De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/16.5.8:16.5.8 De in de nationale rechtspraktijk gehanteerde matigingsclausule
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/16.5.8
16.5.8 De in de nationale rechtspraktijk gehanteerde matigingsclausule
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS374328:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie hierover voorts 8.4.2.4.
Hiervoor besprak ik al in 8.4.2.4 dat de in de praktijk gehanteerde matigingsclausule waarbij verbeurte van de dwangsom is gelegen vóór het moment van matiging, mijns inziens in het licht van de jurisprudentie van het Benelux-Gerechtshof niet te handhaven zal zijn.
Daarenboven leidt de hier bedoelde praktijk hoe dan ook tot een in het licht van de unificatiegedachte onaanvaardbare rechtsongelijkheid, waar deze niet door alle rechters in de Benelux wordt gehanteerd.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het samenvoegen van de procedure voor de 611d-rechter en die voor de executie-rechter is bovendien in overeenstemming met een ontwikkeling in de Nederlandse rechtspraktijk die erin bestaat dat rechters een algemene matigingsclausule in hun dwangsomveroordelingen plegen op te nemen.1 Vragen die op de matiging van verbeurde dwangsommen betrekking hebben worden daarmee in de praktijk onder de bevoegdheid van de executierechter gebracht, ook indien deze in het bestaan van onmogelijkheid als bedoeld in art. 611d Rv hun grond vinden. De ruime billijkheidstoets omvat immers mede de vraag naar een eventuele onmogelijkheid, terwijl beantwoording daarvan op deze wijze een kwestie van uitleg van de veroordeling is geworden.2 Resultaat van toepassing van de clausule kan zijn dat de executierechter een onmogelijkheidsverweer beoordeelt, hetgeen in beginsel in strijd is met hetgeen het Benelux-Gerechtshof in het arrest Leslee/Snauwaert omtrent de exclusiviteit van de bevoegdheid van de 611d-rechter heeft bepaald.3 Deze regionale oplossing doet bovendien aan de unificatiegedachte geen recht.