Hof Arnhem-Leeuwarden, 08-12-2021, nr. Wahv 200.293.327/01
ECLI:NL:GHARL:2021:11298
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
08-12-2021
- Zaaknummer
Wahv 200.293.327/01
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2021:11298, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 08‑12‑2021; (Hoger beroep)
Uitspraak 08‑12‑2021
Inhoudsindicatie
Proceskostenvergoeding. De kantonrechter mag niet de proceskostenvergoeding halveren omdat slechts de feitcode is gewijzigd. Het hof kent alsnog een volledige proceskostenvergoeding toe.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 25 februari 2021, betreffende
[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),
wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. B. de Jong, kantoorhoudende te Gouda.
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond verklaard en de inleidende beschikking voor wat betreft de feitcode gewijzigd. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 467,25.
Zaaknummer | : Wahv 200.293.327/01 |
CJIB-nummer | : 226577243 |
Uitspraak d.d. | : 8 december 2021 |
Het verloop van de procedure
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, waarbij is gevraagd om een proceskostenvergoeding alsmede om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op 22 november 2021 heeft de gemachtigde van de betrokkene het hof bericht dat het zittingsverzoek is ingetrokken.
De beoordeling
De beslissing van de kantonrechter
1. Uit voormelde beslissing van 25 februari 2021 kan worden afgeleid dat de kantonrechter het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond heeft verklaard en die beslissing, alsmede de inleidende beschikking, heeft gewijzigd in die zin dat de feitcode en de omschrijving van de gedraging zijn gewijzigd. Hierbij is een proceskostenvergoeding van in totaal € 467,25 toegekend, die als volgt is opgebouwd:
- -
indienen administratief beroepschrift (1 punt);
- -
(telefonische) hoorzitting (0,5 punt);
- -
indienen beroepschrift kantonrechter (1 punt);
- -
verschijnen ter zitting kantonrechter (1 punt);
- -
waarde per punt (vanaf 1 januari 2021): € 534,-;
- -
wegingsfactor 0,5 (licht).
2. Uit de overwegingen van de kantonrechter valt voorts af te leiden dat de proceskostenvergoeding met de helft is verminderd, omdat de betrokkene slechts gedeeltelijk in het gelijk is gesteld. De kantonrechter overweegt hierbij dat weliswaar de feitcode is gewijzigd, maar niet het sanctiebedrag.
3. De aan de door de kantonrechter toegekende proceskostenvergoeding ten grondslag liggende formule is: € 534 x 3,5 x 0,5 x 0,5 = € 467,25.
Het verweer in hoger beroep
4. Hetgeen in hoger beroep is aangevoerd, richt (en beperkt) zich tot de beslissing van de kantonrechter voor zover daarbij is beslist op het verzoek om een proceskostenvergoeding.
5. Het verweer van de gemachtigde van de betrokkene in hoger beroep is tweeledig. Enerzijds stelt de gemachtigde zich op het standpunt dat de kantonrechter ten onrechte en in strijd met het forfaitaire stelsel van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Bpb) 0,5 punt heeft toegekend voor de telefonische hoorzitting. Op een gegeven moment zijn de fysieke hoorzittingen door het Parket CVOM gemakshalve ingewisseld voor telefonische hoorzittingen, waarbij thans de overweging is dat sprake is van een bijzondere omstandigheid waarvoor matiging op zijn plaats is. Telefonisch horen geschiedt echter al jarenlang en moet volgens de gemachtigde op één lijn worden geplaatst met een fysieke hoorzitting, hetgeen ook door de Hoge Raad wordt onderschreven. De wetgever heeft besloten het Bpb van overeenkomstige toepassing te verklaren op Mulderzaken en er is volgens de gemachtigde geen aanleiding hiervan af te wijken.
6. Anderzijds wijst de gemachtigde er op dat de kantonrechter ten onrechte de volledige kostenvergoeding heeft gehalveerd op grond van de overweging dat sprake is van een gedeeltelijke gegrondverklaring. De betrokkene is in het gelijk gesteld in de zin van het arrest van het hof van28 april 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:3336) en daarmee bestaat een rechtens te respecteren belang bij toekenning van een volledige proceskostenvergoeding. Van een halvering daarvan kan slechts sprake zijn in het geval van bijzondere omstandigheden, die in de onderhavige zaak zijn gesteld noch gebleken.
De reactie van de advocaat-generaal
7. Met betrekking tot de halvering van het punt voor het telefonisch horen stelt de advocaat-generaal zich op het standpunt dat de kantonrechter, getuige het arrest van het hof van 20 juli 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:7004), een juiste beslissing heeft genomen.
8. Voor wat betreft de halvering van de gehele proceskostenvergoeding door de kantonrechter refereert de advocaat-generaal zich primair aan dit oordeel. Subsidiair meent de advocaat-generaal dat met het oog op het tweede lid van artikel 2 van het Bpb een matiging van de proceskostenvergoeding tot de helft op zijn plaats is. Zowel het sanctiebedrag als de kern van de gedraging waarvoor de sanctie is opgelegd, is ongewijzigd gebleven na wijziging van de feitcode. Het ontbreekt de betrokkene hiermee aan een rechtens te respecteren belang, aldus de advocaat-generaal.
Het oordeel van het hof
Vergoeding telefonische hoorzitting
9. Met het oog op het overwogene in voormeld arrest van het hof van 20 juli 2021 is het hof van oordeel dat de kantonrechter een juiste beslissing heeft genomen door voor de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding toe te kennen van een half punt. Het verweer van de gemachtigde treft op dit punt geen doel.
Halvering bedrag proceskostenvergoeding
10. In tegenstelling tot hetgeen de kantonrechter in diens beslissing heeft overwogen, is de betrokkene - vanwege het feit dat de kantonrechter de inleidende beschikking heeft gewijzigd voor wat betreft de feitcode en de omschrijving van de gedraging en gelet op hetgeen het hof in de arresten van28 april 2020 en 20 juli 2021 hieromtrent heeft overwogen - (geheel) in het gelijk gesteld. Gelet hierop bestaat er recht op toekenning van een (volledige) proceskostenvergoeding voor het indienen van het administratief beroepschrift, het deelnemen aan de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie, het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter en het aldaar verschijnen ter zitting. In het onderhavige geval is het hof niet gebleken van omstandigheden die aanleiding geven om van die vaste rechtspraak van het hof af te wijken en het bedrag van de proceskostenvergoeding te halveren.
11. De beslissing van de kantonrechter, voor zover aan het hoger beroep onderworpen, kan dan ook geen stand houden. Het hof zal derhalve, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, bepalen dat aan de betrokkene de volgende proceskostenvergoeding zal worden toegekend.
12. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter en het verschijnen ter zitting van de kantonrechter dienen in totaal drie punten te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen in administratief beroep een half punt toekennen. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 534,- en voor het (hoger) beroep € 748,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus bedraagt de vergoeding voor deze proceskosten € 1.148,50 (1,5 x € 534,- + 2 x € 748,- x 0,5).
13. In het arrest van het hof van 1 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1786 heeft
het hof bepaald dat het onder omstandigheden redelijk kan zijn dat een betrokkene die geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld de proceskosten, die gemoeid zijn met het verkrijgen van een (juiste) proceskostenvergoeding daarvoor, ook worden vergoed.
14. Naar het oordeel van het hof bestaat in het onderhavige geval aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding voor het indienen van het hoger beroepschrift en de nadere toelichting op het beroep. De gemachtigde van de betrokkene heeft het rechtsmiddel van hoger beroep moeten aanwenden om alsnog een (juiste) proceskostenvergoeding vastgesteld te krijgen. Het is dan ook redelijk om voor het indienen van het hoger beroepschrift en de nadere toelichting een proceskostenvergoeding toe te kennen.
15. Aan het indienen van het hoger beroepschrift en de nadere toelichting op het beroep dient anderhalf punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 748,-. Nu in hoger beroep het geschil slechts betrekking heeft op de hoogte van de proceskostenvergoeding wordt voor de vaststelling van de vergoeding voor de in hoger beroep gemaakte proceskosten de wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toegepast. Aldus bedraagt de vergoeding voor de in hoger beroep gemaakte proceskosten € 280,50 (= 1,5 x € 748,- x 0,25).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij is beslist op het verzoek om een proceskostenvergoeding;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.429,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Lageveen als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.