Hof Arnhem-Leeuwarden, 14-03-2017, nr. 15/01417
ECLI:NL:GHARL:2017:2191, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
14-03-2017
- Zaaknummer
15/01417
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2017:2191, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 14‑03‑2017; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2015:4666, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
V-N 2017/32.12 met annotatie van Redactie
NLF 2017/0608 met annotatie van
NTFR 2017/788 met annotatie van prof. mr. dr. R.A. Wolf
Uitspraak 14‑03‑2017
Inhoudsindicatie
Diensten van personenalarmering waarvan de oproepen worden beantwoord door in het kader van de Wet BIG-geregistreerde personen, zijn vrijgesteld van omzetbelasting.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 15/01417
uitspraakdatum: 14 maart 2017
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 24 september 2015, nummer LEE 14/4229, ECLI:NL:RBNNE:2015:4666, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2014 aangifte omzetbelasting gedaan. Het in de aangifte opgenomen verschuldigde bedrag van € 3.063 heeft belanghebbende op 16 april 2014 voldaan.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de voldoening op aangifte met € 524 tot € 2.539 verminderd.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1.
Belanghebbende verleent intra- en extramurale zorg aan ouderen. Belanghebbende verleent (intramurale) verzorgingshuiszorg, aanvullende zorg, (intramurale) verpleeghuiszorg en thuiszorg aan zelfstandig wonende ouderen. In 2014 had belanghebbende 825 intramurale cliënten en 1.463 extramurale cliënten.
2.2.
In het kader van extramurale zorg biedt belanghebbende haar cliënten professionele personenalarmering aan. Deze dienst bestaat eruit dat afnemers van deze dienst de mogelijkheid hebben om bij een calamiteit contact te leggen met een medewerker van belanghebbende met behulp van door belanghebbende ter beschikking gestelde alarmeringsapparatuur. Deze dienst wordt niet alleen verleend aan extramurale cliënten, maar ook aan intramurale cliënten. Het onderhavige geschil betreft alleen de diensten aan extramurale cliënten.
2.3.
Belanghebbende sluit overeenkomsten met de desbetreffende cliënten met betrekking tot de personenalarmering. In deze overeenkomsten is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“…
verklaren met betrekking tot professionele zorgopvolging in combinatie met personenalarmering het volgende te zijn overeengekomen.
Professionele zorgopvolging
1. De opdrachtnemer biedt met behulp van personenalarmering professionele zorgopvolging bij alarmering aan opdrachtgever, waarbij de opdrachtgever minimaal 2 contactadressen opgeeft.
Looptijd en opzegging
2. Het abonnement professionele alarmopvolging gaat in op ………. en is voor onbepaalde tijd. De minimale looptijd van de overeenkomst is twaalf (12) maanden.
3. Deze overeenkomst kan alleen schriftelijk worden opgezegd met in achtneming van een opzegtermijn van één maand.
Kosten professionele alarmopvolging
4. De aansluiting op de professionele alarmopvolging van de opdrachtnemer kost € 291,00. De aansluitkosten zullen door automatische machtiging worden geïncasseerd. De maandelijkse kosten volgens artikel 5, zullen in de eerste twaalf maanden niet in rekening worden gebracht.
5. De vergoeding voor het gebruik van professionele alarmopvolging bedraagt € 13,80 per maand bij automatische incasso, met inachtneming van hetgeen is gesteld in artikel 4, d.w.z. voor het eerst vanaf d.d.:……..
Onderstaand artikel (6) is van kracht, indien opdrachtgever geen AWBZ-zorg van opdrachtnemer ontvangt:
6. Indien na een oproep door de opdrachtgever, als bedoeld in artikel 10, door één van de medewerkers van de opdrachtnemer ter plaatse assistentie moet worden verleend, zal een bedrag van € 61,65 per oproep in rekening worden gebracht. Duurt de zorgverlening langer dan één uur, dan wordt voor de overschrijding van dit uur het bedrag conform NZA-tarief voor persoonlijke verzorging extra in rekening gebracht, dit afgerond op 5 minuten.
Onderstaand artikel (7) is van toepassing, indien opdrachtgever AWBZ-zorg van opdrachtnemer ontvangt:
7. Indien na een oproep door de opdrachtgever, als bedoeld in artikel 10, door één van de medewerkers van de opdrachtnemer ter plaatse assistentie moet worden verleend, zal de benodigde tijd zoveel mogelijk ten laste van de indicatie van de opdrachtgever worden gebracht en door de opdrachtnemer worden gedeclareerd bij het Zorgkantoor.
(…)
Professionele alarmopvolging
11. Middels het personen alarmeringsapparaat kan bij calamiteiten door opdrachtgever een oproep worden gedaan, waardoor een open spreek-/luisterverbinding tot stand wordt gebracht met een medewerker van de opdrachtnemer. De binnengekomen oproep wordt beantwoord door medewerkers van de opdrachtnemer. Naar beoordeling van medewerker zal zonodig actie worden ondernomen.
(…)”
2.4.
Belanghebbende heeft geen alarmcentrale of callcenter, waar de oproepen binnenkomen. De spreek/luisterverbinding wordt rechtstreeks tot stand gebracht met de mobiele telefoon van een medewerker van belanghebbende, die in de regio werkzaam is. De desbetreffende medewerker is hetzij een in het kader van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: BIG) geregistreerde verpleegkundige dan wel een “verzorgende individuele gezondheidszorg” (hierna: verzorgende IG). Voor de verzorgende IG is altijd een verpleegkundige bereikbaar voor overleg en advies. Indien naar de inschatting van de medewerker van belanghebbende zorg ter plaatse nodig is, gaat deze medewerker zelf naar de cliënt, tenzij dit niet mogelijk is. In dat geval schakelt hij een collega in om ter plaatse assistentie te verlenen. De assistentie loopt uiteen van iemand geruststellen en weer op de been helpen tot het inschakelen van een arts. De aldus verrichte werkzaamheden zijn divers. De assistentie ter plaatse wordt hierna aangeduid met de term ‘opvolgzorg’. Soms vindt geen opvolgzorg plaats. Het is mogelijk dat geen opvolging aan het signaal wordt gegeven, omdat de cliënt per ongeluk op het alarmknopje heeft gedrukt. Een andere mogelijkheid is dat contact wordt gemaakt, maar dat na een inschatting van de aard van het incident geen opvolging aan het signaal wordt gegeven. Het komt voor dat tijdens de looptijd van het contract geen verbinding wordt gemaakt omdat zich geen calamiteit voordoet.
3. Het geschil
3.1.
In geschil is of de door belanghebbende aan extramurale cliënten aangeboden dienst, bestaande uit de installatie en aansluiting van het personenalarmeringssysteem en het met behulp daarvan bieden van de mogelijkheid contact te maken bij calamiteiten (hierna tezamen ook aangeduid als: alarmeringsdienst), is vrijgesteld van omzetbelasting.
3.2.
Primair stelt belanghebbende zich op het standpunt dat de alarmeringsdienst onlosmakelijk is verbonden met de daarop volgende van omzetbelasting vrijgestelde opvolgzorg. Er is sprake van één prestatie, die is vrijgesteld op grond van hetzij artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten eerste, onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB), dan wel artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet OB in samenhang met artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (hierna: Uitvoeringsbesluit) juncto post 23 van Bijlage 2 behorende bij het Uitvoeringsbesluit. De kerntaak van belanghebbende is het verlenen van zorg aan ouderen, inwonend dan wel uitwonend. De professionele alarmopvolging biedt de zelfstandig wonende ouderen de zekerheid dat zij geholpen worden door gekwalificeerde verpleegkundigen of verzorgenden IG. Belanghebbende biedt daartoe aan om de benodigde apparatuur te installeren en zorgt ervoor dat 24 uur per dag deskundige medewerkers kunnen worden opgeroepen die zo nodig opvolgzorg op locatie verlenen. De uitzondering van alarmeringsdiensten van de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet OB is niet van toepassing op diensten zoals de onderhavige. De alarmeringsdienst van belanghebbende wordt bemand door BIG-beoefenaren, die indien nodig direct hulp kunnen verlenen. Dit is anders bij de uitgezonderde alarmeringsdiensten, die bestaan uit het doorschakelen van binnenkomende oproepen door niet-BIG-beoefenaren.
Subsidiair stelt belanghebbende zich op het standpunt dat wanneer sprake is van afzonderlijke diensten, de alarmeringsdienst is vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten eerste, onderdeel a, van de Wet OB. De zorg wordt verleend door medewerkers met een beroep waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet BIG.
3.3.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de alarmeringsdienst (bestaande uit de installatie en het contact opnemen met de alarmcentrale) losstaat van de eventueel daarna te verlenen opvolgzorg. De vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet OB is volgens de Inspecteur niet van toepassing op de alarmeringsdienst, nu (extramurale) leveringen en diensten in het kader van personenalarmering van die vrijstelling zijn uitgesloten. Belanghebbende treedt in concurrentie met commerciële aanbieders van deze dienst. Door uitsluiting van artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet OB wordt verstoring van de concurrentieverhoudingen voorkomen. De alarmeringsdienst valt evenmin onder de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten eerste, sub a, van de Wet OB.
3.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de opvolgzorg van omzetbelasting is vrijgesteld.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.
Artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet OB bepaalt dat de volgende diensten van omzetbelasting zijn vrijgesteld (tekst 2014):
“de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen leveringen en diensten van sociale of culturele aard, mits de ondernemer geen winst beoogt en niet een ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen optreedt ten opzichte van ondernemers die winst beogen;”
Bijlage B, punt 23, bij het Uitvoeringsbesluit heeft betrekking op instellingen op het gebied van bejaardenzorg. Deze instellingen mogen de vrijstelling toepassen voor prestaties die in het bijzonder zijn gericht op het handhaven of bevorderen van de mogelijkheden voor ouderen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, mede voor het verstrekken van spijzen en dranken. Met ingang van 1 januari 2014 zijn leveringen van goederen en diensten in het kader van personenalarmering hiervan uitgesloten.
Artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten eerste, sub a, van de Wet OB bepaalt dat de volgende diensten van omzetbelasting zijn vrijgesteld (tekst 2014):
“de diensten op het vlak van de gezondheidskundige verzorging van de mens door beoefenaren van een medisch of paramedisch beroep die een op dit beroep gerichte opleiding hebben voltooid waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor zover deze diensten tot het gebied van deskundigheid van dit beroep behoren en onderdeel vormen van bedoelde opleiding;”
4.2.
Bij de beoordeling van het primaire standpunt van belanghebbende stelt het Hof het volgende voorop. Indien een belastingplichtige tegelijk jegens één afnemer verschillende handelingen tegen afzonderlijke vergoedingen verricht, moet elk van die handelingen voor de heffing van omzetbelasting normaal gesproken als onderscheiden en zelfstandig worden beschouwd (vgl. onder meer het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) van 25 februari 1999, Card Protection Plan Ltd. (CPP) C-349/96, ECLI:EU:C:1999:93, en HR 23 oktober 2009, nr. 08/02605, ECLI:NL:HR:2009:BK0916). Niettemin komt uit de rechtspraak van het HvJ naar voren dat verschillende formeel onderscheiden prestaties die afzonderlijk kunnen worden verricht en dus ieder als zodanig tot belastingheffing of tot vrijstelling kunnen leiden, in bepaalde omstandigheden als één enkele handeling moeten worden beschouwd wanneer zij niet zelfstandig zijn. Het betreft één enkele handeling wanneer twee of meer elementen of handelingen die de belastingplichtige verricht, zo nauw met elkaar zijn verbonden dat zij objectief gezien één niet te splitsen economische prestatie vormen, waarvan het kunstmatig zou zijn die uit elkaar te halen (zie HvJ 27 september 2012, Field Fisher Waterhouse LLP, C-392/11, ECLI:EU:C:2012:597, punt 16 en de aldaar aangehaalde rechtspraak). Het feit dat een derde in beginsel de vorenbedoelde elementen of handelingen kan verrichten, hoeft onder omstandigheden niet te nopen tot de conclusie dat van het verrichten van één ondeelbare dienst geen sprake is. Maar ook wanneer bij het tegelijkertijd verrichten van twee of meer handelingen geen sprake ervan is dat verschillende behandeling leidt tot een kunstmatige splitsing van één prestatie, is niet uitgesloten dat die handelingen niettemin voor de heffing van omzetbelasting hetzelfde fiscale lot moeten delen. Dat is met name het geval wanneer een of meer aspecten van de desbetreffende handelingen moeten worden geacht de hoofdprestatie te vormen, terwijl een of meer andere aspecten moeten worden beschouwd als bijkomend bij die hoofdprestatie. Een prestatie moet in het bijzonder als bijkomend bij een hoofdprestatie worden beschouwd, wanneer zij voor de klanten geen doel op zich is, maar een middel om de hoofdprestatie van de dienstverrichter zo aantrekkelijk mogelijk te maken (vgl. HvJ 11 juni 2009, Tellmer Property, C-572/07, ECLI:EU:C:2009:365, punt 18, en 10 maart 2011, Bog e.a., C-497/09, C-499/09, C-501/09 en C-502/09, ECLI:EU:C:2011:135, punt 54).
4.3.
Het Hof volgt belanghebbende in haar primaire standpunt dat de door haar geleverde personenalarmeringsdienst met de opvolgzorg voor de heffing van omzetbelasting als één prestatie moet worden aangemerkt. Belanghebbende heeft verklaard dat zij heeft besloten om altijd een medisch gekwalificeerde medewerker naar de cliënt te sturen, tenzij sprake is van loos alarm of naar de inschatting van de bedoelde medewerker een huisbezoek niet nodig is. Belanghebbende heeft besloten om geen familieleden of buren in te schakelen. Het Hof leidt uit het voorgaande af dat het abonnement mede de beantwoording van de oproepen van cliënten omvat. Deze beantwoording geschiedt door medewerkers van belanghebbende die beroepsbeoefenaren zijn als bedoeld bij of krachtens de Wet BIG. De desbetreffende medewerker schat de situatie in, neemt een besluit over wat er gedaan moet worden en stapt indien nodig in de auto om naar de cliënt te rijden. Voor de opvolgzorg ter plaatse wordt weliswaar een aparte vergoeding berekend, maar deze opvolgzorg is een direct gevolg van de oproep en de inschatting van de medewerker die de oproep beantwoordt. In dit verband heeft belanghebbende, ondersteund door cijfers, verklaard dat in de meerderheid van de oproepen opvolgzorg wordt verleend.
4.4.
Het Hof acht aannemelijk dat het de cliënten er in wezen om te doen is bij een calamiteit de juiste opvolgzorg te krijgen. De personenalarmeringsdienst is vooral bedoeld voor oudere cliënten die zelfstandig wonen maar op ieder moment (tijdelijk) hulpbehoevend kunnen worden, omdat zij bijvoorbeeld een chronische ziekte of ouderdomsgebreken hebben. Door de alarmeringsdienst zijn zij verzekerd van deskundige hulp wanneer zich een calamiteit voordoet. De installatie van de apparatuur en de daarop volgende permanente technische mogelijkheid om contact te krijgen met de medewerkers van belanghebbende zijn hiertoe instrumenteel en onontbeerlijk, maar gelet op het wezenlijke doel van de personenalarmeringsdienst ondergeschikt. Tussen de technische en de menselijke aspecten van de dienst bestaat een nauwe verwevenheid, die vooral wordt gevormd door de persoonlijke en in het kader van de gezondheidszorg professionele betrokkenheid van de medewerker die de oproep beantwoordt en in beginsel de opvolgzorg verleent. De totale personenalarmeringsdienst van belanghebbende is dus één dienst, die ertoe strekt aan cliënten paramedische zorg of thuiszorg te verlenen bij calamiteiten. De deskundige beantwoording van de oproep en de opvolgzorg vormen de hoofdprestatie en de technische diensten vormen de bijkomstige prestaties, die het verlenen van de hoofdprestatie faciliteren. Uitgaande van deze vaststelling is niet van belang dat in een minderheid van de oproepen geen opvolgzorg wordt gegeven. Ook de omstandigheid dat belanghebbende voor de diverse aspecten een aparte vergoeding in rekening brengt, maakt het vorenoverwogene niet anders. De wijze waarop de vergoeding wordt berekend is niet beslissend bij de beoordeling of sprake is van één prestatie en belanghebbende heeft hiervoor een bedrijfseconomische verklaring gegeven. Het is aan belanghebbende om te bepalen hoe zij de kosten verdeelt over haar cliënten.
4.5.
Onder de hiervoor in aanmerking genomen omstandigheden treedt belanghebbende niet in concurrentie met aanbieders van personenalarmeringsdiensten waarvan, anders dan bij belanghebbende, het wezenlijke doel voor de gemiddelde afnemer niet is gelegen in het te allen tijde kunnen beschikken over deskundige zorg bij calamiteiten.
4.6.
Het primaire standpunt van belanghebbende is juist. Voor dat geval is niet in geschil dat de op aangifte verschuldigde omzetbelasting nihil bedraagt. Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen. De overige standpunten van partijen behoeven geen bespreking meer.
Slotsom Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.
5. Griffierecht en proceskosten
5.1.
Omdat het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, bepaalt het Hof dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt. De Rechtbank heeft de Inspecteur gelast het in beroep betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. Het Hof laat deze beslissing in stand.
5.2.
De Rechtbank heeft belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend voor de bezwaar- en beroepsfase. Desgevraagd heeft belanghebbende verklaard met de hoogte akkoord te zijn. Het Hof laat ook deze beslissing in stand.
5.3.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 990 (2 punten (hogerberoepschrift en bijwonen zitting) wegingsfactor 1 € 495 (bedrag 2017)).
6. Beslissing
Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, met uitzondering van de beslissingen over het griffierecht en de proceskostenvergoeding,
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur,
– vermindert de op aangifte verschuldigde omzetbelasting tot nihil,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 990,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 497 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. J.W. baron van Knobelsdorff en mr. P. van der Wal, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.
De beslissing is op 14 maart 2017 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter .
(K. de Jong-Braaksma) | (A. van Dongen) |
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 15 maart 2017
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.