Einde inhoudsopgave
Belastingregeling Nederland Curaçao
Artikel 18 Overheidsfuncties
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2015
- Bronpublicatie:
30-09-2015, Stb. 2015, 348 (uitgifte: 09-10-2015, kamerstukken: 33955)
- Inwerkingtreding
01-12-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2015, Stb. 2015, 348 (uitgifte: 09-10-2015, kamerstukken: 33955)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao
Internationaal belastingrecht / Algemeen
1.
Salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een land, of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan dat land, dat staatkundige onderdeel of dat publiekrechtelijke lichaam, mogen in dat land worden belast.
2.
Deze salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen zijn echter slechts in het andere land belastbaar indien de diensten in dat land worden bewezen door een Nederlander die inwoner is van dat land en die niet uitsluitend voor het verrichten van de diensten inwoner van dat land werd.
3.
Pensioenen, en andere soortgelijke beloningen, betaald door of uit fondsen in het leven geroepen door een land, of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan dat land, dat staatkundige onderdeel of dat publiekrechtelijk lichaam, mogen in dat land worden belast behoudens voor zover het pensioen betrekking heeft op werkzaamheden ter zake waarvan de salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen volgens het tweede lid slechts belastbaar zijn in het andere land.
4.
De bepalingen van de artikelen 14, 15, 16 en 17, zijn van toepassing op salarissen, lonen, pensioenen en andere soortgelijke beloningen, ter zake van diensten verleend in het kader van een op winst gericht bedrijf uitgeoefend door een van de landen of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan.
5.
Pensioenen en andere soortgelijke beloningen vallen onder de reikwijdte van het derde lid voor zover de aanspraak daarop is opgebouwd gedurende een publiekrechtelijke dienstbetrekking, ongeacht door wie dat pensioen of andere soortgelijke beloning wordt uitbetaald. Wanneer de aanspraak op een pensioen of een andere soortgelijke beloning deels gedurende een particuliere dienstbetrekking en deels gedurende een publiekrechtelijke dienstbetrekking is opgebouwd, wordt het deel van dat pensioen of die andere soortgelijke beloning dat wordt beheerst door artikel 17, respectievelijk het deel dat wordt beheerst door het derde lid, vastgesteld naar evenredigheid van het aantal jaren dat de aanspraak op dat pensioen of die andere soortgelijke beloning is opgebouwd gedurende een particuliere, onderscheidenlijk gedurende een publiekrechtelijke dienstbetrekking, ten opzichte van het totale aantal jaren waarover de aanspraak op dat pensioen of die andere soortgelijke beloning is opgebouwd.