Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten
Einde inhoudsopgave
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/5.1:5.1 Inleiding
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/5.1
5.1 Inleiding
Documentgegevens:
T. de Jong, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
T. de Jong
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Mirgaux 2013a, p. 66; Gerards 2013, p. 243. Het komt ook voor dat klager zich op artikel 2 EVRM beroept teneinde de uitzettting te voorkomen, maar vaker beroept klager zich op artikel 3 EVRM. Dit is de reden dat in deze studie niet is ingegaan op de Straatsburgse jurisprudentie over artikel 2 EVRM-uitzettingszaken.
Een ‘review authority’ in de zin van artikel 13 EVRM is niet noodzakelijkerwijs een rechterlijke, zie ook hoofdstuk 2. In de praktijk is dit doorgaans wel het geval.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Centraal in dit hoofdstuk staat de vraag welke procedurele waarborgen het EHRM heeft ingelezen in artikel 3 EVRM. Daarnaast komt, net als in het vorige hoofdstuk, de vraag naar de eventuele toegevoegde waarde van deze eisen ten opzichte van de artikelen 6 en 13 EVRM aan de orde.
De procedurele eisen van artikel 3 EVRM vinden we, net als onder artikel 2 EVRM, niet in de EVRM-tekst. Ook deze eisen zijn tot stand gekomen in de omvangrijke jurisprudentie van het Straatsburgse Hof. Deze overeenkomst met artikel 2 EVRM is niet de enige. De procedurele eisen die het Hof in het kader van artikel 3 EVRM heeft ontwikkeld, komen grotendeels overeen met de eisen die het Hof in het kader van artikel 2 EVRM heeft gecreëerd. Zo is een van de kernverplichtingen onder artikel 3 EVRM namelijk ook de procedurele plicht tot het houden van een effectief officieel onderzoek.
In het hiernavolgende zal ik soms de term ‘gewone’ onderzoeksplicht gebruiken wanneer ik spreek over deze kernverplichting in de standaard artikel 3 EVRM-zaken. Dit om verwarring te voorkomen met de onderzoeksplicht die het Hof in asielzaken heeft ontwikkeld onder artikel 3 EVRM en in combinatie met artikel 13 EVRM. Het Hof heeft onder artikel 3 EVRM zelfstandig en onder artikel 13 EVRM in combinatie met artikel 3 EVRM in asielzaken ook diverse procedurele verplichtingen geformuleerd (artikel 3 EVRM wordt namelijk vaak ingeroepen door de asielzoeker in uitzettingszaken).1 Hierbij gaat het in de kern om de plicht voor de nationale autoriteiten om een grondig onderzoek te doen naar de claim van de asielzoeker dat hij bij een uitzetting naar het land van herkomst, of een ander land, een reëel risico loopt op een met artikel 3 EVRM strijdige behandeling. Deze plicht richt zich tot zowel de uitvoerende als de rechterlijke autoriteiten, onder alleen artikel 3 EVRM of onder artikel 13 en 3 EVRM gezamenlijk.2 Verder heeft het Hof aan de nationale asielprocedure eisen gesteld op grond van artikel 13 EVRM in combinatie met artikel 3 EVRM.
De ‘gewone’ onderzoeksplicht onder artikel 3 EVRM en de onderzoeksplicht die het Hof in het kader van asielzaken onder artikel 3 EVRM en in combinatie met artikel 13 EVRM heeft geformuleerd roepen diverse vragen op. Wat is ervoor nodig om deze plichten te activeren? Wat is de betekenis van de absolute gelding van artikel 3 EVRM voor de onderzoeksverplichtingen? Wat is de omvang? Hoe is de bewijslast verdeeld in dit type zaken? Wanneer is het onderzoek naar de maatstaven van het Straatsburgse Hof grondig? Tot hoe ver reikt de eigen verantwoordelijkheid van de rechtszoekende?
Op deze en andere vragen wordt in dit hoofdstuk een antwoord gegeven. Om te beginnen volgt in dit hoofdstuk een bespreking van de achtergrond van het folterverbod zoals verankerd in artikel 3 EVRM (paragraaf 5.2). Daarna volgt de kern van dit hoofdstuk: de procedurele eisen die het EHRM heeft ingelezen in artikel 3 EVRM (paragraaf 5.3). In het tweede deel van paragraaf 5.3 komen de procedurele eisen aan bod van artikel 3 EVRM en artikel 13 EVRM in asielzaken (paragraaf 5.3.2). Ten behoeve van de leesbaarheid, ga ik in een nieuwe paragraaf in op de toepassing van voormelde vereisten (paragraaf 5.4). Aan de hand van een aantal thema’s zal ik voorgaande verplichtingen bespreken. Gevolgd door een paragraaf over de relatie tussen de procedurele component van artikel 3 EVRM en artikel 6 en 13 EVRM en de mogelijke toegevoegde waarde (paragraaf 5.5). Vervolgens komt de vraag aan bod of de procedurele eisen in de besluitvormingsfase gelden en/of in de fase voor de rechter (paragraaf 5.6). Ter afsluiting volgt de conclusie (paragraaf 5.7).
Ook in dit 3 EVRM hoofdstuk geldt dat de termen ‘procedurele onderzoeksplicht’ en ‘effectief officieel onderzoek’ inwisselbaar zijn en daarom door elkaar zullen worden gebruikt.
Indien aan de orde zal ook in dit hoofdstuk een verband worden gelegd met de eerder besproken procedurele eisen van artikel 2, 6 en 13 EVRM en met de nog te bespreken procedurele eisen onder artikel 8 EVRM en artikel 1 EP EVRM.