Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)
Artikel 227 Gelijkwaardigheid van verbonden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen uit derde landen
Geldend
Geldend vanaf 23-05-2014
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2016.
- Bronpublicatie:
16-04-2014, PbEU 2014, L 153 (uitgifte: 22-05-2014, regelingnummer: 2014/51/EU)
- Inwerkingtreding
23-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-04-2014, PbEU 2014, L 153 (uitgifte: 22-05-2014, regelingnummer: 2014/51/EU)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Algemeen
Verzekeringsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Bij de berekening overeenkomstig artikel 233 van de groepssolvabiliteit van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die een in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit een derde land deelnemende onderneming is, wordt louter voor deze berekening de verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit het derde land op dezelfde wijze behandeld als een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming.
Wanneer het derde land waar deze onderneming haar hoofdkantoor heeft, de betrokken onderneming onderwerpt aan een vergunning en haar een solvabiliteitsregeling oplegt die ten minste gelijkwaardig is aan die van titel I, hoofdstuk VI, kunnen de lidstaten evenwel voorschrijven dat bij de berekening met betrekking tot deze onderneming rekening wordt gehouden met het solvabiliteitskapitaalvereiste en met het voor het voldoen aan dat vereiste in aanmerking komend eigen vermogen als voorgeschreven door het betrokken derde land.
2.
Wanneer er overeenkomstig lid 4 of 5 van dit artikel geen gedelegeerde handeling is vastgesteld, wordt de verificatie of de regeling van het derde land ten minste gelijkwaardig is, op verzoek van de deelnemende onderneming of op haar eigen initiatief uitgevoerd door de groepstoezichthouder. De EIOPA verleent de groepstoezichthouder bijstand overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010.
Hierbij raadpleegt de groepstoezichthouder, hierin bijgestaan door de EIOPA, de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten alvorens een besluit over de gelijkwaardigheid te nemen. Dit besluit wordt genomen op grond van de overeenkomstig lid 3 vastgestelde criteria. De groepstoezichthouder neemt ten aanzien van een derde land geen enkel besluit dat indruist tegen eventueel in een eerder stadium ten aanzien van dat derde land genomen besluiten, tenzij zulks noodzakelijk is als gevolg van belangrijke wijzigingen in de toezichtregeling die is vastgelegd in titel I, hoofdstuk VI en in de toezichtregeling van het derde land.
Indien de toezichthoudende autoriteiten het oneens zijn met het overeenkomstig de tweede alinea genomen besluit, kunnen zij de zaak binnen drie maanden na kennisgeving van het besluit door de groepstoezichthouder doorverwijzen naar de EIOPA en haar om bijstand verzoeken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010. In dit geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel verleende bevoegdheden.
3.
De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen die criteria bevatten om te bepalen of de solvabiliteitsregeling van een derde land gelijkwaardig is aan die van titel I, hoofdstuk VI.
4.
Indien aan de overeenkomstig lid 3 vastgestelde criteria door een derde land is voldaan, kan de Commissie, conform artikel 301 bis en daarin bijgestaan door de EIOPA, overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 gedelegeerde handelingen vaststellen waarin wordt bepaald dat de toezichtregeling die door dat derde land wordt toegepast gelijkwaardig is aan die van titel I, hoofdstuk VI, van deze richtlijn.
Deze gedelegeerde handelingen worden regelmatig herzien om rekening te houden met eventuele belangrijke wijzigingen in de toezichtregeling van titel I, hoofdstuk VI, en in de toezichtregeling van het derde land.
De EIOPA maakt op haar website een lijst van alle in de eerste alinea bedoelde derde landen bekend en houdt deze lijst actueel.
5.
In afwijking van lid 4 kan de Commissie, en zelfs indien niet is voldaan aan de in lid 3 vastgestelde criteria, overeenkomstig artikel 301 bis en daarin bijgestaan door de EIOPA overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010, gedurende de in lid 6 bedoelde periode gedelegeerde handelingen vaststellen waarin wordt bepaald dat de solvabiliteitsregeling die door een derde land wordt toegepast op ondernemingen waarvan het hoofdkantoor in dat derde land is gelegen, voorlopig gelijkwaardig is aan die van titel I, hoofdstuk VI, indien:
- a)
er kan worden aangetoond dat een solvabiliteitsregeling die overeenkomstig lid 4 kan worden beoordeeld als gelijkwaardig, door het derde land is ingesteld of kan worden vastgesteld en toegepast;
- b)
het derde land beschikt over een solvabiliteitsregeling die risicogeoriënteerd is en waarmee wordt voorzien in kwalitatieve en kwantitatieve solvabiliteitsvereisten en in vereisten inzake rapportage aan de toezichthoudende autoriteit en transparantie;
- c)
het recht van het derde land in beginsel samenwerking en uitwisseling van vertrouwelijke toezichtinformatie met de EIOPA en de toezichthoudende autoriteiten, toestaat;
- d)
het derde land beschikt over een onafhankelijk toezichtstelsel; en
- e)
het derde land voor alle personen die namens zijn toezichthoudende autoriteiten optreden, verplichtingen heeft vastgesteld inzake het beroepsgeheim.
De EIOPA maakt op haar website een lijst van alle in de eerste alinea bedoelde derde landen bekend en houdt deze lijst actueel.
6.
De initiële periode van de in lid 5 bedoelde voorlopige gelijkwaardigheid is 10 jaar, tenzij vóór het verstrijken van deze termijn:
- a)
de gedelegeerde handeling in kwestie wordt ingetrokken; of
- b)
een gedelegeerde handeling overeenkomstig lid 4 wordt vastgesteld met het gevolg dat de toezichtregeling van dat derde land geacht wordt gelijkwaardig te zijn aan de in titel I, hoofdstuk VI, omschreven regeling.
Voorlopige gelijkwaardigheid kan worden verlengd voor bijkomende perioden van tien jaar, als nog steeds aan de in lid 5 bedoelde criteria is voldaan. De Commissie neemt elk besluit hierover overeenkomstig artikel 301 bis, bijgestaan door de EIOPA, overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010.
Bij gedelegeerde handelingen omtrent voorlopige gelijkwaardigheid worden de overeenkomstig artikel 177, lid 2, door de Commissie opgestelde verslagen in acht genomen. Dergelijke gedelegeerde handelingen worden door de Commissie regelmatig herzien. De EIOPA helpt de Commissie om deze besluiten te herzien. De Commissie informeert het Europees Parlement over alle herzieningen die worden uitgevoerd en brengt bij het Parlement verslag uit over de conclusies hiervan.
7.
Indien overeenkomstig lid 5 een gedelegeerde handeling wordt vastgesteld, waarin de toezichtregeling van een derde land als voorlopig gelijkwaardig wordt aangemerkt, wordt dat derde land geacht gelijkwaardig te zijn in de zin van de tweede alinea van lid 1.