hij daarvoor kon worden gestraft. Het Openbaar Ministerie heeft deze situatie veroorzaakt door de verdachte gelijktijdig te vervolgen voor meineed en heeft daarmee gehandeld met, minst genomen, grove onachtzaamheid van de rechten van de verdachte. Geen redelijk handelend officier van justitie had kunnen komen tot het laten beoordelen van verdachtes afgedwongen verklaring over steekpenningen door het college dat het ook over de steekpenningen zelf laat oordelen (pleidooi onder nummer 86).
Het hof verwerpt dit verweer. In artikel 167 Sv is aan het Openbaar Ministerie het vervolgingsmonopolie toegekend. De rechterlijke toetsing van de vervolgingsbeslissing van het Openbaar Ministerie leidt slechts in zeer uitzonderlijke gevallen tot het oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is
in de vervolging, aangezien de wetgever in artikel 167 Sv aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid heeft toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging al dan niet moet plaatsvinden. De rechter zal slechts dan tot het oordeel komen dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging wanneer de vervolging wordt ingesteld
of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen
dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn.
Dat brengt mee dat het Openbaar Ministerie in beginsel de vrijheid heeft elk feit ten laste te leggen waarvan het meent dat dit door een verdachte is begaan. De omstandigheid dat een door een verdachte ten aanzien van een feit afgelegde verklaring invloed kan hebben op de beoordeling van de overige feiten op de tenlastelegging is op zichzelf genomen niet ongebruikelijk en maakt op zichzelf niet dat daarmee tekort wordt gedaan aan de rechten van de verdachte. In het onderhavige geval is dat niet anders. Dit is het gevolg van de door de verdachte zelf gekozen proceshouding, nog daargelaten dat de (raadsman van de) verdachte naast een primair standpunt ook een subsidiair standpunt kan innemen (hetgeen hij impliciet ook heeft gedaan). Deze door de verdachte gekozen proceshouding komt niet voor rekening
van het Openbaar Ministerie. Niet geoordeeld kan dan worden dat geen redelijk handelend officier van justitie had kunnen komen tot het laten beoordelen van verdachtes afgedwongen verklaring over steekpenningen door het college dat het ook over de steekpenningen zelf laat oordelen.
Het hof merkt voorts op dat een loskoppeling van feit 6 enerzijds en de feiten 1 tot met 5 anderzijds met een behandeling op verschillende zittingen en voor verschillende rechterlijke colleges - zoals door de raadsman bepleit - de verdachte in dit opzicht niet had kunnen baten. Immers een verklaring op de eerste zitting (omkoping) kan door het Openbaar Ministerie worden gevoegd in het tweede strafproces (meineed).
Ambtshalve overweging hof - vervolgingsbeslissing
Uit de stukken komt naar voren dat het Openbaar Ministerie zich op enig moment, tijdens de behandeling in eerste aanleg, op het standpunt heeft gesteld dat de vraagstelling van de PECW niet past binnen het doel en de vraagstelling van de enquêtecommissie en dat de gekozen vraagstelling (meer in het bijzonder, naar mogelijke omkoping van de getuige) het Openbaar Ministerie in die zin ook heeft verbaasd.
Het hof merkt op dat voor zover een door de PECW gestelde vraag valt buiten het doel van het onderzoek, het met de strafbepaling beschermde belang van de waarheidsvinding niet in gevaar geweest. Daarnaast mag de PECW op grond van de Wet op de Parlementair Enquête 2008 haar bij de wet verleende bevoegdheden slechts uitoefenen voor zover dat naar het redelijk oordeel van de commissie voor de vervulling van haar taak nodig is. Vragen buiten het doel van het onderzoek, vallen buiten de taak van de commissie, en leveren geen op grond van een wettelijk voorschrift onder ede gevorderde vraag op (ex. art. 207 Sv.).
Dit alles werpt de vraag op of een redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie, uitgaande van zijn/haar veronderstelling dat de door de PECW gestelde vraag niet viel binnen het doel van het onderzoek van de PECW, heeft kunnen oordelen dat met de vervolging voor meineed enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn.
Het hof benadrukt ter beantwoording van die vraag dat bij het hof daarmee niet het handelen van de PECW op zichzelf aan de orde is, maar (slechts) het handelen van het Openbaar Ministerie ten tijde van de vervolgingsbeslissing.
Het hof acht in het kader van deze te beantwoorden vraag van belang dat de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep heeft medegedeeld dat eerst nadat de vervolgingsbeslissing ten aanzien
van meineed was genomen, het Openbaar Ministerie tijdens de regiebehandeling in eerste aanleg om een reactie werd verzocht en dat dit latere standpunt los moet worden gezien van het standpunt van het Openbaar Ministerie ten tijde van de vervolgingsbeslissing. Vervolgens benadrukt de advocaat-generaal dat, wat er verder zij van de (latere) mededeling van de Officier van Justitie tijdens bedoelde regiezitting, het Openbaar Ministerie in hoger beroep in ieder geval van oordeel is dat de vraag van de PECW valt binnen het doel van het onderzoek en dat ten tijde van de vervolgingsbeslissing terecht is besloten tot vervolging over te gaan.
Gelet op deze mededeling van de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet geoordeeld kan worden dat ten tijde van de vervolgingsbeslissing geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met de vervolging voor meineed enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. Het hof merkt daarbij overigens op dat het van oordeel is dat gelet op de doelstelling van de PECW (meer in het bijzonder, een deelonderzoek naar de integriteit van en het toezicht op het management van woningbouwverenigingen) niet kan worden gezegd dat de commissie in redelijkheid niet tot haar oordeel kon komen dat de vraag naar mogelijke steekpenningen nodig is voor de vervulling van haar taak.
Bespreking van ter terechtzitting gevoerde verweren
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De verdachte wordt verweten – zakelijk weergegeven – dat hij in de periode van 2007 tot en met 2008 privéuitgaven heeft gedaan met aan hem door Rochdale ter beschikking gestelde zakelijke creditcards en dat hij in privé gemaakte mobiele telefoonkosten ten laste van Rochdale heeft laten komen, en zich zodoende schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking, diefstal en/of oplichting. De mobiele telefoonkosten betreffen het gebruik van een mobiele telefoon door de zoon en de dochter van de verdachte en zijn voormalige echtgenote, [naam 3] . De privéuitgaven van de zakelijke creditcards zijn onderverdeeld in brandstofkosten betaald in Nederland en Spanje, hotelkosten voor verblijf in Antwerpen en overige creditcardbestedingen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de verdediging – steeds kort samengevat –
het volgende aangevoerd.
Telefoonkosten
De verdediging heeft ten aanzien van de telefoonkosten aangevoerd dat aan de verdachte door Rochdale vijf telefoons ter beschikking waren gesteld in de periode dat de eerste echtgenote van de verdachte ernstig ziek was. Rochdale was ervan op de hoogte dat drie telefoons werden gebruikt door de zoon en dochter van de verdachte, en – vanaf een later moment – door [naam 3] . Het kan niet worden bewezen dat de verdachte de telefoons opzettelijk niet heeft geretourneerd, mede omdat Rochdale de verdachte niet aan die verplichting heeft herinnerd.
Creditcarduitgaven
Ten aanzien van de creditcarduitgaven ten behoeve van brandstofkosten in Nederland heeft de verdediging betoogd dat de verdachte heeft verklaard dat hij – buiten de ritten met zijn chauffeur om – zakelijke ritten heeft gemaakt met zijn privéauto, hetgeen wordt bevestigd door de chauffeur van de verdachte, [naam 19] . Dat deze afspraken niet zijn vermeld in de agenda van Rochdale en niet volgen uit de rittenadministratie doet daar niet aan af, omdat hieruit niet volgt dat geen sprake kan zijn geweest van een zakelijke rit. Daarnaast sluiten de agenda en rittenadministratie niet altijd op elkaar aan, in welk verband er nog op wordt gewezen dat [naam 19] weliswaar primair voor de verdachte reed, maar soms ook voor andere directieleden van Rochdale. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de brandstofkosten opzettelijk ten onrechte als zakelijke kosten heeft aangemerkt.
Met betrekking tot de creditcarduitgaven ten behoeve van brandstofkosten in Spanje heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode in Spanje bevond – volgens de digitale agenda van Rochdale met uitzondering van 5 september 2007, 18 oktober 2007 en 25 januari 2008 waarin de verdachte afspraken in Nederland zou hebben gehad – op de tijdstippen dat uitgaven werden gedaan voor brandstofkosten. Ten aanzien van deze brandstofkosten kan niet worden bewezen dat deze onzakelijk waren, omdat in Spanje in 2008 het project ‘ [project 3] ’ liep en vanaf 2004 in Spanje zaken werd gedaan met de buitenlandse vennootschappen [bedrijf 10] en [bedrijf 11] Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de uitgaven voor brandstof op voornoemde drie momenten opzettelijk ten onrechte als zakelijke kosten heeft aangemerkt.
Met betrekking tot de hotelkosten die met de zakelijke creditcard zijn betaald in Antwerpen heeft
de verdediging naar voren gebracht dat uit de verklaringen van de verdachte en van [naam 20]
blijkt dat dit verblijf door Rochdale aan de verdachte is aangeboden in verband met de viering van
het vijfjarig jubileum van zijn huwelijk. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de creditcarduitgaven opzettelijk ten onrechte als zakelijke kosten heeft aangemerkt.
Ten aanzien van de overige creditcarduitgaven heeft de verdediging gesteld dat het onzakelijke karakter daarvan niet (alleen) kan worden aangetoond op basis van de omstandigheden dat de uitgaven in het weekend zijn gedaan en de daarmee samenhangende zakelijke afspraken niet zijn vermeld in de agenda van Rochdale. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de creditcarduitgaven opzettelijk ten onrechte als zakelijke kosten heeft aangemerkt.
Tot slot is door de verdediging naar voren gebracht dat ten aanzien van de hiervoor besproken belkosten en creditcarduitgaven niet de kwalificatie van diefstal, verduistering dan wel oplichting kan volgen.
Beoordeling hof
Telefoonkosten
Het hof neemt uit het vonnis van de rechtbank het navolgende over:
“Aan verdachte zijn in de loop van zijn dienstverband, maar in ieder geval vanaf 2001, door (de rechtsvoorgangers van) Rochdale verscheidene mobiele telefoons ter beschikking gesteld met nummers eindigend op (het hof begrijpt) #4653; #0501; #8100; #1691 en #8921. De telefoons stonden op naam van verdachte en de nota’s werden door Rochdale voldaan.1.
De telefoons met de nummers eindigend op #4653 en #8921 waren in gebruik bij verdachte.2.
De nummers #0501 en #1691 waren in gebruik bij de zoon en dochter van verdachte.3.Verdachte heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat het gebruik van deze laatstgenoemde telefoonnummers en de betaling van de daaraan verbonden kosten door Rochdale samenhing met de kritieke gezondheidstoestand van zijn in oktober 2001 overleden echtgenote en dat dit in samenspraak met en met goedvinden van Rochdale had plaatsgevonden. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij, achteraf bezien, dit gebruik door zijn kinderen eerder had moeten beëindigen, zeker een jaar na het overlijden van zijn echtgenote en dit heeft verzuimd omdat hij het vergeten was.
Het telefoonnummer eindigend op #8100 is in gebruik geweest bij verdachtes toenmalige echtgenote [naam 3] .4.Verdachte heeft dit erkend, maar heeft verklaard dat het gebruik van dit telefoonnummer samenhing met haar werkzaamheden voor Suriscoop en als zodanig daarmee zakelijk gebruik betrof. Op grond van het bij Rochdale geldende en bij verdachte bekende beleid, was niet toegestaan deze uit te lenen of aan anderen ter beschikking te stellen.”5.
Het hof is van oordeel dat het gebruik van de mobiele telefoons eindigend op de nummers #0501 en #1691, door de zoon en dochter van de verdachte gedurende de in feit 1 ten laste gelegde periode van
1 januari 2007 tot en met 27 oktober 2008 dient te worden aangemerkt als privégebruik en overweegt daartoe het navolgende. Het hof acht, gelet op de verklaring van [naam 21] , aannemelijk dat met Rochdale de afspraak was gemaakt dat de dochter en zoon van de verdachte rond 2001/2002 in verband met
de kritische gezondheidstoestand van hun moeder – de eerste echtgenote van de verdachte die op
22 oktober 2001 is overleden – van deze twee telefoontoestellen gebruik mochten maken op kosten van Rochdale.6.Deze afspraak strekte zich, gelet op de context waarin deze afspraak is gemaakt en gezien de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, echter zeker niet uit over de tenlastegelegde periode van 1 januari 2007 tot en met 27 oktober 2008.
Voor die periode geldt dat de verdachte van de vijf telefoontoestellen die hem door Rochdale uit hoofde van zijn dienstbetrekking als directeur/bestuurder/voorzitter van de Raad van Bestuur voor zakelijk gebruik ter beschikking waren gesteld, er twee (nadat de ter zake van het toegestane gebruik gemaakte afspraken door tijdsverloop ruimschoots was vervallen, nog altijd) door zijn twee kinderen (wederrechtelijk, zonder toestemming van Rochdale) privé liet gebruiken. Dat een en ander uit stukken van Rochdale bleek doet hieraan niet af, aangezien dit niet een omstandigheid is die de verdachte disculpeert c.q. een omstandigheid is waaraan hij vertrouwen mocht ontlenen. Er waren immers duidelijk andere afspraken gemaakt, in welk verband wordt gewezen op de verklaring van [naam 21]7.waarnaar ook is verwezen bij pleidooi in hoger beroep8..
Het hof acht evenwel niet wettig en overtuigend bewezen dat ook ten aanzien van de door [naam 3] gebruikte telefoon sprake is van strafrechtelijk verwijtbaar handelen. De verdachte heeft in dit verband – kort samengevat – erop gewezen dat [naam 3] de telefoon gebruikte in verband met de door haar voor Rochdale verrichte werkzaamheden in het kader van projecten in Suriname en Spanje. In het dossier bevindt zich document D-560. Hieruit komt naar voren dat Rochdale [naam 3] als deelnemer uitzendt naar MIPIM 2008. Zij is blijkens dit document ingedeeld bij verschillende programmaonderdelen. Tevens is er de verklaring van de getuige [getuige 3] , hoofd interne controle Rochdale, die in zijn derde verklaring over [naam 3] verklaart: “Ik weet dat zij beschermvrouwe was van een woningbouwproject in Suriname.”9.Nu voor de verklaring van de verdachte in enigerlei mate steun is te vinden in het dossier en geen nader onderzoek hiernaar is verricht, is ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging twijfel mogelijk over de vraag of sprake is van strafrechtelijk verwijtbaar handelen. Dit zal leiden tot vrijspraak van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Creditcardbetalingen brandstof in Nederland
De creditcards eindigend op de nummers #5731 en #2083 zijn in de jaren 2007 en 2008 meermalen
in Nederland gebruikt voor het betalen van brandstof.
De verdachte maakte in Nederland gebruik van een directieauto en een directiechauffeur.10.De tankbeurten van de directieauto werden door de chauffeur betaald met de BP-tankpas van Rochdale
of voorgeschoten door de chauffeur.11.De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat indien hij voor zakelijke ritten geen gebruik kon maken van de directieauto en -chauffeur, hij
in zijn privéauto reed en de brandstofkosten declareerde.12.In de jaren 2007 en 2008 zijn door de verdachte in totaal 52 tankbeurten in Nederland betaald met de zakelijke creditcard en vervolgens door hem niet aangemerkt als privéuitgaven, zodat deze betaling ten laste kwamen (bleven) van Rochdale.13.Daarvan vonden 29 tankbeurten in het weekend plaats.14.
Het hof is van oordeel dat in ieder geval een deel van de als zakelijk gedeclareerde tankbeurten die
in het weekend plaats hebben gevonden in werkelijkheid privé-uitgaven zijn geweest en overweegt daartoe het navolgende.
Het is niet waarschijnlijk dat de zakelijk gedeclareerde tankkosten die in het weekend hebben plaatsgevonden betrekking hebben gehad op de directieauto, omdat nagenoeg alle tankbeurten van
de directieauto met de tankpas van Rochdale zijn betaald dan wel door de directiechauffeur zijn voorgeschoten.15.Hieruit leidt het hof af dat het niet anders kan dan dat de verdachte 29 tankbeurten heeft gedeclareerd gedurende ritten die hij met zijn privéauto in het weekend heeft gemaakt. De vraag die het hof vervolgens heeft te beantwoorden is of het aannemelijk is dat al deze tankbeurten samenhingen met zakelijke afspraken, zoals de verdachte heeft verklaard. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. De verdachte heeft gedurende de tenlastegelegde periode telkens in het weekend voor hoge geldbedragen getankt. Uit het dossier blijkt dat de verdachte onder meer in januari en februari 2008 vijf weken achtereenvolgend, telkens op zaterdag, steeds voor aanzienlijke bedragen heeft getankt. In de zakelijke agenda van Rochdale, waarin de secretaresse van de verdachte de zakelijke afspraken van de verdachte vastlegde, zijn op die dagen geen zakelijke afspraken genoteerd.16.Bij die stand van zaken acht het hof het hoogst onwaarschijnlijk dat de brandstof die door de verdachte met de creditcard is betaald enkel zag op zakelijk gebruik. Het hof is van oordeel dat een deel van deze transacties als privéuitgaven dient te worden aangemerkt.
Creditcardbetalingen brandstof in Spanje
De creditcards eindigend op de nummers #5731 en #2083 zijn in 2007 en 2008 ook meermalen gebruikt voor betalingen van benzinestations in Spanje. Deze transacties zijn door de verdachte
niet aangemerkt als privéuitgaven, zodat ze ten laste kwamen (bleven) van Rochdale.
Het betreft 28 tankbeurten, waarvan 13 in het weekend hebben plaatsgevonden.17.
Het hof is van oordeel dat ook een deel van deze transacties als privéuitgaven dient te worden aangemerkt. Uit de agenda van Rochdale blijkt immers dat op deze data geen afspraken stonden vermeld of zijn juist teksten vermeld als ‘vakantie’ en ‘geen afspraken’.18.Het hof gaat voorbij aan
de stelling van de verdediging dat deze transacties uitsluitend zakelijk zijn geweest omdat er lopende projecten waren in Spanje, nu het naar het oordeel van het hof volstrekt onaannemelijk is dat de verdachte op vakantie zijnde in Spanje daar zakelijke activiteiten zou hebben ontplooid van een zodanige omvang dat voornoemde tankbeurten geheel als zakelijk zouden dienen te kunnen/moeten worden gekwalificeerd.
Creditcardbetalingen hotel Antwerpen
Op 3 december 2007 is met de aan de verdachte ter beschikking gestelde creditcard eindigend op nummer #5731 een bedrag betaald van € 1.567 aan het Hilton hotel in Antwerpen.19.De verdachte heeft deze uitgave op het creditcardoverzicht aangemerkt als zakelijk.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte de aan hem ter beschikking gestelde zakelijke creditcard voor deze transactie wederrechtelijk in privé gebruikt. De secretaresse van de verdachte, mevrouw [naam 22] (die deze overnachting heeft geboekt) heeft verklaard dat dit een privé aangelegenheid was voor de verdachte en zijn familie en zij er van uit ging dat het zou worden ingehouden op het salaris van de verdachte.20.Dat deze overnachting aan de verdachte is aangeboden door de directie van Rochdale in verband met zijn vijfjarig huwelijksjubileum, zoals de verdachte heeft verklaard, acht het hof onaannemelijk nu de verdachte is getrouwd op 6 juni 2003, zodat het niet voor de hand ligt dat het vijfjarig huwelijksfeest al in december 2007 – en dus een half jaar eerder – wordt gevierd. Bovendien volgt uit de verklaring van [naam 22] dat aan de verdachte door de directie in verband met zijn vijfjarig huwelijksjubileum iets anders is aangeboden, te weten een verblijf met diner op 6 juni in Maastricht.21.De door de verdediging geciteerde verklaring van [naam 20] leidt niet tot een ander oordeel.
Overige creditcardbetalingen
De verdachte beschikte vanaf februari 2007 over twee door Rochdale aan hem ter beschikking gestelde creditcards, welke creditcards eindigende op de nummers #5731 en #2083.22.Deze creditcards werden gebruikt voor zakelijke en privéuitgaven en de verdachte gaf op de creditcardoverzichten aan
welke uitgaven al dan niet zakelijk waren. De privéuitgaven werden van het salaris van de verdachte ingehouden.23.
Deze creditcards zijn onder meer gebruikt voor diverse consumptieve uitgaven zoals etentjes en relatiegeschenken.
Naar het oordeel van het hof strekt hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de telefoonkosten van [naam 3] zich eveneens uit over een aantal van deze creditcarduitgaven waarvan kan worden aangenomen dat ze zijn gedaan door [naam 3] in Spanje op momenten dat de verdachte in Nederland verbleef. Niet valt uit te sluiten dat ze zijn gedaan ten behoeve van Rochdale. Daarnaast kan ten aanzien van andere uitgaven niet worden nagegaan – aangezien de achterliggende bonnen ontbreken – of de verklaring van de verdachte, die niet geheel onaannemelijk lijkt en waar geen nader onderzoek naar is gedaan, dat hij ook vaak vergaderde in de weekeinden en dat (veel van) de weekeinduitgaven daarop zien, juist is. Zonder die bonnen – die zich niet bevinden in de administratie van Rochdale – kan geen inzicht worden verkregen in de aard van die uitgaven. Namens de verdachte is gesteld dat
hij bonnen en facturen altijd zoveel mogelijk bij Rochdale indiende (brief Höcker aan Deloitte d.d.
29 april 2009). Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat de bonnen die hij van de verdachte kreeg achter de bankafschriften zitten.24.Nu niet valt na te gaan wie het verwijt treft dat bonnen ontbreken, en niet is gebleken dat Rochdale dienaangaande actie heeft ondernomen, zal dit niet ten nadele van de verdachte strekken. Op hem rust immers niet de bewijslast. Op grond van het vorenstaande zal het hof tot vrijspraak komen van de bestedingen/uitgaven opgenomen achter het derde gedachtestreepje.
Opzet
Door de verdediging is nog naar voren gebracht dat ten aanzien van de hiervoor besproken telefoonkosten en creditcarduitgaven (elke vorm van) opzet ontbreekt. Het hof verwerpt dit verweer, nu er bij de verdachte in dit opzicht sprake is van gedrag dat consequent en over een langere periode
in het (financieel) nadeel van Rochdale uitpakt. Dit maakt dat niet gesproken kan worden van een vergissing of een vergeten.
Juridische kwalificatie
Het hof acht bewezen dat de verdachte in privé gemaakte mobiele telefoonkosten ten laste van Rochdale heeft laten komen en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. Naar het oordeel van het hof doet hier niet aan af dat Rochdale bekend kon zijn of was met het feit dat de verdachte meerdere telefoonnummers op zijn naam had staan die in verband met de kinderen van de verdachte kunnen worden gebracht, nu de verdachte daaraan niet het gerechtvaardigde vertrouwen kon ontlenen dat het gebruik van de telefoons door de kinderen van de verdachte ook jaren later (buiten de voor een beperkte periode geldende afspraak) mocht worden voortgezet. Het had op de weg van de verdachte gelegen zich daarvan te vergewissen en zijn stilzitten kan niet worden toegerekend aan Rochdale.
Het hof acht voorts bewezen dat de verdachte privéuitgaven heeft betaald met zakelijke creditcards van Rochdale en zich zodoende schuldig heeft gemaakt aan oplichting en overweegt daartoe het volgende.
Voor de kwalificatie oplichting is vereist dat een ander door hetzij het aannemen van een valse naam of valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, wordt bewogen tot afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld. Ten aanzien van de hier genoemde oplichtingsmiddelen geldt als gemeenschappelijk kenmerk dat een verdachte door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen bij een ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken. Bij een samenweefsel van verdichtsels gaat het om geschreven of gesproken uitingen die bij de ander een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen. Het gaat daarbij niet slechts om meerdere duidelijk van elkaar te scheiden leugens, maar ook om een leugenachtige mededeling van voldoende gewicht, in combinatie met andere aan een verdachte toe te rekenen omstandigheden die tot misleiding van het beoogde slachtoffer kunnen leiden, zoals het misbruik van een tussen de verdachte en het beoogde slachtoffer bestaande vertrouwensrelatie.
Bij listige kunstgrepen gaat het in de kern om meer dan een enkele misleidende feitelijke handeling die een onjuiste voorstelling van zaken in het leven kan roepen. Daarbij verdient opmerking dat de oplichtingsmiddelen betrekking kunnen hebben op gedragingen die niet altijd scherp van elkaar te onderscheiden zijn, zodat concrete uitwerkingen van deze oplichtingsmiddelen onderling samenhang kunnen vertonen en elkaar kunnen overlappen (vgl. Hoge Raad 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2892).
Uit het dossier blijkt dat de verdachte, de positie van bestuursvoorzitter bekledend binnen Rochdale, zakelijke creditcards heeft gebruikt voor privéuitgaven, terwijl hij het privékarakter van deze uitgaven opzettelijk heeft verzwegen en deze uitgaven op de creditcardoverzichten juist heeft aangemerkt als zakelijke uitgaven. De creditcards waren door Rochdale aan de verdachte ter beschikking gesteld
voor zakelijk gebruik en mochten alleen dan voor privéuitgaven worden gebruikt als deze uitgaven (op zijn aanwijzen) werden ingehouden op het salaris van de verdachte. De afspraak was dat de verdachte maandelijks bij de interne controleur van Rochdale aangaf welke uitgaven privé of zakelijk waren, zodat de privéuitgaven van het salaris konden worden ingehouden. De stelling - kort samengevat - dat de verdachte aan het eind van het jaar nog een keer naliep of en in hoeverre privékosten ten onrechte
op de zakelijke creditcard werden geboekt en dat dit er meestal op neer kwam dat één maandsalaris van de bonus van de verdachte werd ingehouden kan de verdachte niet baten, aangezien zijn (hiervoor verworpen) verweer nu juist is dat het niet om privékosten ging.
De verdachte heeft misbruik gemaakt van de hiervoor geschetste vertrouwensrelatie door Rochdale regelmatig voor privékosten te laten opdraaien. De mededelingen van de verdachte hadden gelet op zijn functie binnen Rochdale en het overwicht dat hij daardoor had op aan hem ondergeschikte werknemers, zoals de interne controleur, een groter gewicht dan de mededelingen van een normale werknemer. Bij die stand van zaken is het hof van oordeel dat het meermalen opzettelijk liegen over het privékarakter van uitgaven – enerzijds door het privékarakter te verzwijgen en anderzijds door de uitgaven ten onrechte aan te merken als zakelijke kosten – van zodanig gewicht is dat dit kan worden gekwalificeerd als oplichting.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De verdachte wordt verweten – kort gezegd – dat hij in de periode van 8 juni 1999 tot en met
30 januari 2009 giften heeft aangenomen van zakelijke relaties van zijn werkgever Rochdale,
teneinde de begunstigers te bevoordelen, welke giften hij in strijd met de goede trouw heeft
verzwegen tegenover zijn werkgever. Het betreft giften in de vorm ontvangen geldbedragen
en auto’s van respectievelijk [naam 13] (directeur van Recycling Maatschappij [naam 14] , hierna: [naam 14] ), van [bedrijf 9] (hierna: [bedrijf 14] ) en [naam 5]
( [bedrijf 1] , hierna: [bedrijf 1] ).
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zowel ten aanzien van de geldbedragen die door [naam 13] aan de verdachte zijn verstrekt, als ten aanzien van de geldbedragen die door [naam 5] / [bedrijf 1] aan de verdachte zijn verstrekt voor zover betrekking hebbend op het appartement [adres 3] , betoogd dat het bij de ontvangen geldbedragen om leningen gaat en niet om giften. De gunstige voorwaarden die aan deze leningen zijn verbonden kunnen mogelijk wel worden aangemerkt als gift, maar die zijn niet tenlastegelegd. De verdediging heeft daarom bepleit dat de verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken. Ook hetgeen overigens ten laste is gelegd onder 2 wordt door de verdachte ontkend.
Beoordeling hof
Kennis en ervaring van de verdachte
De verdachte is bedrijfseconoom en25.heeft vervolgens zijn MBA behaald. Het hof neemt voorts uit het vonnis van de rechtbank de hiernavolgende overweging over:
“De verdachte is op 1 april 1984 gaan werken bij de Beheersstichting [naam2] .26.
Op 1 januari 1994 is hij algemeen directeur geworden bij Woningstichting [naam2] .27.Deze stichting is gefuseerd met Woningstichting Rochdale.28.Op 1 januari 2004 is verdachte voorzitter van de Raad van Bestuur van Rochdale geworden.29.Op 30 januari 2009 is hij door Rochdale ontslagen.30.
Verdachte was als bestuursvoorzitter bij Rochdale de eindverantwoordelijke ten aanzien van de beslissingen betreffende de aankoop, verkoop, herontwikkeling en verhuur van onroerend goed.31.Hij had een belangrijke stem in de aankopen.32.Bij Rochdale bestond een bestuursreglement waarin onder andere het mandaat van de bestuurder was opgenomen. De verdachte had een mandaat van 50 miljoen euro. Hij had voor beslissingen tot dat bedrag vooraf geen toestemming nodig van de Raad van Commissarissen.33.Hij is op 6 juni 2003 getrouwd met [naam 3] en heeft twee kinderen, [naam 2] en [naam 4] .34.”
Overwegingen hof ten aanzien van hetgeen onder feit 2 met betrekking tot [naam 13] / [naam 14]
ten laste is gelegd
[naam 13] was ten tijde van het ten laste gelegde directeur en enig (middellijk) aandeelhouder van [naam 14] , een aannemingsbedrijf voor sloopwerkzaamheden en handel in bouwmaterialen.35.
[naam 14] verkreeg diverse opdrachten van Woningstichting [naam2] en later van Rochdale in de periode dat de verdachte daarvan directeur respectievelijk bestuursvoorzitter was.
Op 10 september 2002 werd [naam 14] de opdracht gegund voor de sloop van het project [project 1] .36.
Op 7 oktober 2003 werd de opdracht gegund tot sloop van de flats [project 2] in Amsterdam-Bijlmer.37.Op 14 januari 2004 werd de opdracht gegund tot het verwijderen van asbest voor het project [project 2] .38.Op 23 april 2004 hebben Rochdale en [naam 14] een raamovereenkomst gesloten voor
de sloop van 2.631 woningen, deze overeenkomst is mede ondertekend door de verdachte.39.
Op basis van deze opdrachten heeft [naam 14] tussen 2003 en 2009 in totaal ruim € 15 miljoen gefactureerd, één derde van haar totale omzet van ruim € 45 miljoen.40.De (omzet)afhankelijkheid ten opzichte van Rochdale was in de jaren 2005 tot en met 2007 het hoogst; in 2005 ging het om 38%, in 2006 om 37% en in 2007 om 40,5% van de totale omzet.41.
Mercedes Benz SL500 en SL55 AMG
Op 15 januari 2003 heeft [naam 13] bij autobedrijf [bedrijf 5] te Rotterdam (autobedrijf [bedrijf 5] ) een Mercedes SL500 gekocht en op naam gesteld van [naam 14] .42.De auto is enige maanden door [naam 13] gebruikt en daarna ter beschikking gesteld aan de verdachte die er, zo heeft hij desgevraagd ter zitting verklaard, tot december 2005 tweeëneenhalf jaar in heeft gereden. De verdachte gebruikte de auto vooral tijdens de weekenden, gedurende de week had hij de beschikking over een auto met chauffeur van zijn werkgever.
In december 2005 zijn de verdachte en [naam 3] naar [bedrijf 5] gegaan en hebben daar een Mercedes Benz SL 55 AMG gekocht. Deze auto stond nog op een Zwitsers kenteken en moest nog ingevoerd worden, hetgeen uiteindelijk door [bedrijf 5] is gedaan.43.Ter zake van de levering is een factuur verstuurd naar [naam 3] . De verkoopprijs bedroeg € 124.750. Op dit bedrag werd € 58.500 in mindering gebracht, zijnde de inruilwaarde van de hiervóór genoemde Mercedes SL500. Het restant ad € 66.250 werd door de verdachte voldaan.44.
De directeur van het [bedrijf 5] heeft verklaard dat de inruilwaarde ad € 58.500 nimmer aan [naam 13] of [naam 14] is uitbetaald, maar is aangewend als vermindering op de aankoop van de Mercedes SL 55. Hij zag het als een cadeautje van [naam 13] aan de verdachte. [naam 13] heeft verklaard dat hij er
in eerste instantie van uit ging dat de verdachte de auto van hem zou kopen. Deze aankoop heeft nooit plaatsgevonden en uiteindelijk heeft [naam 13] er maar in berust, hetgeen hij omschrijft als een ‘vriendendienst’.45.[naam 23] , financieel directeur van [naam 14] , heeft verklaard dat hij en [naam 13]
de verdachte hebben aangesproken op het gebruik van de Mercedes SL500 als inruil en dat de verdachte daarop heeft geantwoord dat hij zou komen afrekenen.46.
Het hof is van oordeel dat het door [naam 13] aan de verdachte ter beschikking stellen van de Mercedes SL500 gedurende tweeëneenhalf jaar, en het vervolgens doen aanwenden van deze auto als inruil voor een door de verdachte gekochte auto, een gift is als bedoeld in artikel 328ter van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De verdachte heeft deze gift niet gemeld bij zijn werkgever.47.
Gedurende het gebruik door de verdachte zijn, afgezien van enkele onderhoudsbeurten, de kosten van deze auto gedragen door [naam 13] . Het betreft onder meer de verschuldigde motorrijtuigbelasting, de verzekering en diverse bekeuringen (voor overtredingen door de verdachte begaan).48.De verdachte heeft voor dit gebruik geen vergoeding betaald. Vervolgens is de auto door [naam 3] afgeleverd bij [bedrijf 5] en daarbij gebruikt als inruilauto (waarbij aan de auto een waarde van € 58.500 is toegekend) bij de aankoop door de verdachte van de Mercedes SL 55. Zodoende heeft de verdachte over deze Mercedes SL500 beschikt als ware de auto zijn eigendom en [naam 13] heeft daarin toegestemd of minst genomen berust.
Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij steeds is uitgegaan van een aankoopwaarde van zijn Mercedes SL 55 van ongeveer € 70.000 en dat hij geen weet had van de inruil en daarmee de vermindering van de koopsom met € 58.500. Dat zoals de verdachte verklaarde op de auto in de showroom geen prijs was vermeld en de verkoper van de auto, zonder met de verdachte over inruil te hebben gesproken een verkoopprijs van € 66.250 (€ 124.750 verkoopprijs -/- inruil € 58.500) zou hebben genoemd acht het hof volstrekt ongeloofwaardig.
Deze verklaring is bovendien in strijd met hetgeen [naam 13] en [naam 23] hierover hebben verklaard, namelijk dat de verdachte op de hoogte was van de financiële bijdrage van [naam 13] .
Mercedes Benz 350 SLK
Op 23 juni 2006 heeft de dochter van verdachte, [naam 4] , bij [bedrijf 5] een Mercedes Benz 350 SLK gekentekend [kenteken 4] meegekregen tegen inlevering en achterlating van een Mini Cooper.49.[bedrijf 5] heeft vervolgens vanaf 26 juni 2006 tot en met 13 november 2006 bij [naam 14]
€ 2.380 per maand in rekening gebracht voor de huur van deze auto en [naam 14] heeft die huur telkens betaald.50.
Op 25 april 2007 heeft [naam 13] zijn Mercedes Benz CLK 200 zonder kenteken ingeruild bij [bedrijf 5] voor een bedrag van € 44.000. Dit bedrag is in overleg met [naam 13] door [bedrijf 5] in mindering gebracht op de aanschafprijs van de Mercedes Benz 350 SLK gekentekend [kenteken 4] .51.
Op 6 juni 2007 heeft [naam 14] via een spoedoverboeking € 92.644 betaald aan [bedrijf 5] . Op
het rekeningafschrift is vermeld: “10.000 overboeken naar [naam 13] uit Vinkeveen debnr 190867”.52.Hiermee wordt aangegeven dat er € 10.000 euro is afgeboekt of afgeboekt moet worden op de vordering op debiteur [naam 13] .53.[bedrijf 5] heeft daaronder geschreven: “10.000,00 moet zijn 300495 [naam 24] ”. [bedrijf 5] heeft verklaard dat hij daarmee bedoelde dat dit bedrag aanvankelijk op debiteur [naam 13] is afgeboekt en vervolgens is gecorrigeerd naar debiteur [verdachte 1] en dat zo de vordering op de verdachte in verband met de aanschaf van de Mercedes Benz 350 SLK, gekentekend
[kenteken 4] met € 10.000,00 is verlaagd.54.
Het hof is van oordeel dat het door [naam 13] aan de dochter van de verdachte ter beschikking stellen van de Mercedes Benz 350 SLK gedurende een aantal maanden, waarvan de huur in rekening is gebracht bij [naam 14] , en het voldoen door [naam 13] van de aanschafprijs van de auto (door inbreng van een inruilauto en betaling van het restbedrag), giften zijn als bedoeld in artikel 328ter Sr. De verdachte heeft deze giften niet gemeld bij zijn werkgever.
Het hof gaat voorbij aan de verklaringen van de verdachte dat hij de aankoopkosten van de auto deels heeft gedragen door aan zijn dochter een deel van het haar toekomende kindsdeel uit de erfenis van haar moeder uit te betalen en dat hij geen weet had van de bijdrage van [naam 13] van € 54.000 omdat
er een gelijkwaardige auto – de Mini Cooper, die volgens de verdachte een waarde van ongeveer
€ 35.000 vertegenwoordigde – voor de Mercedes was ingeruild.
De stelling van de verdachte dat een deel van de aankoopprijs is betaald uit het kindsdeel van
zijn dochter van de erfenis van haar moeder mist feitelijke grondslag. Immers, de kosten – met uitzondering van de inruil van de Mini Cooper – zijn gedragen door [naam 13] , al dan niet door tussenkomst van [naam 14] . De Mini Cooper die zijn dochter bij [bedrijf 5] heeft achtergelaten betrof een auto van ruim drie jaar oud55., met een kilometerstand van 81.000, en verkeerde in een slechte staat56.. De auto die zijn dochter ter beschikking heeft gekregen is een Mercedes Benz 350 SLK van nog
geen halfjaar oud57.en met een kilometerstand van 1.509. Deze verschillen moeten de verdachte zijn opgevallen. Tegen dit licht acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij er steeds van is uitgegaan dat de Mercedes Benz 350 SLK een waarde van ongeveer € 35.000 vertegenwoordigde (vergelijkbaar met de waarde van de Mini Cooper), ongeloofwaardig. Dat geldt te meer nu de verdachte de Mercedes vier jaar later nog wist te verkopen voor € 48.00058.. Deze verklaring van de verdachte is bovendien in strijd met hetgeen [naam 13] en [naam 23] hierover hebben verklaard, namelijk dat de verdachte op de hoogte was van de financiële bijdrage van [naam 13] .
Project de Nieuwe Meer en betalingen van [naam 13] aan de verdachte
Op 11 juni 2005 is een koopovereenkomst gesloten tussen [naam 13] en Rochdale. De koopovereenkomst werd namens Rochdale ondertekend door de verdachte. De koopovereenkomst zag op de locatie [adres 5] kadastraal bekend gemeente Amsterdam onder sectie [nummer 1] en sectie F nummer [nummer 2] , die [naam 13] op 23 september 1996 had aangekocht voor een bedrag van NLG 4.250.000 (€ 1.928.500). De onverdeelde helft van de locatie De Nieuwe Meer werd door Rochdale van [naam 13] gekocht voor € 3,95 miljoen.59.Op 11 juli 2005 werd de akte van levering ondertekend door [naam 13] en door de verdachte namens Rochdale. [naam 13] bleef vooralsnog eigenaar van de andere onverdeelde helft.60.
Kort daarna, te weten op 28 juli 2005, heeft [naam 13] € 300.000 overgemaakt naar de Spaanse rekening van [naam 3] , echtgenote van de verdachte.61.Op 1 augustus is (na inhouding van bankkosten) € 299.994 op haar rekening bijgeschreven.62.De betaling is bedoeld voor de verdachte.63.
Op 23 mei 2007 heeft de ondertekening van de akte van levering van de tweede onverdeelde helft
van de locatie De Nieuwe Meer plaatsgevonden. De akte is ondertekend door de verdachte en
[naam 25] namens [bedrijf 12] De koopprijs bedroeg € 4 miljoen.64.
Kort daarna, op 11 juni 2007, heeft [naam 13] € 200.000 overgemaakt naar de Spaanse rekening van
[verdachte 1] met omschrijving ‘lening’. Op 14 juni 2007 is € 199.915 op die rekening van de verdachte bijgeschreven.
[bedrijf 12] heeft ter financiering van de aankoop van de tweede helft van De Nieuwe Meer een hypotheek van € 4 miljoen verkregen waarbij Rochdale samen met [bedrijf 12] voor een gelijk deel onderzetter is ten behoeve van [bedrijf 12] Op 26 juni 2007 passeerde in verband hiermee
de hypotheekakte tussen [bedrijf 12] en haar hypotheeknemer.65.
Kort daarna, op 17 juli 2007, heeft [naam 13] € 25.000 naar de Spaanse rekening van [verdachte 1] overgemaakt met als omschrijving ‘lening.’66.Een dag later is € 24.999 op de rekening van
[verdachte 1] bijgeschreven.67.
Aldus heeft [naam 13] in totaal € 525.000 overgemaakt op bedoelde bankrekeningen, terwijl in dezelfde periode een aantal handelingen met betrekking tot het project De Nieuwe Meer door Rochdale zijn verricht met een aanmerkelijk financieel voordeel voor [naam 13] [naam 14] . De verdachte heeft de ontvangst van deze geldbedragen niet gemeld bij zijn werkgever hoewel hij het belang daarvan wel onderkent nu hij ter zitting, desgevraagd, heeft verklaard dat hij van een ondergeschikte een dergelijke melding wel zou hebben verwacht.
Naar het oordeel van het hof zijn deze door de verdachte ontvangen geldbedragen van [naam 13] aan te merken als gift als bedoeld in artikel 328ter Sr, en niet als leningen zoals door de verdediging is betoogd. Het hof acht daarbij het navolgende van belang.
Er zijn geen (lening)overeenkomsten opgemaakt ter zake van de betalingen. Daarover heeft de verdachte wisselend verklaard; in eerste instantie heeft hij verklaard dat in duplo ondertekende leningovereenkomsten waren opgemaakt en beschikbaar waren68.(terwijl [naam 13] van aanvang heeft verklaard dat dergelijke overeenkomsten nimmer waren opgemaakt69.). Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte vervolgens – desgevraagd - toegegeven dat er geen overeenkomsten waren opgesteld en heeft hij verklaard dat het is gebleven bij mondelinge afspraken. Het hof acht de verklaring van de verdachte dat het desondanks zou gaan om leningen, ongeloofwaardig. Bij het aangaan van leningen met een dergelijke omvang ligt het in de rede de voorwaarden zorgvuldig vast te leggen, mede teneinde bij een onverhoopt overlijden of faillissement de wederzijdse rechten en plichten tegenover derden duidelijk te kunnen maken. De verdachte moet zich daar, als afgestudeerd bedrijfseconoom met MBA-opleiding en zijn jarenlange ervaring als leidinggevende bij grote organisaties, bewust van zijn geweest. Uit het afzien van deugdelijke vastlegging leidt het hof af dat er sprake is van giften die (uit de aard der zaak) voor derden geheim moeten worden gehouden. Dat er niets werd vastgelegd omdat er sprake was van vertrouwen is, gezien de bedragen waar het om ging en de professionaliteit van de verdachte en [naam 13] (volstrekt) onaannemelijk.
Het voorgaande vindt bevestiging in het ontbreken van een duidelijke afspraak over de in rekening te brengen rente. Ook dienaangaande heeft de verdachte wisselend verklaard. Zo heeft hij eerst gesteld dat een (vaste) rente van 2,5% was afgesproken, maar vervolgens gesteld dat een rente was afgesproken van euribor plus een opslag (overigens zonder specificaties zoals de looptijd voor
de euribor-rente en de hoogte van de opslag).70.[naam 13] heeft op zijn beurt verklaard dat nimmer is afgesproken rente in rekening te brengen.71.Desgevraagd heeft de verdachte daar ook ter zitting geen helderheid over kunnen verschaffen. Dit klemt temeer nu (ook) duidelijke afspraken over de looptijd ontbreken, nimmer rente is uitbetaald en van de bijboekingen bij de hoofdsom evenmin aantekening
is gemaakt.
En hetzelfde heeft te gelden voor het ontbreken van een aflossingsschema en het ontbreken van enige vorm van het stellen van zekerheid voor leningen van een dergelijke omvang. De enkele mondelinge toezegging van de verdachte dat hij de leningen zou terugbetalen uit gelden die aan hem door zijn werkgever zouden worden betaald ten tijde van (en samenhangend met) zijn pensionering, is daartoe onvoldoende. Dit geldt temeer nu de verdachte over de bedoelde betalingen, ook desgevraagd ter terechtzitting in hoger beroep, geen afdoende toelichting heeft kunnen geven. Dat hij bij pensionering vrijelijk over een bedrag van € 1,2 miljoen zou kunnen beschikken, terwijl het bedrag (grotendeels) bedoeld is als backservice (door de verhoging van het laatst verdiende salaris) voor de bestaande pensioenregeling waarop in de regel een ‘claim’ ligt en niet zonder meer aan gepensioneerde werknemers kan worden uitgekeerd, is niet aannemelijk geworden. Bovendien kan een in de tijd steeds verschuivende pensioendatum waarvan bij de verdachte sprake was bezwaarlijk een aan de crediteuren toekomende zekerheid worden genoemd.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de ontvangen geldbedragen niet los kunnen worden
gezien van de omschreven gang van zaken rond het project De Nieuwe Meer en de rol die de verdachte daarbij heeft gehad en neemt in dat kader de volgende overweging van de rechtbank over:
“Uit het dossier volgt dat de aankoop van De Nieuwe Meer door Rochale persoonlijk door verdachte doorgezet is, ondanks louter negatieve adviezen door met name medewerkers binnen Rochdale.72.Verdachte heeft Rochdale daarbij misleid door voor te wenden dat er een “terugkoopregeling” in de akte van levering van De Nieuwe Meer was opgenomen, terwijl dit in het geheel niet het geval was. Hij kan voorts verantwoordelijk worden gehouden voor de onverplichte overname door Rochdale voor eigen rekening en risico van een bestaande verplichting tussen verdachte en [bedrijf 12] , bij de aankoop van de overgebleven onverdeelde helft van De Nieuwe Meer. Rochdale heeft zich daarbij garant gesteld voor de vrije oplevering van de helft die niet de hare was. Zij nam deze verplichting over van verdachte die aldus van deze alleen hem belastende verplichting was bevrijd.73.Verdachte heeft er ten slotte voor gezorgd dat Rochdale als onderzetter heeft gefungeerd bij een hypotheek ten behoeve van
[bedrijf 12] Hij heeft namens Rochdale de hypothecaire akte meegetekend met betrekking tot deze zogenoemde onderzetterverplichting die Rochdale op zich nam. Die verplichting hield in dat als [bedrijf 12] haar hypothecaire verplichting niet zou nakomen en dit zou leiden tot de gedwongen verkoop van de tweede helft, ook het deel van Rochdale gedwongen zou kunnen worden verkocht. Verdachte heeft dit verzwegen binnen Rochdale, waardoor deze verplichting niet in de jaarrekening van Rochdale werd opgenomen.”
Voorts acht het hof van belang dat 1) [naam 13] , in tegenstelling tot andere crediteuren, niet is overgegaan tot incassomaatregelen, hetgeen met name in de rede had geleden toen de relatie tussen [naam 13] en de verdachte in 2007 was bekoeld, 2) de verdachte niet of althans onvoldoende heeft kunnen uitleggen waar de diverse leningen nu precies voor bedoeld waren, en 3) de gestelde leningen door de verdachte niet als schulden zijn opgenomen in zijn belastingaangiften terwijl dat fiscaal in zijn voordeel zou hebben gewerkt omdat daarmee het in box III te belasten vermogen zou worden verminderd en daarmee ook de hoogte van zijn belastingaanslagen – mede gelet op het regelmatig overleg van de verdachte met zijn belastingadviseurs en deze adviseurs hem duidelijk hebben gewezen op zijn verplichting om van al zijn bezittingen en schulden melding te maken.
Ten slotte acht het hof van belang, de (chronologische) samenhang tussen enerzijds de transacties tussen [naam 13] en Rochdale (in eerste instantie de sloopopdrachten, en later het project De Nieuwe Meer) en enerzijds de betalingen van [naam 13] aan de verdachte alsmede het verstrekken van (gebruiksrechten van) auto’s. Uit deze samenhang, mede gelet op het hiervóór overwogene, leidt het hof af dat de steekpenningen in (directe) relatie staan tot (de inspanningen van de verdachte aangaande) hetgeen waartoe Rochdale zich jegens [naam 13] heeft verplicht.
Gelet op het voorgaande, ook in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van leningen als basis van de aan de verdachte uitbetaalde geldbedragen. Het hof komt dan ook tot het oordeel dat de verdachte deze geldbedragen heeft ontvangen zonder terugbetalingsverplichting en dat deze geldbedragen derhalve aangemerkt moeten worden als gift als bedoeld in artikel 328ter Sr.
Overwegingen hof ten aanzien van hetgeen onder feit 2 met betrekking tot [bedrijf 14]
ten laste is gelegd
Ontvangen geldbedrag
Op 10 oktober 2003 heeft [naam 3] op naam van [naam 3] S.L. een factuur gestuurd naar
[bedrijf 9] ( [bedrijf 14] ) voor verrichte consultancy werkzaamheden in Spanje gedurende de periode van januari 2003 tot september 2003. De factuur vermeldt een totaal factuurbedrag van € 188.355, inclusief I.V.A. (BTW).74.Op 4 december 2003 heeft [bedrijf 14] € 188.355 overgemaakt met als omschrijving [naam 3] S.L. QQ 001175.naar bankrekening-nummer [rekeningnummer] . Dit betreft een bankrekening van [naam 3] en/of [verdachte 1] .
Op 5 december 2003 heeft de verdachte namens Rochdale de overeenkomst tussen Rochdale en [bedrijf 14] betreffende de koop van “Bruggebouw – Zuid” getekend.76.
Het hof is van oordeel dat dit ontvangen geldbedrag een gift betreft als bedoeld in artikel 328ter Sr
en overweegt daartoe het volgende.
De factuur die [naam 3] heeft verstuurd aan [bedrijf 14] was in eerste instantie in de betaalbatch (een serie betaalopdrachten die automatisch door de computer wordt verstuurd) terechtgekomen voor uitbetaling op 6 december 2003, maar is handmatig uit de betaalbatch gehaald om op 4 december 2003 middels een spoedbetaling te worden voldaan door [bedrijf 14] ten name van [naam 3] S.L, derhalve één dag voor het tekenen van het koopcontract.77.De directievoorzitter en hoogste functionaris binnen [bedrijf 14] , [naam 26] , heeft verklaard dat hij niet bekend is met de factuur, dat [naam 3] geen werkzaamheden voor hem heeft verricht en dat er dus ook geen reële tegenprestatie bestond tegenover de factuur. Voorts heeft hij verklaard dat de naam [naam 3] hem helemaal niets zegt, hij kent haar alleen als mevrouw [naam 4] . Hij heeft haar eens ontmoet op een soort gala en hij heeft haar in totaal ongeveer drie
keer gezien. Het hof gaat voorbij aan de verklaring van [naam 3] dat zij op verzoek [naam 26] werkzaamheden heeft verricht, in welk verband het hof van belang acht 1) dat [naam 3] deze verklaring op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd met concrete informatie over investeerders en de door haar verrichte werkzaamheden, 2) [naam 27] - werkzaam bij [bedrijf 14] - weliswaar de factuur goedkeurt maar verklaart dat hij niet weet waarom de factuur ter goedkeuring naar hem is gestuurd en dat de factuur hem niets zegt, en 3) overigens niemand van [bedrijf 14] heeft kunnen toelichten waarop de factuur van
[naam 3] S.L. betrekking heeft.78.Bij dit alles komt dat [naam 3] heeft verklaard dat ze van
[naam 26] telefonisch had gehoord dat ze kon gaan factureren en wat ze kon facturen, ze vond het een mooi bedrag en zij heeft er verder geen vragen over gesteld. Niet alleen komt de verklaring van [naam 3] weinig professioneel over, maar de verklaring wordt in het licht van hetgeen overigens is gebleken ongeloofwaardig geacht.
Gelet op de chronologische samenhang tussen het betalen van de factuur en het ondertekenen van
de overeenkomst, het vervroegen van de betalingsopdracht naar één dag voor het sluiten van de koopovereenkomst en het ontbreken van een zakelijke grondslag voor [bedrijf 14] voor de betaling van
de factuur, is het hof van oordeel dat het geldbedrag dat door [bedrijf 14] is uitbetaald vanwege de door
de verdachte verrichte activiteiten gericht op het sluiten van de koopovereenkomst met betrekking tot Bruggebouw-Zuid. In dit verband acht het hof van belang dat [naam 26] verklaart dat [naam 27] bij
de vastgoedtransactie betrokken is geweest vanwege zijn relatie met de verdachte, ook verklaart hij: “ [naam 27] , kan ik me herinneren, die hebben we er speciaal opgezet, erbij gezet omdat vanuit
de sociale kant, vanuit het socialiseren, dus dat eh hij die zaak aan hem zou gunnen.”79.De verdachte heeft deze gift niet gemeld bij zijn werkgever.
Overwegingen hof ten aanzien van hetgeen onder feit 2 met betrekking tot [naam 5] / [bedrijf 1]
ten laste is gelegd
Het hof neemt uit het vonnis van de rechtbank de hiernavolgende overweging over:
“ [naam 5] was directeur van [bedrijf 1] Deze rechtspersoon is opgericht op
30 december 1977. Onder deze holding hing [bedrijf 2] . Deze vennootschap is opgericht op 15 februari 2000. De handelsnaam is [bedrijf 1] . In de [bedrijf 2] vonden de activiteiten plaats, maar verdachte gebruikte altijd de naam [bedrijf 1] .80.[naam 5] richtte zich met [bedrijf 1] op het beleggen in vastgoed en was haar enig directeur en leidinggevende.
In 1995 of 1996 heeft verdachte [medeverdachte] , projectverwerver bij [bedrijf 13] , benaderd met de vraag of hij een vertrouwde relatie kende voor het kopen van complete pakketten huurwoningen, omdat verdachte geen losse huurwoningen, maar een compleet flatgebouw met huurwoningen wilde verkopen. De aankoop voor een compleet flatgebouw liep hierdoor op tot investeringen tussen de 20 en 25 miljoen gulden. [medeverdachte] heeft vervolgens verdachte en [naam 5] bij elkaar gebracht voor die ver- en aankoop van dergelijke pakketten huurwoningen.81.
In 1997 heeft [bedrijf 1] haar eerste transactie in dat kader met Rochdale gesloten. Het betrof de aankoop van het pakket Sloten. Nadien heeft Rochdale verschillende onroerendgoedpakketten verkocht aan [bedrijf 1] . In totaal was hier een bedrag van € 117.826.210 mee gemoeid. De laatste twee pakketten huurwoningen (Geldershoofd en Hogevecht) zijn op respectievelijk
30 november 2006 en 28 december 2007 verkocht waarbij het ging om onderscheidenlijk bedragen van € 22.590.000 en € 22.905.737.82.”
Volkswagen Beetle
Op 8 juni 1999 heeft [naam 5] een Volkswagen Beetle, gekentekend [kenteken 1] , gekocht en op zijn naam gezet.83.Deze auto vertegenwoordigde in het jaar 1999 een nieuwprijs van € 22.689.84.
[naam 5] heeft deze auto vervolgens ter beschikking gesteld aan de zoon van de verdachte,
[naam 2] .85.Op 11 november 2000 is deze auto ingeruild voor een Audi TT.86.
Het hof is van oordeel dat het door [naam 5] aan de zoon van de verdachte ter beschikking stellen van de Volkswagen Beetle gedurende een aantal maanden, en het vervolgens inruilen van deze auto tegen een andere auto, een gift aan de verdachte is als bedoeld in artikel 328ter Sr en overweegt daartoe het volgende.
[naam 5] heeft verklaard dat de verdachte een Volkswagen Beetle voor zijn zoon wilde aanschaffen en dat de verdachte hem om een bijdrage voor deze auto heeft gevraagd en dat hij, [naam 5] , daarmee heeft ingestemd en vervolgens de auto volledig heeft betaald.87.In een bij [naam 5] aangetroffen geschrift daterend van mei 2006 is een overzicht van bedragen opgenomen die [naam 5] aan de verdachte heeft betaald en daarbij heeft hij opmerkingen geplaatst. In dat overzicht wordt ook melding gemaakt van de Volkswagen Beetle. Daarbij heeft [naam 5] de opmerking geplaatst: “geleend en zonder toestemming ingeruild voor Boxer. Hoofdsom en rentederving: € 25.000. Misleiding/streek”.88.
De verdachte heeft verklaard dat zijn zoon in de Volkswagen Beetle heeft gereden, hetgeen ook wordt bevestigd door de vriendin van de zoon.89.Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat de auto eigendom was van [naam 5] , dat zijn zoon daar in mocht rijden omdat hij een moeilijk jaar achter de rug had90.en dat hij er verder niet bij stil heeft gestaan dat zijn zoon in een auto van [naam 5] reed.91.Desgevraagd heeft de verdachte verklaard dat [naam 5] zijn zoon oppervlakkig kende.
Het hof acht de verklaring van de verdachte dat zijn zoon een auto van [naam 5] in bruikleen heeft gekregen omdat zijn zoon een moeilijk jaar achter de rug had, ongeloofwaardig. De verdachte heeft immers verklaard dat zijn zoon en [naam 5] elkaar slechts oppervlakkig kenden, zodat het niet aannemelijk is dat [naam 5] aan hem een dergelijke dienst bewijst. Deze verklaring wijkt daarnaast af van de verklaring van [naam 5] die op zijn beurt steun vindt in de aantekening die [naam 5] heeft gemaakt in het bij hem aangetroffen geschrift. Dat geschrift is opgesteld voordat de verdenking tegen
de verdachte is aangevangen, zodat het hof geen reden ziet te twijfelen aan de betrouwbaarheid daarvan. De verdachte heeft deze gift niet gemeld bij zijn werkgever.
Betaling zwembad
Bij de woning van de verdachte op het adres Golfpark te Lelystad is in 2000 een zwembad en overkapping gebouwd door aannemersbedrijf [naam 6] .92.Uit het debiteurenboek van [naam 6] , waarin de betalingen vanaf 1999 zijn bijgehouden, blijkt dat [naam 6] inzake de bouw van het zwembad in totaal f 562.936 aan betalingen heeft ontvangen.93.De betalingen zijn allemaal per bank ontvangen.94.De verdachte heeft in totaal f 427.936 aan [naam 6] betaald.95.
Op 17 juli 2000 heeft [bedrijf 3] (de rechtsvoorganger van [bedrijf 1] ) f 135.000,00 overgemaakt aan aannemersbedrijf [naam 6] met als omschrijving “ [naam 6] ”.96.In het debiteurenboek van [naam 6] is een ontvangen betaling genoteerd van f 135.000, ontvangen op 18 juli 2000.97.
Naar het oordeel van het hof betreft het door [naam 5] / [bedrijf 3] aan [naam 6] overgemaakte geldbedrag ten behoeve van het zwembad van de verdachte een gift als bedoeld in artikel 328ter Sr en overweegt daartoe als volgt.
[naam 5] heeft verklaard dat hij op verzoek van de verdachte een bijdrage heeft geleverd voor de bouw van het zwembad bij diens woning aan [adres 2] .98.
De verdachte heeft verklaard dat hij de bouw van het zwembad volledig heeft gefinancierd met de tweede hypotheek op zijn huis en dat [naam 5] geen bijdrage heeft geleverd aan de kosten van de bouw van het zwembad.99.Het hof hecht geen geloof aan deze verklaring. Uit het dossier blijkt immers dat de verdachte slechts f 427.936 heeft betaald van de totale som van f 562.936, waardoor een bedrag van
f 134.999 overbleef, en dat door het bedrijf van [naam 5] een bedrag van f 135.000 is overgemaakt, hetgeen correspondeert met de in het debiteurenboek opgenomen factuur. Het hof is van oordeel dat hieruit blijkt dat het resterende bedrag door [naam 5] is betaald en dat dit, gezien de verklaring van [naam 5] , op verzoek van de verdachte is gebeurd. De verdachte heeft deze gift niet gemeld bij zijn werkgever.
Betalingen [adres 3]
Het hof neemt uit het vonnis van de rechtbank de hiernavolgende overweging over:
“Op 26 september 2001 heeft verdachte twee appartementsrechten, met de nummers 13 en 14, gekocht in het te stichten appartementsgebouw genaamd [naam 7] te Lelystad. De beide appartementen hebben nadien als adres gekregen: [adres 3] . De beide appartementen zijn vóór aanvang van de bouw samengevoegd tot één dubbelappartement.100.
Op 31 juli 2002 heeft [bedrijf 2] een betaling van € 172.796,00 verricht aan [naam 15] notarissen met als omschrijving 290 401 en 290 501 [naam 7] .101.
Op 4 maart 2003 heeft [bedrijf 2] € 182.011,25 betaald aan [naam 8] Bouwplanontwikkeling t.b.v. termijn 4 en 5 app. [naam 7] , bouwnr. 13/14.102.
Op 2 april 2003 heeft [bedrijf 1] een betaling van € 100.000,00 gedaan aan [naam 9] Incasso en advies BV t.b.v. appartement [naam 7] , bouwnr. 13/14.103.
Op 23 mei 2003 heeft [bedrijf 1] een betaling verricht van € 64.099,75 aan [naam 9] Incasso en Advies BV t.b.v. meerwerk appartement [naam 7] , bouwnr. 13/14.104.
Op 28 mei 2003 heeft [bedrijf 2] € 50.000,00 overgemaakt aan [naam 10] Interieurontwerp & Realisatie met als omschrijving deelbet. Fact. 20313 order 0020010523 interieur [naam 11]105.en € 46.173,00 aan [naam 16] Keukens BV met als omschrijving fact. 407084 Keuken [naam 11] .106.
Op 28 mei 2004 heeft [bedrijf 1] ten behoeve van het (inmiddels) dubbelappartement [adres 3] (het zogeheten appartementsgebouw [naam 7] , bouwnummers 13 en 14) een betaling van € 25.000,00 gedaan aan [naam 10] Interieurontwerp en Realisatie met als omschrijving aanbetaling meubels.107.
Op 10 juni 2004 heeft [naam 5] € 140.030,52 aan de Stichting Derdengelden overgemaakt met als omschrijving ‘spoedopdracht [naam 10] ’.108.Op 11 juni 2004 heeft deze stichting € 130.030,52 en op 2 juli 2004 € 5.103,38 overgemaakt aan [naam 10] Interieurontwerp & Realisatie met als omschrijving ‘ontvangen van dhr. [naam 5] ’.109.”
Het hof is van oordeel dat deze door [naam 5] overgemaakte geldbedragen ten behoeve van [adres 3] giften zijn als bedoeld in artikel 328ter Sr en overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte het dubbelappartement [adres 3] in eerste instantie voor zijn dochter wilde kopen en dat hij daarna voornemens was zelf daarin te gaan wonen. In een faxbericht van 24 augustus 2004 heeft de verdachte aan zijn belastingadviseur [naam 28] en [naam 29] geschreven dat de nieuwe hypotheek die hij heeft afgesloten bestemd is voor een flat die hij aan [adres 6] (het hof begrijpt: dubbelappartement [adres 3] ) heeft gekocht voor zijn dochter.110.Op het adres [adres 3] stond, volgens BVR, in de periode van 9 februari 2004 tot het moment van het raadplegen van BVR ten behoeve van het onderzoek op 10 april 2009, mw. [naam 4] , zijnde de dochter van de verdachte, ingeschreven.111.In een e-mail van 31 augustus 2006 van [naam 28] en [naam 29] aan de verdachte is onder meer het volgende opgenomen: “In uw geval is [adres 6] opgeleverd in april 2003. Op 6 juni 2003 bent u getrouwd. Tevens vertelde u mij dat uw vrouw niet in
[adres 6] wilde wonen. Toen u [adres 6] kocht had u plannen er te gaan wonen.”112.Het hof leidt hieruit
af dat de verdachte met zijn belastingadviseur heeft gesproken over het voornemen zijn intrek in het dubbelappartement te nemen. Het voorgaande vindt bevestiging in de verklaring van [naam 5] , voor zover deze inhoudt dat de verdachte hem heeft gevraagd een bijdrage te leveren aan het flatje van zijn dochter, dat gaandeweg bleek te gaan om de bouw van een groot dubbelappartement, dat de verdachte hem bleef benaderen om betalingen te doen en dat de verdachte in het dubbelappartement wilde gaan wonen, maar daar uiteindelijk van heeft afgezien omdat zijn vrouw daar niet wilde wonen.113.
Gelet op het hiervoor overwogene acht het hof de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij het dubbelappartement [adres 3] samen met [naam 5] als belegging heeft aangekocht en dat beiden eigenaar zijn van het appartement, ongeloofwaardig. Daarbij neemt het hof tevens in aanmerking dat de verdachte in het kadaster als enige eigenaar van het appartement wordt genoemd114.en dat de verdachte dit appartement wel in zijn aangiften inkomstenbelasting heeft opgenomen maar daarbij geen melding heeft gemaakt van het feit dat [naam 5] mede-eigenaar is.115.
In totaal is door [naam 5] € 780.110 betaald voor de koop en inrichting van het dubbelappartement [adres 3] van de verdachte. [naam 5] heeft hierover verklaard dat het leningen betreffen. Dit volgt ook uit het bij [naam 5] aangetroffen geschrift dat is opgesteld in mei 2006, waarin [naam 5] ten aanzien van [adres 3] het volgende heeft genoteerd: “Leningen tbv dubbel penthouse Lelystad, [adres 3] . Hoofdsom en rentederving € 800.000”116.en “Verstrekte leningen dubbel penthouse [adres 3] misleidend: zou voor appartementje voor dochter zijn. Later bleek, bij verstrekking 2e gedeelte van de lening (opheffing loonbeslag door onze medewerking!) het te gaan om luxe dubbel penthouse!!”117.
Het hof is van oordeel dat de betalingen die [naam 5] heeft gedaan ten behoeve van [adres 3] , ondanks dat hij deze als lening heeft bestempeld, als gift in de zin van artikel 328ter Sr kunnen worden aangemerkt.
Aan het begrip ‘gift’ als bedoeld in artikel 328ter Sr wordt een andere uitleg aan gegeven dan in het normaal spraakgebruik gangbaar is. Voor de invulling daarvan hoeft namelijk geen aansluiting te worden gezocht bij hetgeen in het burgerlijke recht een schenking wordt genoemd. Voor een nadere omschrijving van dit begrip verwijst het hof naar de overweging van de rechtbank dienaangaande:
“Het doen van een gift (in het kader van omkoping) heeft een andere betekenis dan die van enkel uit vrijgevigheid schenken. Het omvat elk overdragen aan een ander van iets dat voor die ander waarde heeft (HR 25 april 1916, NJ 1916, p. 551). Het begrip is daarmee niet beperkt tot materieel voordeel of stoffelijke zaken. De Commissie niet-ambtelijke corruptie (Commissie Mulder), die de strafbaarstelling van anderen dan Nederlandse ambtenaren heeft onderzocht en wier wetsvoorstel is overgenomen, schrijft in haar verslag: “De omkoping kan in één en dezelfde relatie zeer aanzienlijke vormen aannemen en zich over jaren uitstrekken. (…). Dure reizen en prestaties als het in bruikleen geven van een auto, het schenken van een hijskraan voor een plezierjacht en het verbouwen van een woning zijn andere vormen waarin steekpenningen zijn voorgekomen.” (Handelingen II 1966/67, 8437 nr. 4, pagina 10, rechterkolom – Bijlage bij de Memorie van Toelichting). Hieruit volgt dat de wetgever destijds bij het strafbaar stellen van niet-ambtelijke omkoping bij het bestanddeel het doen van een gift ook, en anders dan betoogd, het leveren van een immaterieel voordeel en verlenen van gunsten/diensten voor ogen heeft gestaan.
(…) Met ingang van 1 april 2010 is het aannemen of vragen respectievelijk het verlenen van een dienst aan de wettekst toegevoegd. Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat uit de Memorie van Toelichting niet kan worden afgeleid dat de wetgever het verlenen van een dienst alsnog of aanvullend en anders dan voorheen strafbaar heeft willen strafbaar stellen. De wettekst is aangepast om misverstanden te voorkomen aangezien niet absoluut en altijd duidelijk vaststond dat het aanbieden dan wel het aannemen van een dienst, zoals het voor een vriendenprijs ter beschikking stellen van een vakantiebungalow en het gebruik van een appartement zonder daarvoor huur te betalen, ook onder het begrip het doen of aannemen van een gift vallen vielen en strafbare omkoping kunnen konden opleveren. Bezien in het licht van het voorgaande was die toevoeging dus niet noodzakelijk en niet iets nieuws.”
De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat hij voor het gehele bedrag van de kosten die zouden worden gemaakt voor het dubbelappartement geen lening bij de bank zou kunnen afsluiten. Zelfs indien hij bij een bank een lening daarvoor zou kunnen krijgen, zou hij deze niet kunnen afsluiten tegen dezelfde condities. Met [naam 5] zijn immers geen afspraken gemaakt over de looptijd, het rentepercentage, de (hoogte van de) aflossingstermijnen en er is geen zekerheid gesteld. Naar het oordeel van het hof kan het bevoordelen van een ander door deze te helpen met de financiering van een woning omdat deze persoon daarvoor – onder zodanige condities – geen lening bij de bank kan afsluiten, worden aangemerkt als een gift in de zin van artikel 328ter Sr. De verdachte heeft deze giften niet gemeld bij zijn werkgever.
Afbetaling lening [naam 1]
Het hof neemt uit het vonnis van de rechtbank de hiernavolgende overweging over:
“Op 28 december 2007 is door [bedrijf 2] € 300.000,00 overgemaakt aan [naam 12] Notarissen ter afbetaling van de lening van [naam 1] aan verdachte.118.
[naam 5] heeft hierover verklaard dat hij dat bedrag op verzoek van verdachte heeft betaald en dat het weer ‘hetzelfde huilverhaal’ van verdachte was. Hij stond voor het blok en moest met spoed € 300.000,00 terugbetalen aan [naam 1] . Verdachte kon dat bedrag op dat moment niet zelf betalen en daarom heeft [naam 5] betaald. Verdachte vroeg aan [naam 5] om het bedrag te betalen aan de notaris en die zou het verder afwikkelen. [naam 5] heeft verder verklaard dat hij de betaling heeft gedaan omdat hij zich niet kon veroorloven het desbetreffende bedrag niet te betalen. Hij zat in zijn woorden in verband met een aantal projecten “vast aan Rochdale”, kosten liepen uit de hand en de rekening-courantverhouding met Rochdale liep scheef. Rochdale was op dat moment feitelijk in de positie om zijn faillissement aan te vragen. Om tijd te kopen om alles
af te wikkelen tussen [bedrijf 1] en Rochdale heeft [naam 5] erin toegestemd om het bedrag van
€ 300.000,00 te betalen, aldus zijn verklaring.119.”
Naar het oordeel van het hof strekt hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de betalingen ten behoeve van [adres 3] zich eveneens uit over de afbetaling van de lening van [naam 1] door
[naam 5] . Uit de verklaring van [naam 5] volgt immers dat de verdachte op dat moment geen geld
had zelf de lening terug te betalen, zodat [naam 5] de verdachte heeft bevoordeeld door een financieringsmogelijkheid voor hem te creëren. Het hof is van oordeel dat ook deze bevoordeling kan worden aangemerkt als een gift in de zin van artikel 328ter Sr. De verdachte heeft deze gift niet gemeld aan zijn werkgever.
Woning Spanje
Het hof neemt uit het vonnis van de rechtbank de hiernavolgende overweging over:
“Verdachte heeft in de periode van 1 april 2001 tot 30 september 2009 gebruik gemaakt van een woning van [naam 5] en/of [bedrijf 4] in Spanje en de daar aanwezige inrichting en inventaris, gelegen op het adres [adres 4] , Spanje.120.
[naam 5] heeft over het huis in Spanje onder meer verklaard dat verdachte een huis in Spanje had en een mooier en groter huis wilde. Hij kwam op een gegeven moment bij [naam 5] met het verhaal dat hij grond op het oog had in Spanje en dat hij al beschikte over tekeningen en dergelijke. Vervolgens heeft [naam 5] de betaling van de bouw van de woning volledig voor zijn rekening genomen. De enige afspraak die is gemaakt, is dat [naam 5] eigenaar zou worden van de woning. [naam 5] is uiteindelijk via [bedrijf 4] , waar hij feitelijk de leiding had, eigenaar van het huis in Spanje geworden.
Op de vraag aan [naam 5] wat hij kon vertellen over het gebruik van de woning in Spanje heeft hij onder meer geantwoord dat verdachte in het huis mocht verblijven en dat verdachte het moest onderhouden en beheren. [naam 5] huurde het huis privé van [bedrijf 4] en hij betaalde jaarlijks de huur aan [bedrijf 4] . Zolang [naam 5] de woning als privépersoon huurde, mocht verdachte er gebruik van maken. Er was geen contract afgesloten voor het gebruik. Medio 2009 is het huurcontract afgelopen met [bedrijf 4] en daarmee is het gebruik van verdachte beëindigd. Verdachte betaalde geen huur aan [naam 5] of aan [bedrijf 4] . Hij kon over de woning beschikken alsof deze van hemzelf was. Voor de buitenwereld leek het alsof de woning diens eigendom was en zo gedroegen verdachte en zijn vrouw zich ook. Ten slotte heeft [naam 5] verklaard dat hij niet wilde dat algemeen bekend werd dat verdachte in zijn woning in Spanje verbleef.121.”
Naar het oordeel van het hof kan het ter beschikking stellen van de woning in Spanje aan de verdachte door [naam 5] worden aangemerkt als gift als bedoeld in artikel 328ter Sr. Het hof overweegt daaromtrent het volgende.
Uit het dossier blijkt dat [naam 5] alle kosten van de bouw van de woning (in totaal 115.007.095 peseta)122.in Altea voor zijn rekening heeft genomen.123.De huur van de woning, die maandelijks € 2.000 bedroeg, werd eveneens voldaan door [naam 5] .124.
De verdachte heeft verklaard dat [naam 5] de woning heeft gekocht als beleggingsobject en dat de verdachte daar gebruik van mocht maken tegen betaling van de onderhoudskosten en een aantal betalingen die hij heeft gedaan voor onder andere de carport, de buitenkeuken en het terras bij het zwembad. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat wat betreft de betalingen van de verdachte voor de woning in Spanje slechts is komen vast te staan dat hij € 15.000 heeft betaald voor het terras bij het zwembad. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat hij ook andere betalingen [of investeringen] heeft gedaan. Hieruit volgt dat, gelet op de (kennelijke gebruiks-)waarde van de villa, geen sprake was van
een vergoeding voor het gebruik van de woning, maar uitsluitend van onderhoudskosten die, zo heeft [naam 5] verklaard, ook niet altijd door de verdachte werden betaald.125.In het bij [naam 5] aangetroffen geschrift dat dateert van mei 2006 heeft [naam 5] over deze woning genoteerd: “Wij betalen al jaren onderhoud villa Spanje; dit wordt als vanzelfsprekend ervaren! Nooit enige belangstelling getoond over hoe deze zaken te regelen!”126.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de terbeschikkingstelling van de woning aan de verdachte een gift betreft.
Het hof ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of de verdachte de hiervoor besproken giften heeft aangenomen terwijl hij, anders dan als ambtenaar, in dienstbetrekking werkzaam was, naar aanleiding van hetgeen hij in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, en deze giften te goeder trouw heeft verzwegen tegenover zijn werkgever. Het hof beantwoordt deze vragen net als de rechtbank bevestigend en zal de betreffende overwegingen uit het vonnis overnemen.
Anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking
Verdachte stond in een civielrechtelijke dienstbetrekking tot Rochdale en daarvoor tot haar rechtsvoorganger(s). Hoewel uit wet- en regelgeving volgt dat corporaties invulling geven aan een overheidstaak, namelijk de volkshuisvesting, kan niet worden gezegd dat verdachte daarom destijds onder (direct) toezicht en verantwoording van de overheid is aangesteld in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd om een deel van de taak van de Staat of zijn organen te verrichten, waardoor hij als ambtenaar zou kunnen worden gekwalificeerd (Vgl. Hoge Raad 7 april 2009, NJ 2009, 187). De overheid had (ten tijde van de verweten gedraging) geen inspraak in de benoeming en het ontslag van bestuurders en commissarissen van woningcorporaties. De corporaties zijn met de verzelfstandigingsoperatie midden jaren negentig financieel zelfstandig en verantwoordelijk geworden. Hierdoor kwam de overheid op grotere afstand te staan en is het toezicht verschoven van de Rijksoverheid naar de interne toezichthouder (Handelingen II 20l4/15, 33 606, nr. 8, p. 156).”
Naar aanleiding van hetgeen hij in zijn betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten
“De woorden “naar aanleiding van hetgeen hij in zijn betrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten” houden in dat niet is vereist dat van een bepaalde prestatie van degene die wordt omgekocht sprake moet zijn (HR 27 november 1990, NJ 1991, 318). Zo is bijvoorbeeld voldoende dat de omkoper giften aan de omgekochte doet om zijn zakelijke relatie met de werkgever van de omgekochte in stand te houden of te verbeteren terwijl de omgekochte daarop invloed had en dit moet hebben begrepen (HR 16 januari 1990, DD 90.197).
[bedrijf 1] deed zeker in haar beginperiode uitsluitend zaken met Rochdale. [naam 5] wist zich hierdoor afhankelijk van Rochdale omdat hij maar één leverancier had en een reëel gevaar zag dat zijn bedrijf onderuit zou gaan als de relatie tussen [bedrijf 1] en Rochdale verbroken zou worden.127.[naam 5] heeft over de meergenoemde woning verklaard dat [verdachte 1] gebruik mocht maken van deze woning in Spanje omdat zij zakenvrienden waren en hij in die tijd zijn eerste project van Rochdale had gekocht, het project Sloten, en dat hij wilde dat het zakendoen tussen [bedrijf 1] en Rochdale ( [naam2] ) gecontinueerd werd, zonder dat hij geld betaalde.128.Bovendien was
verdachte degene die door [naam 5] werd benaderd na het stagneren van de doorbetaling van de huurinkomsten door Rochdale aan [bedrijf 1] . Gelet op het mandaat van verdachte, zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden had verdachte invloed op de verkoop van onroerend goed van Rochdale.
Uit onderzoek in de financiële administratie van [bedrijf 6] ( [naam 14] ) is gebleken dat de totale omzet van [naam 13] over de jaren 2004 tot en met 2009 ruim
€ 45,5 miljoen bedroeg.129.Zij heeft in deze periode voor € 14.085.034,00 werkzaamheden gefactureerd aan Rochdale en behaalde daarmee in die periode derhalve ruim 30% van haar omzet.130.De (omzet)afhankelijkheid was in de jaren 2005 tot en met 2007 het hoogst; in 2005 ging het om 38%, in 2006 om 37% en in 2007 om 40,5%.131.[naam 13] was in de woorden van de financieel directeur van [bedrijf 15] het ontwikkelingsbureau van Rochdale, de ‘huissloper’ voor Rochdale in de Bijlmer.132.Uit het voorgaande blijkt dat sprake was van een zakelijk relatie tussen de (werkmaatschappijen van de) [naam 14] en Rochdale.
Verdachte, die sinds 1 januari 2004 voorzitter was van de Raad van Bestuur van Rochdale en verantwoordelijk voor de aan- en verkoop van onroerend goed, heeft op 23 april 2004 een raamovereenkomst tot aanneming van werk tussen Rochdale en [naam 13] getekend. Hij gunde in het kader van zijn toebedeelde takenpakket ook andere sloopbedrijven opdrachten. Zo heeft hij bepaald dat het slopen van Dennerode en Develstein door [bedrijf 16] mocht worden gedaan.133.
De geldelijke giften die verdachte heeft aangenomen kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet los gezien worden van de gang van zaken rond de Nieuwe Meer en de rol die verdachte daarin (namens Rochdale) heeft gehad. Uit het dossier volgt dat de aankoop van De Nieuwe Meer door Rochale persoonlijk door verdachte doorgezet is, ondanks louter negatieve adviezen door met name medewerkers binnen Rochdale. Verdachte heeft Rochdale daarbij misleid door voor te wenden dat er een “terugkoopregeling” in de akte van levering van De Nieuwe Meer was opgenomen, terwijl dit in het geheel niet het geval was. Hij kan voorts verantwoordelijk worden gehouden voor de onverplichte overname door Rochdale voor eigen rekening en risico van een bestaande verplichting tussen verdachte en [bedrijf 12] , bij de aankoop van de overgebleven onverdeelde helft van De Nieuwe Meer. Rochdale heeft zich daarbij garant gesteld voor de vrije oplevering van de helft die niet de hare was. Zij nam deze verplichting over van verdachte die aldus van deze alleen hem belastende verplichting was bevrijd.134.
Verdachte heeft er ten slotte voor gezorgd dat Rochdale als onderzetter heeft gefungeerd bij een hypotheek ten behoeve van [bedrijf 12] Hij heeft namens Rochdale de hypothecaire akte meegetekend met betrekking tot deze zogenoemde onderzetterverplichting die Rochdale op zich nam. Die verplichting hield in dat als [bedrijf 12] haar hypothecaire verplichting niet zou nakomen en dit zou leiden tot de gedwongen verkoop van de tweede helft, ook het deel van Rochdale gedwongen zou kunnen worden verkocht. Verdachte heeft dit verzwegen binnen Rochdale, waardoor deze verplichting niet in de jaarrekening van Rochdale werd opgenomen.”
In strijd met de goede trouw verzwijgen tegenover zijn werkgever
“Bij het bestanddeel de goede trouw geldt dat van essentieel belang is, of de ondergeschikte heeft gezwegen waar hij naar objectieve maatstaf tot spreken verplicht was geweest. Niet zijn goede trouw, maar de goede trouw is doorslaggevend. Deze strenge eis noodzaakt de ondergeschikte om, in geval van twijfel aan de toelaatbaarheid van de gift of belofte, zijn principaal te raadplegen (Kamerstukken II 1966/67, 8437, nr. 6, p. 3). Voor goede trouw gelden hier algemene, objectieve, maatstaven. Beslissend is dus of men naar objectieve maatschappelijke maatstaven (waaronder erkende handelsgebruiken) tot spreken verplicht was. Niet zijn goede trouw, maar de goede trouw is doorslaggevend, aldus de oorspronkelijke Memorie van Antwoord. Deze eis brengt mee, dat in gevallen van redelijke twijfel de ondergeschikte zijn principaal op een gepast tijdstip (en daarom tijdig) zal moeten raadplegen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, gelet op de zakelijke relatie die Rochdale had met onderscheidenlijk [bedrijf 1] / [naam 5] , [bedrijf 17] B.V/ [naam 13] en [bedrijf 9] , de omvang van de giften (de betalingen, de (waarde van de) auto’s die verdachte mocht gebruiken en het gebruik van de villa in Spanje niet had mogen verzwijgen voor zijn werkgever.
Verdachte was als voorzitter van de Raad van Bestuur verantwoording verschuldigd aan de Raad van Commissarissen.135.In het Directiestatuut Woningstichting Rochdale d.d. 13 september 2004, dat is ondertekend door J.J. [naam 20] namens de Raad van Commissarissen, en verdachte namens de Raad van Bestuur, staat in onderdeel V: “Elke vorm van belangenverstrengeling van de leden van de Raad van Bestuur met de Stichting wordt vermeden. Besluiten tot het aangaan van transacties waarbij tegenstrijdige belangen tussen de leden van de Raad van Bestuur en de Stichting spelen, die van materiële betekenis zijn voor de Stichting en/of de [des]betreffende leden van de Raad van Bestuur, behoeven de voorafgaande goedkeuring van de Raad van Commissarissen.”136.Uit de verklaringen van de leden van de Raad van Commissarissen ( [naam 20]137., [naam 33]138.en [naam 34]139.) volgt dat de Raad van Commissarissen niet op de hoogte was van de giften terwijl verdachte die wel had moeten melden.”
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De verdachte wordt beschuldigd van (gewoonte)witwassen van drie geldbedragen, twee auto’s, het zwembad behorend bij de woning aan [adres 2] en het dubbelappartement aan de [adres 3] in Lelystad. Het geldbedrag van € 300.000 waarmee de lening van [naam 1] is afbetaald en de Mercedes Benz SL500 zijn in hoger beroep niet meer aan de orde.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte van een aantal onderdelen van het onder 3 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat geen sprake is geweest van een verhullend karakter.
De verdediging heeft daarnaast aangevoerd dat het overmaken van geld naar een buitenlandse bankrekening onvoldoende is voor witwassen en dat niet kan worden bewezen dat de verdachte
zowel een geldbedrag voorhanden heeft gehad en omgezet als dat hij de auto die daarmee is gekocht, voorhanden heeft gehad.
Beoordeling hof
Het hof is op grond van hetgeen bij de bespreking van feit 2 is overwogen van oordeel dat de onder 3 ten laste gelegde geldbedragen, de auto’s, het zwembad en het dubbelappartement [adres 3] afkomstig zijn van eigen misdrijf. Voorts is het hof van oordeel dat ten aanzien van deze goederen witwasgedragingen zijn verricht zodat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Ten slotte oordeelt het hof dat gelet op de bewezenverklaarde periode en de hoeveelheid witgewassen geldbedragen, auto’s en het onroerend goed, bewezen is dat de verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Geldbedragen
[naam 13] heeft ten behoeve van de verdachte op 28 juli 2005 € 300.000 overgemaakt naar de Spaanse bankrekening op naam van [naam 3] . Deze overboeking wordt met valutadatum 1 augustus 2005 op deze rekening gecrediteerd voor (na inhouding van bankkosten, zo begrijpt het hof) een bedrag van € 299.994. Uit het bankafschrift blijkt dat daarmee het saldo van deze bankrekening toeneemt van € 8.809 tot € 308.809.140.Dit saldo (grotendeels opgebouwd uit bedoelde storting van [naam 13] ) wordt vervolgens over een periode van ongeveer vijf maanden (tot 2 februari 2006) aangewend voor het doen van een reeks van uitgaven en overboekingen. Zo wordt al op 8 augustus 2005 een groot gedeelte (zijnde een bedrag ad € 200.000) overgeboekt met vermelding ‘deposito’ (naar het hof begrijpt, een afzonderlijke depositorekening). Op 28 september 2005 volgt een betaling (naar het hof begrijpt, inclusief bankkosten) van € 30.000 naar de Spaans bankrekening van [naam 30] onder vermelding ‘overboeking [verdachte 1] ’. Voorts worden nog diverse betalingen en overboekingen gedaan onder vermelding van onder andere ‘Visa classic’, ‘contanten alberdina [naam 3] ’ en ‘Contanten [verdachte 1] ’ hetgeen duidt op persoonlijke bestedingen.141.De verdachte heeft het geldbedrag dat hij van [naam 13] heeft ontvangen aldus gebruikt om contant op te nemen dan wel daarmee diverse betalingen te doen, zodat sprake is van witwassen.
Het geldbedrag van € 200.000 dat [naam 13] op 11 juni 2007 heeft overgemaakt naar de Spaanse bankrekening op naam van de verdachte – en waarvan de verdachte op 14 juni 2007 € 199.915 heeft ontvangen – is eveneens (deels) aangewend om verscheidene betalingen te doen. Door de ontvangst neemt het saldo toe van € 658 tot € 200.573. Vervolgens worden een aantal betalingen gedaan met omschrijvingen als ‘Visa card’ en ‘overboeking a [naam 3] ’ hetgeen duidt op persoonlijke bestedingen. Het saldo bedraagt op 18 juli 2007 dan € 178.146.142.
Vervolgens wordt van [naam 13] het bedrag van € 25.000 (€ 24.999 na bankkosten) ontvangen waardoor het saldo toeneemt van € 178.146 tot € 203.145. Dit saldo wordt daarop volgend aangewend voor diverse betalingen waaronder een overboeking ad € 70.000 (plus bankkosten) naar [naam 32] in Monte Carlo – naar het hof begrijpt in verband van aankoop van juwelen. Daarnaast worden betalingen gedaan onder vermelding als ‘Visa card’, ‘cheque’ en ‘Com. Geld opname’.
Op 28 augustus 2007 wordt een bedrag van € 99.988 ontvangen ‘overboeking in opdracht [verdachte 1] ’ waarna voldoende saldo aanwezig is om op 29 augustus 2007 een bedrag van € 220.000 te betalen
aan een autodealer voor de aankoop van een Bentley die op naam van [naam 3] wordt gesteld.
Hierna resteert een saldo van € 3.445 op (valutadatum) 29 augustus 2007.143.Gelet op de (hoogte
van de) uitgaven die tussentijds hebben plaatsgevonden en het verloop van de rekening, moet
worden geconcludeerd dat de ontvangsten van [naam 13] ad € 200.000 en € 25.000 tussen 14 juni 2006
en 29 augustus 2007 (grotendeels) zijn aangewend voor privé uitgaven waaronder juwelen en een Bentley zodat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Auto’s
In december 2005 zijn, zoals onder feit 2 vermeld, de verdachte en [naam 3] naar Automobielbedrijf
[bedrijf 5] gegaan en hebben daar een Mercedes Benz SL 55 AMG met kenteken
[kenteken 3] gekocht. De verkoopprijs bedroeg € 124.750. Op dit bedrag werd € 58.500 in mindering gebracht, zijnde de inruilwaarde van de Mercedes SL500 met kenteken [kenteken 2] . Het restant ad
€ 66.250 werd door de verdachte voldaan.144.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de Mercedes SL500 met kenteken [kenteken 2] afkomstig is van eigen misdrijf. De inruilwaarde van de SL500 is in mindering is gebracht op de aankoopprijs van de SL55 AMG. Van het resterende bedrag van € 66.250, heeft de verdachte € 65.000 betaald vanaf zijn Spaanse bankrekening die gevoed was door [naam 13] , ook dit geld was afkomstig van eigen misdrijf.
Het hof is op basis van het hierboven genoemde van oordeel dat bewezen kan worden dat de auto middellijk afkomstig is uit eigen misdrijf. De verdachte heeft deze auto verworven, voorhanden gehad en gebruikt en zich aldus schuldig gemaakt aan witwassen.
Het hof neemt de hiernavolgende overweging van de rechtbank over:
“Verdachte heeft de Mercedes Benz 350 SLK, [kenteken 4] , die voor € 54.000,00 is gefinancierd door [naam 13] en daarmee voor dat gedeelte onmiddellijk afkomstig uit eigen misdrijf, op
15 oktober 2007 verkocht voor € 48.000,00. Het bedrag is overgemaakt naar een ABN Amro-rekening op naam van verdachte. Verdachte heeft deze auto verworven, voorhanden gehad, gebruikt, overgedragen en omgezet en zich aldus schuldig gemaakt aan witwassen.”
Onroerend goed
Ten aanzien van het zwembad en het dubbelappartement [adres 3] sluit het hof zich aan bij de overwegingen van de rechtbank daaromtrent:
“Verdachte heeft op het adres [adres 2] gewoond totdat hij naar Spanje is verhuisd. Het zwembad dat later bij de woning van verdachte is gebouwd, is gedeeltelijk betaald door [naam 5] ; de aanleg van het zwembad heeft in totaal f 427.936,00 gekost en
[naam 5] heeft daarvan 31% gefinancierd. Het zwembad is gedeeltelijk het product van die betaling en daarmee onmiddellijk afkomstig uit het eigen misdrijf omkoping. Door gebruik te maken van de woning en het inpandige zwembad heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.
Hetzelfde geldt voor het dubbelappartement gelegen aan de [adres 3] (appartementsgebouw [naam 7] , bouwnummers 13 en 14) en (een deel van) de
daarin aanwezig inventaris. Verdachte heeft het dubbelappartement gekocht van [naam 8] Bouwplanontwikkeling. Het betrof een nog te bouwen appartementencomplex. Uiteindelijk heeft de bouw en inrichting van deze woning € 1.365.921 gekost. Hiervan heeft [naam 5] / [bedrijf 1]
€ 780.110,00 betaald. Ook nu geldt dat er een substantiële bijdrage aan het totaal is geweest en dat het appartement gedeeltelijk het product is van die betalingen en daarmee onmiddellijk afkomstig uit het eigen misdrijf omkoping. Verdachte heeft zijn dochter een tijdje in dit appartement laten wonen145.en zij heeft in de periode van 9 februari 2004 tot 7 oktober 2010 ingeschreven gestaan op dit adres. Aldus heeft verdachte het appartement en de daarin aanwezige inventaris gebruikt en zich daarom schuldig gemaakt aan witwassen.146.”
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De verdachte wordt verweten – kort gezegd – dat hij de aangiften inkomstenbelasting (IB) over tijdvakken 2003, 2005 en 2007 onjuist of onvolledig heeft gedaan, waardoor te weinig belasting is geheven.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat het (voorwaardelijk) opzet op het doen van onjuiste/onvolledige aangifte niet kan worden bewezen en dat het dossier juist aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat de verdachte geen verstand had van belastingen had en dus niet wist dat bepaalde inkomsten in de belastingaangiften moesten worden opgenomen.
Beoordeling hof
Het hof neemt de navolgende overweging uit het vonnis van de rechtbank over:
“De (papieren) aangifte IB van [verdachte 1] over het belastingjaar 2003 is op
22 juni 2005 door de Belastingdienst ontvangen te Heerlen.147.In deze aangifte wordt als inkomen uit werk vermeld: Loon Woningstichting [naam2] € 248.520,00 en Uitkering SVB. Andere inkomsten uit werk zijn niet aangegeven. Niet onder (standaard)vraag 3a; Loon en andere inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking die onder de loonheffing vielen, noch onder (standaard)vraag 3b; Fooien, aandelenopties en andere inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking die niet onder de loonheffing vielen en evenmin onder (standaard)vraag 8; bijverdiensten of inkomsten als freelancer, alfahulp, artiest of beroepssporter (opbrengsten uit werkzaamheden die niet onder de loonheffing vielen).148.
De (elektronische) aangifte IB van [verdachte 1] over het belastingjaar 2005 is op
12 februari 2007 digitaal door de Belastingdienst te Apeldoorn ontvangen.149.In de aangifte 2005 is in box 1 (inkomen uit werk en woning) alleen het inkomen uit de dienstbetrekking bij Rochdale
(€ 166.079,00) aangegeven. Andere inkomsten uit werk zijn niet aangegeven.150.
Verdachte heeft de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2003 en 2005 laten verzorgen door [naam 28] [naam 29] accountants en belastingadviseurs. Zij stelden verdachte altijd schriftelijk vragen voor het opstellen van de (hof leest: voor de) aangiften benodigde informatie. Verdachte stuurde dan de gegevens.151.
Verdachte heeft kennisgenomen van de aangifte 2005.152.Hij is schriftelijk akkoord gegaan met het doen van de door [naam 28] [naam 29] accountants en belastingadviseurs opgestelde aangifte inkomstenbelasting 2005 en heeft toestemming gegeven deze in te dienen.
De (elektronische) aangifte IB van [verdachte 1] over het belastingjaar 2007 is op
14 september 2009 digitaal door de Belastingdienst te Apeldoorn ontvangen. In de aangifte 2007 is bij box 1 (inkomen uit werk en woning) alleen het inkomen uit de dienstbetrekking bij Rochdale
(€ 174.852,00) aangegeven. Andere inkomsten uit werk zijn niet aangegeven.153.
De aangifte inkomstenbelasting 2007 is in opdracht van verdachte opgemaakt en gedaan door [naam 31] .154.Zij zijn daarbij uitgegaan van de gegevens zoals die verwerkt zijn van de gegevens van de aangifte inkomstenbelasting 2006 zoals die is ingediend door [naam 28] en [naam 29] en hebben die gegevens geactualiseerd voor het belastingjaar 2007 aan de hand van door verdachte aangeleverde stukken.155.
Verdachte heeft kennisgenomen van de verwerking van zijn gegevens in zijn aangifte en [naam 31] gemachtigd om namens hem aangifte te doen.156.”
Het hof is van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk doen van onjuiste/onvolledige aangifte IB over de jaren 2003, 2005 en 2007 en overweegt daartoe als volgt.
Uit hetgeen het hof heeft overwogen bij de bespreking van feit 2 volgt dat de verdachte in 2003, 2005 en 2007 steekpenningen heeft aangenomen. Gebleken is dat de verdachte van [bedrijf 14] in 2003 een geldbedrag van € 188.355 heeft ontvangen en van [naam 13] in 2005 en 2007 respectievelijk € 300.000 en
€ 225.000. Deze giften zijn aan te merken als ‘resultaat uit overige werkzaamheden’ als bedoeld in artikel 3.90 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Met de rechtbank is het hof daarom van oordeel dat de verdachte door geen melding te maken van het financieel voordeel uit de aangenomen steekpenningen, onjuist en onvolledig aangifte heeft gedaan, althans laten doen over de jaren 2003, 2005 en 2007.
Het is een feit van algemene bekendheid dat als voor de inkomstenbelasting minder inkomsten worden opgegeven dan in werkelijkheid zijn verkregen, hiervan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting wordt geheven.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De verdachte wordt verweten – voor zover thans nog aan de orde – dat hij tezamen en in vereniging met [naam 3] een factuur valselijk heeft opgemaakt.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat medeplegen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen omdat geen sprake is van een significante bijdrage van de verdachte aan het misdrijf, zodat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
Beoordeling hof
Het hof is met betrekking tot feit 2) ten aanzien van de daarin opgenomen betaling van de factuur
door [bedrijf 14] aan [naam 3] S.L. tot het oordeel gekomen dat het geldbedrag door [bedrijf 14] aan [naam 3] S.L. is betaald in verband met de door de verdachte verrichte activiteiten gericht op het sluiten van de koopovereenkomst met betrekking tot Bruggebouw-Zuid. De factuur van [naam 3] S.L. diende slechts als dekmantel voor de betaling van deze gift, zodat er sprake is van een valselijk opgemaakte factuur.
Het hof is van oordeel dat de verdachte tezamen en in vereniging heeft gehandeld ten aanzien van het valselijk opmaken van de factuur en overweegt daartoe als volgt.
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan rekening gehouden worden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Het gaat er - kort samengevat - om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
Gezien de inhoud van het dossier kan worden vastgesteld dat [naam 3] de factuur heeft opgemaakt,
zie haar verklaring V012-01, bladzijde 4. Op grond hiervan alsmede op grond van haar ongeloofwaardig geachte verklaring, waarvoor wordt verwezen naar hetgeen hiervoor onder feit 2) is overwogen, kan haar daderschap met betrekking tot dit feit worden aangenomen. Vervolgens rijst de vraag wat de rol van de verdachte is met betrekking tot dit feit. Zoals het hof hiervoor heeft overwogen, blijkt uit het dossier dat de factuur door [bedrijf 14] is betaald in verband met de koopovereenkomst die de verdachte met [bedrijf 14] heeft gesloten ten aanzien van het project Bruggebouw-Zuid. De informatie die op de factuur moest worden vermeld teneinde de betaling te verzekeren, waaronder het bedrag en de gegevens van de geadresseerde, moet afkomstig zijn geweest van de verdachte. [naam 3] had immers, anders dan de verdachte, geen enkele band met [bedrijf 14] . In dit verband wordt nog opgemerkt dat op grond van de verklaring van [getuige 5] - op wier computer de factuur is opgemaakt - kan worden aangenomen dat de verdachte op het moment dat de factuur daar is opgemaakt in het kantoor was en dat de verklaring van [naam 3] dat zij de informatie van [naam 26] telefonisch heeft doorgekregen ongeloofwaardig is (geacht). Het hof is van oordeel dat de verdachte door de vereiste informatie die op de factuur moest worden vermeld aan [naam 3] te verstrekken, waarbij het ging om het realiseren van een gift aan hem, een intellectuele bijdrage van wezenlijke betekenis heeft geleverd aan het valselijk opmaken van de factuur, aangezien de factuur zonder deze gegevens niet zou hebben bestaan.
Het hof is van oordeel dat op grond van deze – alsmede op de overige in de bewijsmiddelen opgenomen – feiten en omstandigheden, kan worden geconcludeerd dat de verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met [naam 3] bij het onder 5 ten laste gelegde, zodat sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
De verdachte wordt ervan verdacht – kort gezegd – dat hij op 6 juni 2014 toen hij als getuige
onder ede werd gehoord door de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties meineed
heeft gepleegd.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken omdat hij ervan overtuigd was dat de giften die hij heeft ontvangen niet vielen binnen de juridische kwalificatie daarvan als bedoeld in artikel 328ter Sr.
Beoordeling hof
De verdachte is op 6 juni 2014 in zijn hoedanigheid van bestuursvoorzitter van Rochdale als getuige onder ede gehoord door de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties tijdens een openbaar verhoor. In het stenografisch verslag van dit verhoor staat vermeld:
“Mevrouw Hachchi : Hebt u ooit geld of gunsten aangenomen voor eigen voordeel?
De heer [verdachte 1] : Nooit. (…)
De heer Oskam : Mijn laatste vraag. Mevrouw Hachchi vroeg of u ooit geld, gunsten of steekpenningen hebt aangenomen. U antwoordde daarop met een volmondig “nee, nooit”. Nou lopen er twee gescheiden trajecten: een strafzaak bij het Openbaar Ministerie – daar hebben wij geen inzage in – en deze parlementaire enquête. Dit is weer een heel andere rechtsgang, zal ik maar zeggen. De verdenking dat u gunsten en steekpenningen hebt aangenomen, is er wel.
De heer [verdachte 1] : Ze zijn me nog nooit aangeboden en ik heb ze nog nooit gevraagd.
De heer Oskam : Dus: het wordt vrijspraak.
De heer [verdachte 1] : Voor mij wel.”
Het hof is van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meineed en overweegt
daartoe als volgt.
Het hof heeft ten aanzien van feit 2) geoordeeld dat de verdachte zich heeft laten omkopen - in welk verband wordt verwezen naar hetgeen aldaar is overwogen - waarbij het niet alleen ging om betalingen van diverse geldbedragen, maar ook om gebruiksrechten van auto’s, een woning en inventaris en om geldbedragen verstrekt op basis van leningen. Aldus heeft de verdachte van een aantal zakenpartners
van Rochdale, te weten van [naam 13] en [bedrijf 14] aanzienlijke geldbedragen ontvangen die niet alleen in juridische zin maar ook in normaal taalgebruik als steekpenningen worden aangemerkt. De vraag naar ‘geld, gunsten of steekpenningen’ zag – zo moet het de verdachte duidelijk zijn geweest – in ieder geval op deze situaties, en door tot twee maal toe ontkennend te antwoorden heeft de verdachte meineed gepleegd. De stelling als zou het ontvangen van een gift in het kader van strafrechtelijke omkoping een andere betekenis zou hebben dan in het normaal taalgebruik, faalt.
Daarmee is het opzet op het afleggen van een valse verklaring bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 27 oktober 2008 te Amsterdam, althans in Nederland, enig geldbedrag aan mobiele telefoonkosten), te weten:
- belminuten en/of SMS-berichten en/of abonnementskosten ter waarde van enig geldbedrag, voor het gebruik van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] door [naam 2] in de periode 2007-2008, D-0851 en D-0852) en
- belminuten en/of SMS-berichten en/of abonnementskosten ter waarde van enig geldbedrag, voor het gebruik van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 3] (door [naam 4] ),
die toebehoorden aan Woningstichting Rochdale, en welke goederen hij, verdachte, uit hoofde van zijn, verdachtes, persoonlijke dienstbetrekking als voorzitter van de Raad van Bestuur van Woningstichting Rochdale, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 27 oktober 2008 te Amsterdam en/of Lelystad en/of Altea en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of Spanje, telkens met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels Woningstichting Rochdale heeft bewogen tot het teniet doen van een inschuld, immers heeft verdachte
met de door Woningstichting Rochdale aan verdachte ter beschikking gestelde creditcards met de nummers [creditcardnummer 1] en [creditcardnummer 2] van de ABN-AMRO betalingen verricht, te weten:
- enig geldbedrag aan benzine in Nederland, en
- enig geldbedrag aan benzine in Spanje, en
- ten bedrage van EURO 1.567,-, aan hotelkosten in Antwerpen in 2007,
en deze betalingen vervolgens op de aan hem voorgehouden creditcardoverzichten niet als privé-uitgaven bestempeld terwijl daarvan wel sprake was en/of deze betalingen als zijnde zakelijke betaling bestempeld, waardoor Woningstichting Rochdale werd bewogen tot het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld.
2. primair:
hij in de periode van 8 juni 1999 tot en met 30 januari 2009 te Nederland en Spanje, anders dan als ambtenaar, namelijk als bestuurder van de Woningstichting [naam2] en als voorzitter van de
Raad van Bestuur van Woningstichting Rochdale naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, giften, namelijk, geldbedragen en gebruiksrechten van zakenrelaties van Woningstichting [naam2] en Woningstichting Rochdale, te weten:
[naam 5] / [bedrijf 1] / [bedrijf 2] / [bedrijf 3] / [bedrijf 4] (ZPV-1, AH-073, D-0175):
- het gebruik van een personenauto Volkswagen Beetle, gekentekend [kenteken 1] (door [naam 5] ter beschikking gesteld aan [naam 2] ) in de periode 08-06-1999 t/m 13-11-2000, zulks om niet en op 11-11-2000 de inruilwaarde van die Volkswagen Beetle, gekentekend [kenteken 1] en
- een betaling op d.d. 17-07-2000 van fl. 135.000,- (EURO 61.260,-) door [bedrijf 3] (rechtsvoorganger van [bedrijf 1] .) aan aannemersbedrijf [naam 6] met als omschrijving “ [naam 6] ”, ten behoeve van de bouw van het zwembad bij [adres 2] en
ten behoeve van het dubbelappartement [adres 3] (appartementsgebouw [naam 7] , bouwnummers 13 en 14):
- een betaling d.d. 31-07-2002 van EURO 172.796,- door [bedrijf 2] aan [naam 15] notarissen met als omschrijving 290 401 en 290 501 [naam 7] en
- een betaling d.d. 04-03-2003 van EURO 182.011,25 door [bedrijf 2] aan [naam 8] Bouwplanontwikkeling t.b.v. termijn 4 en 5 app. [naam 7] , bouwnr. 13/14 en
- een betaling d.d. 02-04-2003 van EURO 100.000,00 door [bedrijf 1] aan [naam 9] Incasso en advies BV t.b.v. appartement [naam 7] , bouwnr. 13/14 en
- een betaling d.d. 23-05-2003 van EURO 64.099,75 door [bedrijf 1] aan [naam 9] Incasso en Advies BV t.b.v. meerwerk appartement [naam 7] , bouwnr. 13/14 en
- een betaling d.d. 28-05-2003 van EURO 50.000,- door [bedrijf 2] aan [naam 10] Interieurontwerp & Realisatie met als omschrijving deelbet. Fact. 20313 order 0020010523 interieur [naam 11] en
- een betaling d.d. 28-05-2003 van EURO 46.173,- door [bedrijf 2] aan [naam 16] Keukens BV met als omschrijving fact. 407084 Keuken [naam 11] en
- een betaling d.d. 28-05-2004 van EURO 25.000,00 door [bedrijf 1] aan [naam 10] Interieurontwerp en Realisatie met als omschrijving aanbetaling meubels en
- een betaling d.d. 10-06-2004 van EURO 140.030,52 door [naam 5] aan Stichting Derdengelden met als omschrijving 'spoedopdracht [naam 10] ' dan wel EURO 130.030,52 op 11-06-2004 en EURO 5.103,38 op 02-07-2004 door Stichting Derdengelden aan [naam 10] Interieurontwerp & Realisatie met als omschrijving 'ontvangen van dhr. [naam 5] ' en
- een betaling d.d. 28-12-2007 van EURO 300.000,- door [bedrijf 2] aan
[naam 12] Notarissen ter afbetaling van de lening van [naam 1] en
- het gebruik van een woning in Spanje en de daar aanwezige inrichting en inventaris, gelegen op het adres [adres 4] , Spanje in de periode
01-04-2001 tot 30-09-2009, toebehorende aan [naam 5] en/of [bedrijf 4] , en
[naam 13] / Recycling Maatschappij [naam 14] :
- het gebruik van een personenauto Mercedes Benz SL500, gekentekend [kenteken 2] (op naam gesteld van [naam 14] ) in de periode van 15-01-2003 tot en met
10-01-2006, zulks om niet, en de inruilwaarde à EURO 58.500,- van deze Mercedes Benz SL 500, gekentekend [kenteken 2] , die op of omstreeks 10-01-2006 is ingeruild bij [bedrijf 5] ten behoeve van de aanschaf van de Mercedes Benz SL 55, gekentekend [kenteken 3] , door
[verdachte 1] en/of [naam 3] en
- een betaling d.d. 28-07-2005 van EURO 300.000,- dan wel EURO 299.994,- door [naam 13] aan [verdachte 1] en/of [naam 3] en
- een betaling d.d. 11-06-2007 van EURO 200.000,- dan wel EURO 199.915,- door [naam 13] aan [verdachte 1] met als omschrijving 'lening' en
- een betaling d.d. 17-07-2007 van EURO 25.000,- dan wel EURO 24.999,71 door [naam 13] aan [verdachte 1] met als omschrijving 'lening' en
- het gebruik van een personenauto Mercedes Benz 350 SLK, gekentekend [kenteken 4] (gehuurd door Recycling Maatschappij [naam 14] )B.V. bij [bedrijf 5] en ter beschikking gesteld aan [naam 4] in de periode van 23-06-2006 tot 06-06-2007, zulks om niet, en
- de inruilwaarde van een Mercedes Benz CLK 200 à EURO 44.000,-, zonder kenteken, die op
25-04-2007 door [naam 13] is ingeruild bij [bedrijf 5] (ten behoeve van de aanschaf van de Mercedes Benz 350 SLK, gekentekend [kenteken 4] , door [verdachte 1] ) en
- een betaling van EURO 10.000,- d.d. 06-06-2007 (onderdeel uitmakend van een betaling met een totaalbedrag van EURO 92.644,68) door [naam 14] aan
[bedrijf 5] (ten behoeve van de aanschaf van de Mercedes Benz 350 SLK, gekentekend [kenteken 4] , door [verdachte 1] ) en
[bedrijf 9] :
- een betaling d.d. 04-12-2003 van EURO 188.355,- dan wel EURO 188.336,50 door [bedrijf 9] aan [naam 3] en/of [verdachte 1] met als omschrijving [naam 3] S.L. QQ 0011,
telkens heeft aangenomen en dit aannemen in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover zijn, verdachtes, werkgevers bovengenoemd.
3: hij in de periode van 14 december 2001 t/m 11 november 2014, in Nederland en Spanje, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen, immers heeft hij, verdachte, geldbedragen en voertuig(en) en onroerende goederen afkomstig van zakenrelaties van Woningstichting [naam2] en Woningstichting Rochdale, te weten:
- een geldbedrag van in totaal ongeveer EURO 300.000,- en
- een geldbedrag van in totaal ongeveer EURO 200.000,- dan wel EURO 199.915,- en
- een geldbedrag van in totaal ongeveer EURO 25.000,- dan wel EURO 24.999,71 en
- een personenauto Mercedes Benz SL 55 AMG, gekentekend [kenteken 3] en
- een personenauto Mercedes Benz 350 SLK, gekentekend [kenteken 4] en
- een zwembad (behorend bij de woning gelegen aan [adres 2] ) en
- een dubbelappartement gelegen aan de [adres 3] (appartementsgebouw [naam 7] , bouwnummers 13 en 14) en (een deel van) de daarin aanwezig inventaris,
heeft verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van bovengenoemde voorwerp(en), gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
4:
hij in de periode van 27 oktober 2003 tot en met 14 september 2009 in Nederland, telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
- een aangifte 2003 voor de Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen ten name van
[verdachte 1] en
- een aangifte 2005 voor de Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen ten name van
[verdachte 1] en
- een aangifte 2007 voor de Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen ten name van
[verdachte 1] ,
telkens onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, althans heeft laten doen door (een) ander(en), immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk op die bij de Inspecteur der Belastingen en/of de Belastingdienst in Nederland ingediende/ingeleverde (elektronische) aangiften Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen over genoemde jaren telkens niet alle door hem, verdachte, genoten inkomsten (inkomen en/of resultaat uit overige werkzaamheden) vermeld en doen vermelden, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
5: hij in de periode van 10 oktober 2003 tot en met 5 december 2003 te Altea, althans in Spanje, tezamen en in vereniging met een ander een factuur, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of heeft laten opmaken, hebben verdachte en zijn medeverdachte valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid in een factuur d.d. 10 oktober 2003 van
[naam 3] S.L. opgenomen dat [naam 3] S.L. advieswerkzaamheden heeft verricht in Spanje gedurende de periode januari - september 2003 voor [bedrijf 9] (voor een bedrag van 188.355,- euro), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
6: hij op 6 juni 2014 te Den Haag tijdens een openbaar verhoor als getuige onder ede voor een commissie als bedoeld in artikel 1 onder b jo artikel 2 lid 2 van de Wet op de Parlementaire Enquête 2008, zijnde een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert en daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk de navolgende, geheel of ten dele, valse verklaringen – zakelijk weergegeven – onder ede heeft afgelegd, te weten: op een vraag van mevrouw Hachchi tijdens het verhoor van de parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties: “Hebt u ooit geld of gunsten aangenomen voor eigen voordeel?” geantwoord: “Nooit.” en op een vraag en/of opmerking van
dhr. Oskam tijdens het verhoor van de parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties: “Mijn laatste vraag. Mevrouw Hachchi vroeg of u ooit geld, gunsten of steekpenningen hebt aangenomen.
U antwoordde daarop met een volmondig “nee, nooit”. Nou lopen er twee gescheiden trajecten: een strafzaak bij het Open Ministerie – daar hebben wij geen inzage in – en deze parlementaire enquête. Dit is weer een heel andere rechtsgang, zal ik maar zeggen. De verdenking dat u gunsten en steekpenningen hebt aangenomen, is er wel” geantwoord: “Ze zijn me nog nooit aangeboden en ik heb ze nog nooit gevraagd.”
Hetgeen onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het onder 3 bewezen verklaarde
De verdediging heeft zich nog op het standpunt gesteld dat – indien het hof komt tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde – geldt dat de ten laste gelegde voorwerpen van eigen misdrijf zijn en dat mitsdien de kwalificatieuitsluitingsgrond van toepassing is.
Beoordeling hof
Als het gaat om het voorhanden hebben of verwerven van voorwerpen die onmiddellijk afkomstig zijn uit eigen misdrijf, dient sprake te zijn van een handeling die erop is gericht om de crimineel verkregen voorwerpen veilig te stellen. Indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de voorwerpen, kan die gedraging niet als witwassen worden gekwalificeerd. In dergelijke gevallen moet sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerpen gericht karakter heeft. Indien dat niet kan worden vastgesteld, kan het bewezen verklaarde feit niet als witwassen worden gekwalificeerd, zodat de verdachte dientengevolge moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Zoals het hof bij feit 3 heeft overwogen, heeft de verdachte de bewezen verklaarde voorwerpen niet slechts verworven en voorhanden gehad, maar ook gebruikt en/of omgezet en/of overgedragen als bedoeld in artikel 420bis, eerste lid, sub b Sr. Op dergelijke gedragingen is de kwalificatieuitsluitingsgrond niet van toepassing.
Hetgeen onder 3 is bewezenverklaard is daarom volgens de wet strafbaar. Een omstandigheid die de strafbaarheid van dit feit uitsluit is niet aannemelijk geworden.
Strafbaarheid van het onder 1, 2 primair, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 primair, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Kwalificatie
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
en
oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
anders dan als ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen hij in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift aannemen en dit aannemen in strijd met de goede trouw verzwijgen tegenover zijn werkgever, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
in de gevallen, waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert, mondeling, persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 primair, 3, 4 en 6 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar en 6 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende tien jaar schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking, oplichting van zijn werkgever, niet-ambtelijke omkoping, gewoonte witwassen, onjuiste belastingopgaven en aan meineed. Hij heeft van zakenrelaties regelmatig en gedurende een lange periode giften aangenomen, in de vorm van aanzienlijke geldsommen of door direct betalingen voor luxegoederen. Een leven met dure auto’s, veel geld en het gebruik van een villa in Spanje vormde voor de verdachte de (tijdelijke) beloning voor zijn corrupte gedrag.
De doelstelling van de strafbaarstelling van de wetgever van niet-ambtelijke omkoping betreft primair het beschermen van de zuiverheid van de dienstbetrekking en het vertrouwen dat een werkgever in zijn werknemer of lasthebber moet kunnen stellen. Voorts achtte de wetgever bescherming van vertrouwensverhoudingen bij het vervullen van contracten, meer in het bijzonder in de dienstbetrekking, van openbaar belang.
Binnen organisaties moet er op kunnen en mogen worden vertrouwd dat werknemers niet open staan voor het aannemen van aanzienlijke hoeveelheden geld en goederen. Geen enkele grote organisatie kan werken zonder dat vertrouwen kan worden gesteld in hen aan wie taken zijn opgedragen en die dat deel van de werkzaamheden in hun pakket hebben. Dat geldt van laag tot hoog en derhalve - terugkerend naar de onderhavige zaak - zeker ook voor de verdachte in zijn positie van bestuursvoorzitter van een woningbouwcorporatie. Daaraan doet een eventuele gebrekkige controle op het handelen van de verdachte vanuit de woningbouwcorporatie niet af, zeker niet nu de verdachte deze controle heeft gefrustreerd door geen of onvoldoende informatie te verstrekken en ontvangen bedragen te maskeren als ‘leningen’.
De verdachte heeft door de steekpenningen aan te nemen op de wijze zoals is bewezen verklaard gehandeld in strijd met de integriteit en openheid die de wetgever heeft beoogd te beschermen.
Hij vervulde een maatschappelijke voorbeeldfunctie. Hij heeft door zijn strafbare handelen niet alleen het vertrouwen van Rochdale geschaad, maar ook het vertrouwen van de maatschappij in de integriteit van bestuurders van woningcorporaties.
Ten aanzien van het aannemen van steekpenningen overweegt het hof dat de wijze waarop de verdachte de steekpenningen heeft aangenomen, gelet op de omvang, frequentie en de positie van de verdachte, zeer ernstig is, en dat in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur recht aan dit feit doet. De strafbedreiging op het aannemen van steekpenningen bedraagt op dit moment vier jaar, maar bedroeg ten tijde van de tenlastelegging maximaal een jaar gevangenisstraf, zodat het hof beperkt is tot de strafbedreiging van een jaar bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf voor dit feit.
De verdachte heeft daarnaast ook het vertrouwen van zijn werkgever geschaad door het privégebruik van telefoons van de zaak en het als zakelijke kosten laten betalen van privéuitgaven door die werkgever en daarmee misbruik gemaakt van zijn positie als directeur van Rochdale.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan gewoonte witwassen en zo de integriteit van het financieel en economisch bestel in het bijzonder en schade aan de maatschappij in het algemeen ernstig geschaad en heeft de ontvangen inkomsten uit omkoping verzwegen voor de Belastingdienst. Dat als gevolg daarvan geen inkomstenbelasting is geheven, strekt de gehele maatschappij tot nadeel. Het gaat ook bij de belastingontduiking om forse bedragen.
Daarnaast heeft de verdachte valsheid in geschrift gepleegd door met zijn mededader een valse factuur voor niet verrichte werkzaamheden op te stellen. Door dergelijk handelen wordt het vertrouwen ondermijnd dat in het maatschappelijk verkeer in dergelijke documenten moet kunnen worden gesteld.
De verdachte heeft ten slotte ten overstaan van een parlementaire enquêtecommissie meineed gepleegd. Het valse verklaren onder ede is in een dergelijke setting bijzonder ernstig gelet op het maatschappelijk relevante belang van de waarheidsvinding in het kader van een parlementaire enquête. Door een valse verklaring af te leggen heeft de verdachte deze bevoegdheid van het parlement ondermijnd. Het hof neemt hierbij wel in aanmerking dat de meinedige verklaring in omvang beperkt (alleen gericht op door hem ontvangen steekpenningen) was en niet erop gericht was de parlementaire enquêtecommissie als geheel om de tuin te leiden. Gelet op de positie waarin de verdachte zich destijds bevond, namelijk dat hij werd opgeroepen als getuige tijdens de parlementaire enquête terwijl al algemeen bekend was dat op dat moment tevens een strafrechtelijk onderzoek liep naar de punten waarover hij mede is bevraagd door de enquêtecommissie, zal het hof dit feit in beperkte mate meewegen in de hoogte van de te bepalen straf.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 januari 2017 is hij niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende en mede gelet op de maatschappelijke impact, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd.
Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf acht geslagen op de door het LOVS in 2012 vastgestelde oriëntatiepunten die van toepassing zijn op fraudezaken, ook waar zoals in de zaak van de verdachte sprake is van een feitencomplex van voor 2012.
Ten aanzien van de media-aandacht is het hof met de rechtbank van oordeel dat deze geen aanleiding vormt de op te leggen straf te matigen. Hoewel het hof aannemelijk acht dat media-aandacht alle rondom de persoon van de verdachte en de daarin reeds verwerkte oordelen, een zware wissel hebben getrokken op de verdachte en zijn privéleven, ziet het hof de media-aandacht voor deze zaak evenwel als onvermijdelijk. In het geval van de verdachte is het daarbij niet onbegrijpelijk dat de verantwoordelijke maatschappelijke positie die hij ten tijde van de door hem gepleegde feiten bekleedde en de bekendheid van de instelling waarvoor hij werkzaam was, aandacht trekkende aspecten zijn. Daarbij wordt aangetekend dat de verdachte juist deze positie heeft misbruikt om de voordelen te kunnen genieten die hij met zijn handelen heeft verkregen. Dat dezelfde positie zich nu in publicitaire zin tegen hem keert, is een direct gevolg van zijn eigen keuze en kan niet tot strafvermindering leiden.
Het hof constateert dat sprake is van een schending van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Tussen het moment waarop de verdachte in redelijkheid kon verwachten dat hij zou worden vervolgd – 23 oktober 2009 – en het vonnis van de rechtbank op 10 december 2015, zijn ruim zes jaren verstreken. Het hof met de rechtbank rekening met een overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg van vier jaren. Het hof neemt tevens in aanmerking dat de strafzaak in hoger beroep met de nodige voortvarendheid is behandeld en afgedaan. Het hof zal de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafmaat.
Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Het hof betrekt daarbij dat het hof de verdachte, anders dan de rechtbank, ook veroordeeld voor valsheid in geschrift.
Het hof acht, alles afwegende in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden. Het hof ziet evenwel in de overschrijding van de redelijke termijn en de daarmee samenhangende ouderdom van de bewezen verklaarde feiten aanleiding te volstaan met een strafoplegging van na te melden duur.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 47, 57, 62, 207, 225, 322, 326, 328ter en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de beslissingen tot vrijspraak van hetgeen aan hem is ten laste gelegd onder 3, voor zover dit betrekking heeft op het geldbedrag van € 300.000 dat is aangewend voor de afbetaling van de lening van [naam 1] en de Mercedes Benz SL500, en van hetgeen hem is ten laste gelegd onder 5, voor zover dit betrekking heeft op het voorhanden hebben van een valselijk opgemaakte factuur.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar en 3 (drie) maanden .
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. S. Clement en mr. A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van, griffier
mr. M. Gieske, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 maart 2017.
De griffier mr. Gieske is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.
[…]
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte 1]
[…]
.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 29‑03‑2017
D-0112, p. 24 en 30. (NB Hof: de rechtbank verwijst naar D123, maar dit D-nr bestaat niet..)
D-0112, p. 25 (tel zoon) en 29 (dochter) en D-550 (adresboekje met oud nr en nieuw nr [naam 35] ) en D-796 (aankoopbon 28 okt 2008 eigen nr).
D-0112, p. 25 en 27.
D-0794, p. 52.
G064.
G064-01, pag. 12
inhoudelijk pleidooi, pag. 36, onder 95
G026-03, p. 4.
Verklaring verdachte in hoger beroep, ter zitting van 20 januari 2017.
D0002, p. 66 (deelrapport 1 Deloitte)
Verklaring verdachte in hoger beroep, ter zitting van 20 januari 2017.
D0112, p. 15 (2e deelrapport Deloitte)
D0809a (aantal tankbeurten) en AH 060
D0002, p. 72 (1e deelrapport Deloitte)
D809a (overzicht uitgaven cc), D802 (afschriften cc) en D566 (agenda)
D810 en AH 060.
D810 i.c.m. D812
D-802, p. 101.
G-27-01, p. 8.
G027-01, pag. 7 en D-570 (felicitatiekaart Rochdale).
D667 p. 1 (mbt nrs) en G032-1, p. 3 en 4 (verkl. [getuige 4] mbt aantal creditcards)
G032-1, p. 2 (verkl. [getuige 4] mbt regeling creditcards)
G32-01.
Verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 18 januari 2017
D-0552
D-473
V-001-01, p. 9.
D-003
D-0553
G037-01, p. 10 ( [naam 1] )
G026-02, p. 2 ( [getuige 3] )
G041-01, p. 5 ( [getuige 12] )
D-001.
AH-115
AH-106 en D-517
AH-106 en D-521
AH-106 en D-527
AH-057 en D-0426
AH-106, D-0787 en D-0264
D-787, p. 3.
D-0627
G-006-01, p. 5 ( [getuige 11] ).
G-005-01 ( [bedrijf 5] )
V007-02 p 3 en 4 ( [naam 13] )
V011-01 p.9 en V011-03, p.2. ( [naam 23] )
G-033-01, p. 8.
V011-02, p.3.
G005-01 ( [bedrijf 5] ) en G006-01 en 02 ( [getuige 11] ).
D-0388, p. 1-6 en D-260, V-011-03, p. 23.
G-005-01, pp 3 en 4, D-261, p. 8, D-263, p. 1.
D-263, p. 4.
G005-01, pp. 3 en 4 ( [bedrijf 5] ).
G005-01 en D-264 (factuur)
D-0065
G006-02 ( [getuige 11] ), p. 1.
D-0064
AH-087, p. 5.
AH-108.
D-273.
D-459/D-0188, D-0276.
D-825.
V001-2 p. 2, D-0187.
D-274 en AH-108.
D-275 en AH-108.
D-187, D-190, D-355.
D-0252.
V001-1, p. 2.
V007-5 p. 4 en V007-5, p. 8.
Verdachte ter zitting van het hof op 20 januari 2017.
V007-5, p. 4 en V007-05, p 12.
AH-108. Zie verklaringen [getuige 7] , [getuige 8] , [getuige 9] en [getuige 10] .
AH-131 en D-318.
D-39.
D-181, D-579.
D-471, p. 6.
AH-90 en D-471, p. 4.
AH-90, pag 4 en 5 en V012-01, pag.4
D-0471
AH-115.
AH-112.
AH-102, p. 21.
D-698 (RDW).
D-721.
V002-03, p. 3 ( [naam 5] ).
AH-073.
V002-03, p. 3.
D-175, p. 4.
G021-01, p. 8 ( [getuige 6] ).
V001-06, p. 2.
Verklaring van verdachte in hoger beroep op 24 januari 2017.
G-038-01, p.2
D-511 en G-038-01.
G038-01, p. 2.
AH-073, p. 12 en D-496, D497, D-498, D-722 (bankafschriften).
D-704, p. 2.
D-511.
V002-03, p. 3.
V001-06, p. 4.
D-0005 en AH-017.
D-612.
D-144 en D-613.
D-614 en D-163.
D-615 en D-165.
D-614 en D-163.
D-168 en S-616.
D-0030, D-617 en AH-017.
D-0032, p. 3 en D-618, p. 4.
D-0031.
D-464.
D-006.
D-593.
V002-05, p. 7.
D-0005.
D-007 (ib 2003) en D-009 (ib 2004).
D-175, p. 4.
D-175, p. 8.
D-235 en AH-73.
V002-01, p. 8.
AH-114.
V002-01, p. 3 en 4 en V002-02, p. 6 en 7.
D-250 en D-250a (vertaling), p. 8.
AH-114, p. 17 en 22.
D-423 (huurcontract) en V002-02 ( [naam 5] ).
V002-03.
D-175, p. 8.
V-002-03, p. 4.
V-002-02, p. 2.
AH-106.
D-264.
D-787, P. 3.
D-138.
D-138.
AH-131 en D-318.
G-64-01.
D-473.
G-033-01.
G-065-01.
G-063-01.
D-825 (overzicht mutaties bankrekening 2005).
AH-113, p. 19 en D-825.
AH-113 pp 17-19 en D-826 (overzicht mutaties bankrekening 2007).
D-826.
G-005-01 ( [bedrijf 5] )
V-001-01, p. 2.
D0006, p. 1-3.
D-834.
D-0007.
D-0011 en D-834.
D-781, p. 3.
G045-01, p. 2.
D-779, p. 2 en D-781, p. 2.
D-644, D-270 en D-834.
G013-02 en D-270.
G013-02, p. 2.
D-270 en G013, p. 2.