Einde inhoudsopgave
RvdW 2015/171
Ongerechtvaardigde verrijking. Onbegrijpelijk oordeel dat sprake is van verarming. Beroep op arbitraal vonnis waaruit volgt dat vordering is tenietgegaan. Gezag van gewijsde van arbitraal vonnis; art. 236, 1059 Rv.
HR 16-01-2015, ECLI:NL:HR:2015:84
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
16 januari 2015
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion, G. Snijders, G. de Groot
- Zaaknummer
13/05072
- Conclusie
A-G mr. A. Hammerstein
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:84, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 16‑01‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2792, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑10‑2014
Partij(en)
Wouter Harmen Marten Cnossen q.q., in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V., eiser tot cassatie, adv.: mr. M.W. Scheltema,
tegen
Provinsje Fryslân, te Leeuwarden, verweerster in cassatie, adv.: mr. J.H.M. van Swaaij.
Conclusie
Conclusie A-G mr. A. Hammerstein:
Feiten en procesverloop
1.
In cassatie kan worden uitgegaan van de navolgende feiten, die ik hierna in het kort weergeef.
- i) ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.