Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)
Artikel 248 Rechten en plichten van de groepstoezichthouder en de andere toezichthouders — College van toezichthouders
Geldend
Geldend vanaf 30-12-2019
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 30-06-2021.
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Stcrt. 2019, L 334 (uitgifte: 27-12-2019, regelingnummer: 2019/2177)
- Inwerkingtreding
30-12-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stcrt. 2019, L 334 (uitgifte: 27-12-2019, regelingnummer: 2019/2177)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Algemeen
Verzekeringsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De rechten en plichten van de groepstoezichthouder met betrekking tot het groepstoezicht omvatten het volgende:
- a)
het coördineren van de vergaring en verspreiding van informatie die relevant of essentieel is in normale omstandigheden en in noodsituaties, met inbegrip van de verspreiding van informatie die van belang is voor het toezicht door een toezichthoudende autoriteit;
- b)
het toezicht op en het beoordelen van de financiële situatie van de groep;
- c)
het beoordelen van de naleving door de groep van de voorschriften inzake solvabiliteit, risicoconcentratie en intragroeptransacties, zoals neergelegd in de artikelen 218 tot en met 245;
- d)
het beoordelen van het governancesysteem van de groep zoals bepaald in artikel 246, en van de vraag of de leden van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van de deelnemende onderneming aan de vereisten van de artikelen 42 en 257 voldoen;
- e)
het plannen en coördineren, aan de hand van bijeenkomsten die minstens eenmaal per jaar plaatsvinden, of andere passende middelen, van toezichtactiviteiten in normale omstandigheden en in noodsituaties, in samenwerking met de betrokken toezichthoudende autoriteiten en rekening houdend met de aard, de omvang en de complexiteit van de risico's die verbonden zijn met de bedrijfsuitoefening van alle ondernemingen die onderdeel van de groep zijn;
- f)
andere taken, maatregelen en besluiten die bij deze richtlijn aan de groepstoezichthouder zijn toegewezen of uit de toepassing van deze richtlijn voortvloeien, met name het leiden van het in de artikelen 231 en 233 vastgelegde validatieproces van een intern model op groepsniveau en het leiden van het proces voor het toestaan van de toepassing van de in de artikelen 237 tot en met 240 vastgelegde regeling.
2.
Om de uitvoering van de groepstoezichtstaken als bedoeld in lid 1 te vergemakkelijken, wordt een door de groepstoezichthouder voorgezeten college van toezichthouders ingesteld.
Dit college van toezichthouders zorgt ervoor dat de samenwerking, de informatie-uitwisseling en de onderlinge raadpleging tussen de toezichthoudende autoriteiten van het college effectief hun beslag krijgen overeenkomstig titel III, ten einde de convergentie van hun besluiten en activiteiten te bevorderen.
Indien de groepstoezichthouder de in lid 1 bedoelde taken niet uitvoert of indien de leden van het college van toezichthouders niet samenwerken in de mate die in dat lid wordt vereist, mag elk van de betrokken toezichthoudende autoriteiten de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) 1094/2010 naar de EIOPA doorverwijzen en om haar advies verzoeken. In dit geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden.
3.
Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 zijn de groepstoezichthouder en de toezichthoudende autoriteiten van alle lidstaten waar de zetel van alle dochterondernemingen gevestigd is, alsmede de EIOPA lid van het college van toezichthouders.
Ook de toezichthoudende autoriteiten van belangrijke bijkantoren en verbonden ondernemingen kunnen deelnemen aan de colleges van toezichthouders. Hun deelneming beperkt zich echter tot het doel van een efficiënte uitwisseling van informatie.
Met het oog op de doeltreffende werking van het college kan het nodig zijn dat bepaalde activiteiten door een beperkt aantal toezichthoudende autoriteiten van het college worden uitgevoerd.
4.
Onverminderd elke ter uitvoering van deze richtlijn genomen maatregel stoelt de oprichting en werking van de colleges op coördinatieafspraken tussen de groepstoezichthouder en de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten.
Bij verschil van mening over de coördinatieafspraken kan elk lid van het college van toezichthouders de zaak voorleggen aan de EIOPA en om haar bijstand verzoeken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010. In dat geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden. De groepstoezichthouder neemt zijn definitieve besluit in overeenstemming met het eventuele besluit van de EIOPA. De groepstoezichthouder doet het besluit aan de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten toekomen.
5.
Onverminderd elke ter uitvoering van deze richtlijn genomen maatregel worden in de in lid 4 bedoelde coördinatieafspraken de procedures gespecificeerd voor:
- a)
het besluitvormingsproces tussen de betrokken toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig de artikelen 231, 232 en 247;
- b)
het overleg uit hoofde van lid 4 van dit artikel en artikel 218, lid 5.
Onverminderd de rechten en plichten die deze richtlijn vaststelt voor de groepstoezichthouder en de andere toezichthoudende autoriteiten, kunnen in de coördinatieafspraken nog andere taken worden toevertrouwd aan de groepstoezichthouder, de andere toezichthoudende autoriteiten of de EIOPA, ingeval dit leidt tot een efficiënter toezicht op de groep en het geen afbreuk doet aan de toezichtactiviteiten van de leden van het college van toezichthouders ten opzichte van hun individuele verantwoordelijkheden.
De coördinatieafspraken kunnen ook procedures bevatten voor:
- a)
het overleg tussen de betrokken toezichthoudende autoriteiten, met name als bedoeld in de artikelen 213 tot en met 217, 219 tot en met 221, 227, 244 tot en met 246, 250, 256, 260 en 262;
- b)
de samenwerking met andere toezichthoudende autoriteiten.
6.
De EIOPA stelt richtsnoeren vast voor de operationele werking van de colleges van toezichthouders, op basis van integrale evaluaties van de werkzaamheden van de colleges teneinde de mate van onderlinge convergentie te beoordelen. Deze evaluaties worden ten minste om de drie jaar uitgevoerd. De lidstaten zorgen ervoor dat de groepstoezichthouder de EIOPA informatie verstrekt over de werking van de colleges van toezichthouders en gerezen moeilijkheden die van belang zijn voor deze evaluaties.
Teneinde een consequente harmonisatie met betrekking tot de coördinatie tussen de toezichthoudende autoriteiten te waarborgen, kan de EIOPA ontwerpen van technische reguleringsnormen uitwerken om op basis van de in de eerste alinea genoemde richtsnoeren nadere invulling te geven aan de operationele werking van colleges van toezichthouders.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de tweede alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.
7.
Teneinde een consequente harmonisatie met betrekking tot de coördinatie tussen de toezichthoudende autoriteiten te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, met het oog op de toepassing van de leden 1 tot en met 6 ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van de coördinatieafspraken voor het groepstoezicht.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.
8.
De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast met betrekking tot de definitie van wat een belangrijk bijkantoor is.