Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 767/2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa voor kort verblijf, visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen (VIS-verordening)
Artikel 7 Algemene beginselen
Geldend
Geldend vanaf 02-08-2021
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf een door de Commissie vastgestelde datum.
- Bronpublicatie:
07-07-2021, PbEU 2021, L 248 (uitgifte: 13-07-2021, regelingnummer: 2021/1134)
- Inwerkingtreding
02-08-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-07-2021, PbEU 2021, L 248 (uitgifte: 13-07-2021, regelingnummer: 2021/1134)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Privacy / Internationaal gegevensverkeer
1.
Elke bevoegde autoriteit die toegang heeft tot het VIS overeenkomstig deze verordening ziet erop toe dat het gebruik van het VIS noodzakelijk, aangewezen en evenredig is in verhouding tot de taken van de bevoegde autoriteiten.
2.
De verwerking van persoonsgegevens in het VIS door elke bevoegde autoriteit mag niet leiden tot discriminatie van aanvragers en houders van visa, onder wie aanvragers en houders van visa voor verblijf van langere duur, en van verblijfsvergunningen op grond van geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale achtergrond, genetische kenmerken, taal, godsdienstige of levensbeschouwelijke, politieke of andere overtuiging, het behoren tot een nationale minderheid, eigendom, geboorte, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid.
Bij de verwerking van persoonlijke gegevens in het VIS respecteert elke bevoegde autoriteit ten volle de menselijke waardigheid en de grondrechten en beginselen die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en bescherming van persoonsgegevens.
Bijzondere aandacht wordt geschonken aan kinderen, ouderen en personen met een handicap.
3.
Bij alle procedures waarin de onderhavige verordening voorziet, stellen de lidstaten het belang van het kind voorop, in overeenstemming met de waarborgen die zijn vastgelegd in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind.
Er wordt rekening gehouden met het welzijn, de veiligheid en de beveiliging van het kind, in het bijzonder indien het gevaar bestaat dat het kind het slachtoffer wordt van mensenhandel. Ook de mening van het kind wordt in overweging genomen, waarbij de leeftijd en de maturiteit van het kind op passende wijze in aanmerking worden genomen.