Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2023/2405 inzake het waarborgen van een gelijk speelveld voor duurzaam luchtvervoer (ReFuelEU Luchtvaart)
Artikel 4 Percentages op Unieluchthavens beschikbare duurzame luchtvaartbrandstoffen
Geldend
Geldend vanaf 20-11-2023
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU L, 2024/90126).
- Bronpublicatie:
18-10-2023, PbEU L 2023, 2023/2405 (uitgifte: 31-10-2023, regelingnummer: 2023/2405)
- Inwerkingtreding
20-11-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-10-2023, PbEU L 2023, 2023/2405 (uitgifte: 31-10-2023, regelingnummer: 2023/2405)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Milieurecht / Energie
1.
Onverminderd artikel 15 zorgen luchtvaartbrandstofleveranciers ervoor dat alle luchtvaartbrandstoffen die op elke Unieluchthaven aan luchtvaartuigexploitanten ter beschikking worden gesteld, de minimumpercentages duurzame luchtvaartbrandstoffen bevatten, met inbegrip van de minimumpercentages synthetische luchtvaartbrandstoffen overeenkomstig de in bijlage I vermelde waarden en toepassingsdata. Onverminderd die minimumpercentages zorgen luchtvaartbrandstofleveranciers er ook voor dat alle luchtvaartbrandstoffen die in de perioden van 1 januari 2030 tot en met 31 december 2031 en van 1 januari 2032 tot en met 31 december 2034 aan luchtvaartuigexploitanten ter beschikking worden gesteld, ten minste de gemiddelde percentages synthetische luchtvaartbrandstoffen bevatten overeenkomstig de in bijlage I vermelde waarden.
Aan deze verplichting wordt ook geacht te zijn voldaan indien de in de eerste alinea genoemde minimumpercentages worden bereikt met behulp van:
- a)
hernieuwbare waterstof voor de luchtvaart;
- b)
koolstofarme luchtvaartbrandstoffen.
2.
Voor de berekening van de minimumpercentages in bijlage I, indien waterstof voor de luchtvaart ter beschikking wordt gesteld van luchtvaartuigexploitanten op een Unieluchthaven:
- a)
zijn de waarden voor de energie-inhoud van alle relevante brandstoffen de waarden bedoeld in artikel 27, lid 2, punten f) en g), van en bijlage III bij Richtlijn (EU) 2018/2001 of in relevante internationale luchtvaartnormen met betrekking tot brandstoffen die niet in die bijlage zijn opgenomen, en
- b)
wordt de energie-inhoud van de geleverde waterstof voor de luchtvaart zowel in de teller als in de noemer in aanmerking genomen.
3.
Indien een luchtvaartbrandstofleverancier gebruikmaakt van de bij lid 1, tweede alinea, vastgestelde mogelijkheid of indien een luchtvaartuigexploitant de in die alinea bedoelde brandstoffen tankt, gelden verwijzingen naar duurzame luchtvaartbrandstoffen in artikel 3, punten 10), 11) en 27), artikelen 8, 9 en 10, artikel 12, leden 6 en 7, artikel 13, lid 1, punten a), b) en g), artikel 14, artikel 15, lid 1, en bijlage II als verwijzingen naar koolstofarme luchtvaartbrandstoffen en hernieuwbare waterstof voor de luchtvaart.
4.
Voor elke rapportageperiode mogen andere biobrandstoffen voor de luchtvaart dan geavanceerde biobrandstoffen zoals gedefinieerd in artikel 2, tweede alinea, punt 34), van Richtlijn (EU) 2018/2001 en andere dan biobrandstoffen die worden geproduceerd uit de in deel B van bijlage IX bij die richtlijn vermelde grondstoffen, die door elke luchtvaartbrandstofleverancier op Unieluchthavens worden geleverd, ten hoogste 3 % van de geleverde luchtvaartbrandstoffen uitmaken om te voldoen aan de in lid 1 van dit artikel en bijlage I bij deze verordening bedoelde minimumpercentages.
5.
Duurzame luchtvaartbrandstoffen die worden geproduceerd uit de volgende grondstoffen worden buiten beschouwing gelaten bij de berekening van de in bijlage I bij deze verordening vastgestelde minimumpercentages duurzame luchtvaartbrandstoffen: ‘voedsel- en voedergewassen’ zoals gedefinieerd in artikel 2, tweede alinea, punt 40), van Richtlijn (EU) 2018/2001, tussenteelten, palmvetzuurdistillaten en van palm en soja afgeleide materialen, en soapstock en derivaten daarvan.
Die uitsluiting geldt echter niet voor grondstoffen die onder de voorwaarden van bijlage IX bij Richtlijn (EU) 2018/2001 in die bijlage zijn opgenomen.
6.
Luchtvaartbrandstofleveranciers kunnen aantonen dat aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde verplichting is voldaan door gebruik te maken van het in artikel 30 van Richtlijn (EU) 2018/2001 bedoelde massabalanssysteem.
7.
Onverminderd de toepassing van artikel 12, leden 4 en 5, moet een luchtvaartbrandstofleverancier die er niet in slaagt tijdens een bepaalde rapportageperiode de in bijlage I vermelde minimumpercentages te leveren, dat tekort minstens in de daaropvolgende rapportageperiode compenseren. Indien een luchtvaartbrandstofleverancier er niet in slaagt in de periode van 1 januari 2030 tot en met 31 december 2031 de gemiddelde percentages synthetische luchtvaartbrandstoffen te leveren, compenseert hij dat tekort bij wijze van uitzondering ten minste vóór het einde van de periode van 1 januari 2032 tot en met 31 december 2034, en indien een luchtvaartbrandstofleverancier er niet in slaagt de gemiddelde percentages synthetische luchtvaartbrandstoffen in de periode van 1 januari 2032 tot en met 31 december 2034 te leveren, compenseert hij dat tekort ten minste in de volgende rapportageperiode.