Besluit houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (1999/352/EG, EGKS, Euratom)
Artikel 5 Directeur-generaal
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2013
- Bronpublicatie:
27-09-2013, PbEU 2013, L 257 (uitgifte: 28-09-2013, regelingnummer: 2013/478/EU)
- Inwerkingtreding
01-10-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-09-2013, PbEU 2013, L 257 (uitgifte: 28-09-2013, regelingnummer: 2013/478/EU)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
EU-recht / Instituties
Milieurecht / Straling
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
Energierecht (V)
1.
Het Bureau staat onder leiding van een directeur-generaal. De directeur-generaal wordt door de Commissie aangesteld overeenkomstig de in lid 2 vastgestelde procedure. De ambtstermijn van de directeur-generaal bedraagt zeven jaar; deze termijn kan niet worden verlengd.
De directeur-generaal is verantwoordelijk voor de uitvoering van de onderzoeken van het Bureau.
2.
Met het oog op de aanstelling van een nieuwe directeur-generaal maakt de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie een oproep tot gegadigden bekend. Deze bekendmaking vindt plaats uiterlijk zes maanden vóór het einde van de ambtstermijn van de in functie zijnde directeur-generaal. Na gunstig advies van het comité van toezicht stelt de Commissie een lijst op van de kandidaten die over de nodige kwalificaties beschikken. Na overleg met het Europees Parlement en de Raad wordt de directeur-generaal door de Commissie aangewezen.
3.
De Commissie oefent ten aanzien van de directeur-generaal van het Bureau de bevoegdheden uit die aan het tot aanstelling bevoegde gezag zijn verleend. Ten aanzien van de inleiding van een tuchtprocedure tegen de directeur-generaal op grond van artikel 3, lid 1, onder c), van bijlage IX bij het Statuut neemt de Commissie, na raadpleging van het comité van toezicht, een met redenen omkleed besluit. Dit besluit wordt voor kennisgeving meegedeeld aan het Europees Parlement, de Raad en het comité van toezicht.