Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/9.1
9.1 Afweging tegengestelde belangen
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS376731:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Is overigens sprake van een vordering tot een hoofdelijke veroordeling van meer gedaagden, dan dient de rechter de dwangsomveroordeling vast te stellen met het oog op de omstandigheden van de respectieve gedaagden afzonderlijk. In zijn arrest van 17 december 1998 heeft het Benelux-Gerechtshof bevestigd dat de dwangsomregeling toelaat dat de rechter die ten laste van verschillende personen een hoofdelijke veroordeling uitspreekt, ieder van hen kan veroordelen tot betaling van een dwangsom voor het geval niet aan de hoofdveroordeling wordt voldaan, zie BenGH 17 december 1998, NJ 1999, 265(Van der Klooster/Gent).
HR 6 januari 2006, RvdW 2006, 75(Fortuna/Léséleuc).
De belangen van partijen bij het al dan niet naleven van de verplichting ingevolge de hoofdveroordeling zijn vanzelfsprekend tegengesteld. Evenzo hebben beide partijen een tegengesteld belang bij de dwangsomveroordeling. De respectieve tegengestelde belangen leveren voor de rechter belangrijke indicaties op met betrekking tot de inhoud van de vast te stellen dwangsomveroordeling.1 Hoe de rechter de bedoelde belangen in het individuele geval weegt, komt over het algemeen in zijn uitspraak niet tot uitdrukking. Dat er steeds een zekere balans moet worden gevonden tussen beide belangen in relatie tot de vast te stellen dwangsomveroordeling, ligt echter voor de hand. A-G Huydecoper schrijft in dit verband in zijn conclusie voor het arrest Fortuna/Léséleuc2 dat 'proportionaliteit, in de zin van het gewicht van de sanctie in verhouding tot het gewicht van de bij de nakoming betrokken belangen, zo niet het enig zalig makende, dan toch wel het voornaamste criterium is bij vaststelling van de dwangsom.'