Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/4.2.3
4.2.3 Consumentenrecht en het beginsel van vrije zelfbeschikking
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS444528:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie bijv. F.W. Grosheide, ‘Iustum Pretium, enkele opmerkingen over de contractuele gebondenheid’, WPNR 1996/6227, p. 426. Om deze redenen worden kernbedingen in artikel 6:231 BW uitgezonderd van de algemene voorwaarden, zie Parl. Gesch. Boek 6, p.1521 (MvT).
E. Swaenepoel, Toetsing van het contractuele evenwicht, Antwerpen: Intersentia 2011, p. 25. Zie ook O.O. Cherednychenko, Fundamental Rights Contract Law and the Protection of the Weaker Party (diss. Utrecht), Munchen: Sellier 2007, p. 10.
Swaenepoel 2011, p. 26. Zie ook R.R.R. Hardy, ‘Precontractuele informatieplichten in het EG-contractenrecht’, VrA 2004/1.2, p. 23 en J.H. Nieuwenhuis, ‘Contractvrijheid, een weerbarstig beginsel’, in: T. Hartlief & C.J.J.M. Stolker (red.), Contractvrijheid, Deventer: Kluwer 1999, p. 28 e.v.
Zie in vergelijkbare zin J.H. Nieuwenhuis, Drie beginselen van contractenrecht (diss. Leiden), Deventer: Kluwer 1979, p. 52-54.
Zie bijv. Swaenepoel 2011, p. 54.
Swaenepoel 2011, p. 54.
Swaenepoel 2011, p. 54. Zie ook M. Fontaine, ‘Les Principes d’Únidroit et la protection de la partie faible’ in: K. Boele-Woelki en F.W. Grosheide (red.), The future of European Contract Law. Essays in honour of Ewoud Hondius, Alphen a/d Rijn: Kluwer International Law 2007, p. 184.
Zie par. 4.5.3.1 e.v.
Het consumentenrecht is een complex en gelaagd veld van regels. Naast de privaatrechtelijk geaarde regels en middelen tot handhaving van het consumentenrecht is er ook de bestuursrechtelijke op Europese regelgeving gestoelde handhaving. Deze bestuursrechtelijke regels dienen meerdere doelen, zijn grensoverschrijdend en kennen een actieve overheidsbemoeienis. De vraag kan met recht gesteld worden of het consumentenrecht nog wel onder het privaatrecht kan worden geschaard. Door zwakke partijen te beschermen komt het recht van vrije zelfbeschikking, kenmerkend voor het privaatrecht, immers onder druk te staan. Contractvrijheid is uiteindelijk één van de pijlers van het privaatrecht. Een oplossing kan niet worden gevonden in de iustum pretiumleer. De iustum pretium-leer is, zoals beschreven in paragraaf 2.2.1.2, niet als zodanig aanvaard in het Burgerlijk Wetboek.1 Een overeenkomst met ongelijkwaardige tegenprestaties kan normaliter niet om het enkele feit dat de prestaties over en weer onevenwichtig zijn, worden aangetast.
Als echter geen sprake is van gelijkheid in economische zin en/of in technische kennis dan is er geen daadwerkelijke contractvrijheid.2 Reële contractvrijheid veronderstelt gelijkwaardigheid van partijen en als deze ontbreekt is er geen sprake van daadwerkelijke vrijheid. Deze ongelijkheid van partijen mondt vaak uit in een overeenkomst waarin geen inhoudelijk evenwicht bestaat. Daarom is ook ingezet op de bestrijding van de ongelijke onderhandelingspositie van partijen in de precontractuele fase.3 Het doel is contractvrijheid en het middel daartoe kan ‘dwang’ zijn.4
Door de zelfbeschikking van de marktpartijen centraal te stellen blijft het consumentenrecht ingebed in het (algemene) privaatrecht.5 Het recht op vrije economische zelfbeschikking komt aan alle marktdeelnemers toe en door dit te erkennen wordt vermeden dat aan de consument een algemene uitzonderingspositie wordt toegekend.6 Naarmate de consument meer als een zwakke contractspartij wordt gezien die ondersteuning verdient, wordt het consumentenrecht echter wel meer een zelfstandig rechtsgebied.7
Gezien de zeer gedetailleerde regelgeving in combinatie met de bestuursrechtelijke handhaving doet de poging om het consumentenrecht voor het privaatrecht te behouden enigszins krampachtig aan.8 Uit de casestudy zal volgen dat bijvoorbeeld de regelgeving inzake misleidende handelspraktijken wetgeving is met een sterk punitief karakter die in het burgerlijk recht is ‘opgenomen’. Door dit punitieve karakter doet de regelgeving bestuursrechtelijk aan.