Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden
Artikel 31 Het dragen van uniformen en het meevoeren van bewapening en uitrusting
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2006
- Bronpublicatie:
02-03-2005, Trb. 2005, 86 (uitgifte: 18-04-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-08-2006, Trb. 2006, 175 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Ambtenaren van een Verdragsluitende Staat die zich in het kader van de samenwerking uit hoofde van dit Verdrag op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat ophouden, kunnen ter plaatse hun nationale dienstkleding dragen. Hierbij mogen zij doorgaans de naar het onderscheidenlijke nationale recht van hun eigen staat toegestane bewapening en uitrusting met inbegrip van munitie, traangasapparatuur, spuitbussen met prikkelende stoffen, wapenstokken en diensthonden meevoeren.
2.
De bevoegde autoriteiten informeren elkaar over de onderscheidenlijk toegestane dienstwapens en uitrusting.