Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/449
Huurrecht. Hoofdhuurder wordt onbevoegd tot onderverhuur; tekortkoming in nakoming jegens onderhuurder?; ontbinding door onderhuurder op voet art. 6:80 BW? Gebruiksvergoeding art. 7:225 BW.
HR 23-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:284
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
23 februari 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
16/06180
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Algemeen
Huurrecht / Huur van bedrijfsruimte
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Huurrecht / Verplichtingen huurder en verhuurder
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:284, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑02‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1260, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑11‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑12‑2016
- Wetingang
Essentie
Huurrecht. Hoofdhuurder wordt onbevoegd tot onderverhuur; tekortkoming in nakoming jegens onderhuurder?; ontbinding door onderhuurder op voet art. 6:80 BW? Gebruiksvergoeding art. 7:225 BW.
De verbintenis van de verhuurder houdt blijkens art. 7:201 lid 1 BW en art. 7:203 BW in dat hij de zaak ter beschikking van de huurder stelt (en laat), en hem daardoor in staat stelt de zaak feitelijk, dat wil zeggen daadwerkelijk, te gebruiken. Voor de geldigheid van een huurovereenkomst is niet vereist dat de verhuurder eigenaar van de zaak is of uit anderen hoofde in staat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.