Een verwijzing naar de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, ook wel de Wet Mulder genoemd.
Rb. Den Haag, 17-03-2023, nr. 242417622
ECLI:NL:RBDHA:2023:3370
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
17-03-2023
- Zaaknummer
242417622
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2023:3370, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 17‑03‑2023; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Sdu Nieuws Bestuursrecht 2023/100
NLF 2023/0808 met annotatie van Lukas Hendriks
Belastingblad 2023/160 met annotatie van Redactie
V-N 2023/20.14 met annotatie van Redactie
Uitspraak 17‑03‑2023
Inhoudsindicatie
Principiële uitspraak over te hoge proceskostenvergoedingen in Mulderzaken. Wahv. Wijziging feitcode. Verkeersboete zelf is terecht. Afwijking van jurisprudentie van de Hoge Raad en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over de proceskostenvergoeding. De kantonrechter kan aan de samenleving niet uitleggen dat de gemachtigde bijna € 1.300,- aan proceskosten ontvangt, terwijl zijn inspanningen in de zaak gering zijn. Toepassing van artikel 2, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Vermindering van de proceskosten tot € 100,-. Algemene overwegingen over de gevolgen van de te hoge proceskostenvergoedingen in Mulderzaken. Verkeerde prikkels. Geen effectieve rechtsbescherming van de burger. De wetgever is aan zet om op structurele wijze een einde te maken aan de te hoge proceskostenvergoedingen.
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats Gouda
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
Registratienummer team straf: 10025336 MB VERZ 22-20875
Uitspraakdatum : 17 maart 2023
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene] (betrokkene)
adres: [adres]
gemachtigde: mr. B. de Jong (Adviesbureau Skandara)
Samenvatting
Deze zaak gaat over een verkeersboete (Mulderzaak1.). Betrokkene is het niet met de verkeersboete eens en heeft een gemachtigde ingeschakeld om voor hem te procederen. Eén van de beroepsgronden slaagt. De feitcode moet worden gewijzigd, maar de verkeersboete zelf is terecht. Volgens vaste jurisprudentie van hogere rechters moet de officier van justitie dan proceskosten vergoeden. De kantonrechter wijkt hier om principiële redenen van af. Hij vermindert de proceskostenvergoeding van € 1.284,75 tot € 100,–. Het is aan de wetgever om op structurele wijze een einde te maken aan de te hoge proceskostenvergoedingen in Mulderzaken.
Het verloop van de procedure
Aan de betrokkene is een verkeersboete opgelegd. Daartegen is administratief beroep bij de officier van justitie ingesteld. De officier van justitie heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is beroep bij de kantonrechter ingesteld.
De zitting was op 10 maart 2023. De gemachtigde en de vertegenwoordiger van de officier van justitie (vertegenwoordiger) waren er.
Overwegingen
Het verwijt en de verkeersboete
De betrokkene wordt verweten dat hij op 4 juli 2021 met het voertuig met kenteken [kenteken] op de Plaswijckweg te Gouda de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 16 km/h heeft overschreden. De betrokkene is staande gehouden.
Aan de betrokkene is een verkeersboete opgelegd van € 158,– (inclusief administratiekosten).
De standpunten van partijen en discussie ter zitting
De gemachtigde heeft namens de betrokkene de verweten gedraging betwist. Daarom moet de verkeersboete worden vernietigd. Daarnaast heeft de gemachtigde aangevoerd dat de feitcode niet juist is. Dit had VA016 in plaats van VB016 moeten zijn, omdat sprake is van een gedragsregel binnen de bebouwde kom zonder verkeersbord A1. De verbalisant heeft dit in een aanvullend proces-verbaal ook erkend, maar de officier van justitie heeft de verkeersboete toch in stand gelaten. Het is daarom te laat om de feitcode nu nog te wijzigen. Ook om die reden moet de verkeersboete worden vernietigd dan wel de feitcode worden gewijzigd. Hoe dan ook is toekenning van een proceskostenvergoeding op haar plaats, aldus de gemachtigde.
Ter zitting heeft de gemachtigde bij de aangevoerde gronden gepersisteerd.
De vertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en de feitcode te wijzigen. Volgens de vertegenwoordiger is er geen rechtsregel die voorschrijft dat dit al in de fase van administratief beroep had moeten gebeuren. De gedraging staat wel vast. De verkeersboete zelf moet dus in stand blijven, aldus de vertegenwoordiger.
De kantonrechter heeft in het kader van een transparante discussie ter zitting opgemerkt dat het wel gek voelt om een volledige proceskostenvergoeding toe te kennen, terwijl mogelijk slechts de feitcode wordt gewijzigd en de betrokkene dan slechts gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld. De gemachtigde heeft hierop gereageerd met de mededeling dat dit de vaste lijn van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is, gebaseerd op jurisprudentie van de Hoge Raad. Een eventueel hoger beroep voor de proceskosten zou volgens hem zonde van de tijd zijn.
Het oordeel van de kantonrechter
In het zaakoverzicht staan gegevens over de verweten gedraging. De verbalisant heeft onder meer het volgende genoteerd:
“Feitgegevens
Soort gedraging VB016 – 16 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwd kom (verkeersbord A1)
(…)
Pleegdatum en -tijdstip 04-07-2021, 13:41:00
Pleeglocatie Plaswijckweg
Pleegplaats Gouda, Gemeente Gouda
(…)
Kenteken [kenteken]
(…)
Toelichtingen
(…)
“De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting geteste, goedgekeurde en op de voorgeschreven wijze gebruikte snelheidsmeter.
Gemeten (afgelezen) snelheid: 69.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid: 66.
Toegestane snelheid: 50.
Overschrijding met: 16.
Merk/soort meetmiddel: Laser Class1
Serienummer: TS005238
Meetafstand: 91,00 m.
Goedkeuring meetmiddel geldig tot: 23-06-2022.
(...)
Aan betrokkene is de cautie verleend.
(…)
Verklaring betrokkene: Geen verklaring.”
Op basis van deze gegevens staat de verweten gedraging vast. De enkele betwisting is onvoldoende voor een ander oordeel. De beroepsgrond slaagt niet. Verder zijn er geen bijzondere feiten gebleken die nopen tot afzien van boeteoplegging of tot matiging van de verkeersboete.
De beroepsgrond over de feitcode slaagt wel. Met partijen is de kantonrechter van oordeel dat het in dit geval gaat om een gedragsregel binnen de bebouwde kom zonder verkeersbord A1. Daar hoort feitcode VA016 bij en niet VB016. Anders dan de gemachtigde, vindt de kantonrechter dat ook nu nog ruimte bestaat om de feitcode te wijzigen. Betrokkene is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. De verkeersboete blijft dus in stand.
Conclusie
De kantonrechter stelt de betrokkene gedeeltelijk in het gelijk. Alleen de beroepsgrond over de feitcode slaagt immers en dan nog slechts in zoverre dat er geen reden is de verkeersboete om die reden te vernietigen. Het beroep is gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie en de verkeersboete worden gewijzigd, in die zin dat de feitcode wordt gewijzigd van VB016 naar VA016.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 7 april 20202.en de daarop gebaseerde vaste jurisprudentie van het gerechtshof-Arnhem-Leeuwarden3.volgt dat de officier van justitie in geval van wijziging van de feitcode de proceskosten moet vergoeden. De hoogte van die vergoeding wordt berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).4.Daarin staan vaste (forfaitaire) bedragen en formules genoemd. Voor de fase van administratief beroep zou het om € 447,755.gaan en voor de kantonfase om € 837,–.6.In totaal zou de officier van justitie dus € 1.284,75 aan proceskosten moeten vergoeden.
De kantonrechter is het om principiële redenen niet met deze uitkomst eens. Hij kan aan de samenleving niet uitleggen dat de gemachtigde bijna € 1.300,– proceskostenvergoeding ontvangt – gemeenschapsgeld – terwijl zijn inspanningen in deze Mulderzaak gering zijn. Zo bevat het inhoudelijk deel van het beroepschrift slechts acht volzinnen en is ter zitting nauwelijks iets aanvullends gezegd. De kantonrechter wijst er in dit verband op dat de wetgever met het Bpb beoogt tegemoet te komen in de kosten en niet om de schade volledig te vergoeden of een verdienmodel in het leven te roepen.7.Toekenning van een volledige proceskostenvergoeding zou dus eigenlijk in strijd zijn met de geest van het Bpb. Daar komt bij dat het Bpb in dit geval een grondslag bevat om van de vaste jurisprudentie van het gerechtshof af te wijken. Het gaat om artikel 2, tweede lid. Daarin staat dat het vastgestelde bedrag aan proceskosten kan worden verminderd indien een betrokkene gedeeltelijk in het gelijk is gesteld. Dat is het geval, omdat slechts één van de aangevoerde beroepsgronden slaagt, uitsluitend de feitcode wordt gewijzigd en de kantonrechter niet meegaat in de wens tot vernietiging van de verkeersboete. Er doet zich dus een andere situatie voor dan in het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 december 2021.8.Artikel 2, tweede lid, van het Bpb mag slechts worden toegepast als een betrokkene op een punt van ondergeschikt belang gelijk krijgt.9.De kantonrechter vindt het evident dat wijziging van de feitcode een punt van ondergeschikt belang is. Gelet op het totaalplaatje van deze zaak vermindert de kantonrechter de proceskosten tot € 100,–.
Wetgever is aan zet
De kantonrechter gaat ervan uit dat de gemachtigde hoger beroep zal instellen om alsnog een volledige proceskostenvergoeding te verkrijgen. En er bestaat een kans dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden hierin meegaat. Daarom ziet de kantonrechter zich genoodzaakt aanvullend het volgende op te merken.
De kantonrechter stelt voorop dat hij de innerlijke waarde of billijkheid van het Bpb niet mag beoordelen.10.Het primaat ligt bij de wetgever. Dit laat onverlet dat de vorming van werkbare en evenwichtige rechtsregels een gezamenlijke verantwoordelijkheid van wetgever en rechter is. In die verantwoordelijkheid ziet de kantonrechter een signaalfunctie. Die functie is vooral van belang als de toepassing van rechtsregels in concrete gevallen tot problemen leidt, zoals bij de hoge proceskostenvergoedingen in Mulderzaken.
De kantonrechter heeft inmiddels ruime ervaring met Mulderzaken en heeft dus goed zicht op wat er speelt. Het is hem ambtshalve bekend dat er bureaus bestaan die – zoals in dit geval – specifiek of mede zijn opgericht om in Mulderzaken op basis van het principe no cure no pay als gemachtigde van de burger op te treden. De burger vult dan een machtigingsformulier in waarmee een medewerker van zo’n bureau voor de burger procedeert. De afspraak is dan dat een eventuele proceskostenvergoeding voor het bureau is. Het is de kantonrechter ook ambtshalve bekend dat dergelijke bureaus volstaan met zogeheten standaardverweren die steeds opnieuw worden aangevoerd (copy-paste). Soms wordt aanvullend Google Streetview geraadpleegd. Als een gemachtigde vervolgens al ter zitting van de kantonrechter verschijnt,11.is de burger daar meestal niet bij en wordt volstaan met een herhaling van wat er al op papier staat. Een zitting duurt dan ook meestal niet langer dan een paar minuten. Al met al zijn de inspanningen van een gemachtigde (zeer) gering te noemen. Daar is op zichzelf niets mis mee. De hoge proceskostenvergoeding acht de kantonrechter echter wel problematisch. Hij ziet namelijk dat die vergoeding in Mulderzaken tot verkeerde prikkels leidt. Er worden grote hoeveelheden Mulderberoepen ingesteld waarin het in voorkomende gevallen enkel en alleen om de proceskostenvergoeding lijkt te gaan. Soms weten burgers niet eens dat hun gemachtigde de zaak bij de kantonrechter heeft bepleit en verloren,12.wordt stelselmatig de ontvangst van brieven van rechtbanken ontkend (wat ongeloofwaardig is bevonden)13.en worden negatieve kwalificaties over kantonrechters vermeld.14.De kantonrechter vindt dit een zorgelijke ontwikkeling en onderschrijft de schriftelijke Kamervragen die Kamerlid [kamerlid] hierover op 8 maart 2023 aan minister [minister] heeft gesteld.15.De Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet Mulder) is bedoeld om de werklast van het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht in belangrijke mate terug te dringen,16.maar van die doelstelling ziet de kantonrechter nauwelijks iets terug. Dit alles gaat ten koste van een effectieve rechtsbescherming van de burger. Verder merkt de kantonrechter dat burgers mondig genoeg zijn om in een Mulderzaak zelf – dus zonder gemachtigde – de vinger op de zere plek te leggen en hun belangen prima zelf voor het voetlicht kunnen brengen.
Het is aan de wetgever om op structurele wijze een einde te maken aan de te hoge proceskostenvergoedingen in Mulderzaken. Bij de huidige stand van de rechtsontwikkeling zal de kantonrechter de lijn van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden volgen, tenzij hij dat niet aan de samenleving kan uitleggen.
Beslissing:
De kantonrechter:
- -
verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
- -
wijzigt de beslissing van de officier van justitie en de verkeersboete in die zin dat de feitcode wordt gewijzigd van VB016 naar VA016;
- -
veroordeelt de officier van justitie tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 100,–.
Dit is de uitspraak van mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, kantonrechter, bijgestaan door
mr. K.Z. Zeeman, griffier, en in het openbaar uitgesproken.
griffier kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Straf, en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht. Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 17‑03‑2023
Bijv. gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 juni 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5509.
Dit is een algemene maatregel van bestuur, zijnde een wet in materiële zin.
€ 597,– per punt x 1,5 (1 punt voor het administratief beroepschrift en 0,5 punt voor de telefonische hoorzitting) x 0,5 (wegingsfactor ‘licht’).
€ 837,– per punt x 2 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting) x 0,5 (wegingsfactor ‘licht’).
Vgl. Stb. 1993/763, p. 5. Cursiveringen van de kantonrechter.
ECLI:NL:GHARL:2021:11298. De kantonrechter maakt uit dit arrest op dat alle aangevoerde beroepsgronden slaagden. In een dergelijk geval is een betrokkene wel geheel in het gelijk gesteld, ook als slechts de feitcode en de omschrijving van de gedraging zijn aangepast.
Zie voor deze maatstaf bijv. CRvB 5 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1997.
Artikel 12 Wet algemene bepalingen.
Het is zeker niet ongebruikelijk dat gemachtigden zonder voorafgaand bericht niet ter zitting verschijnen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23 september 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8206.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 december 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10825.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 6 september 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7643.
Kamerstukken II 2022/23, Vragen.