Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/169
169 Regeling; voorlopig getuigenverhoor
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS459494:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Voetnoten
Voetnoten
Zie voor de voorwaarden voor een collectieve actie: N. Frenk, Kollektieve akties in het privaatrecht (diss. Utrecht) 1994; Jongbloed (Vermogensrecht), art. 3:305a; Asser Procesrecht/Van Schaick 2 2011/29; Stolker 2013 (T&C BW), art. 3:305a, aant. 2-4.
Jongbloed (Vermogensrecht), art. 3:305a, aant. 16; Stolker 2013 (T&C BW), art. 3:305a, aant. 1. Op 1 oktober 2014 is de internetconsultatie gesloten van het Voorontwerp ‘Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken’. Dit voorstel schaft het verbod op het vorderen van schadevergoeding in geld af en maakt het mogelijk een collectieve actie in te stellen die strekt tot een schadevergoeding in geld (zie nr. 1 en 4 van de memorie van toelichting bij het voorontwerp, te raadplegen op www.internetconsultatie.nl/geslotenconsultaties). Voor alle procedures inzake een collectieve actie geldt dat het bewijsrecht van afd. 1.2.9 toepassing is (art. 1018b lid 5 van het Voorontwerp). In deze afdeling is ook de regeling van het voorlopig getuigenverhoor opgenomen.
Rb. Amsterdam 18 juni 1996, NJK 1996, 55; Rb. Rotterdam 10 januari 2008, ECLI:NL:RBROT:2008: BC1641, JBPr 2008, 50, m.nt. H.L.G. Wieten en NJF 2008, 153; Rb. Amsterdam 17 september 2009, ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ7905, JBPr 2009, 11, m.nt. D.F. de Lange, JOR 2009, 284, m.nt. M. Brink en RF 2010, 7; Van Mierlo 1996, p. 93.
Rb. Amsterdam 17 september 2009, ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ7905, JBPr 2009, 11, m.nt. D.F. de Lange, JOR 2009, 284, m.nt. M. Brink en RF 2010, 7.
Rb. Rotterdam 10 januari 2008, ECLI:NL:RBROT:2008:BC1641, JBPR 2008, 50, m.nt. H.L.G. Wieten en NJF 2008, 153. In haar noot onder het arrest acht Wieten dit oordeel van de rechtbank – naar mijn mening terecht – juist: de leden hebben allemaal belang bij het ophelderen van de feiten, ook al lopen de belangen in de hoofdzaak niet precies gelijk.
Van Mierlo 1996, p. 94. In dezelfde zin: Rb. Amsterdam 18 juni 1996, NJK 1996, 55.
Op grond van art. 3:305a BW kan een stichting of vereniging een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voorzover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt.1 Vrijwel ieder type vordering kan worden ingesteld, met uitzondering van een vordering tot schadevergoeding in geld (art. 3:305a lid 3 BW).2
Een rechtspersoon die een collectieve rechtsvordering kan instellen, kan in het kader van de hoofdzaak ook een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor indienen. Hoewel de regeling van art. 3:305a BW is ontworpen voor de dagvaardingsprocedure, dient deze analoog te worden toegepast op de verzoekschriftprocedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor.3 De rechter toetst marginaal of sprake is van een rechtspersoon in de zin van art. 3:305a BW. Zo overwoog de rechtbank Amsterdam dat er geen gegronde reden bestond om de vorderingsgerechtigheid van de verzoeker in twijfel te trekken4 en de rechtbank Rotterdam dat het laagdrempelige karakter van het voorlopig getuigenverhoor meebrengt dat de voorwaarden van art. 3:305a BW niet “alle zonder meer ten volle toepasselijk zijn”.5 Voor de rechtbank Rotterdam was met name van belang dat alle betrokken leden belang hadden bij het verkrijgen van maximale helderheid omtrent de feiten – ook al hadden ze in de hoofdzaak mogelijk geen parallel lopende belangen – en dat uit de statuten van de stichting bleek dat de stichting optrad ter bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen.
Met Van Mierlo ben ik van mening dat aan het vereiste van voorafgaand overleg in de zin van art. 3:305a lid 2 BW niet hoeft te worden voldaan, omdat in het voorlopig getuigenverhoor enkel feiten worden vastgesteld en geen sprake is van het vaststellen van rechten en verplichtingen.6