Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 767/2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa voor kort verblijf, visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen (VIS-verordening)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 02-08-2021
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf een door de Commissie vastgestelde datum.
- Bronpublicatie:
07-07-2021, PbEU 2021, L 248 (uitgifte: 13-07-2021, regelingnummer: 2021/1134)
- Inwerkingtreding
02-08-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-07-2021, PbEU 2021, L 248 (uitgifte: 13-07-2021, regelingnummer: 2021/1134)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Privacy / Internationaal gegevensverkeer
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa voor kort verblijf, visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen (VIS-verordening)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, lid 2, onder b), ii), en artikel 66,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
In aansluiting op de conclusies van de Raad van 20 september 2001 en de conclusies van de Europese Raad van Laken van december 2001, van Sevilla van juni 2002, van Thessaloniki van juni 2003 en van Brussel van maart 2004, vormt het opzetten van het Visuminformatiesysteem (VIS) een van de belangrijkste initiatieven in het kader van het beleid van de Europese Unie om een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen.
- (2)
Bij Beschikking 2004/512/EG van de Raad van 8 juni 2004 betreffende het opzetten van het Visuminformatiesysteem (VIS) (2) is het VIS ingesteld als een systeem voor de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa.
- (3)
Teneinde de behandeling van visumaanvragen en de daarmee samenhangende beslissingen te vergemakkelijken, is het thans noodzakelijk om, rekening houdend met de richtsnoeren voor de ontwikkeling van het VIS die door de Raad op 19 februari 2004 zijn goedgekeurd, het doel en de functies van het VIS alsmede de verantwoordelijkheden met betrekking tot het systeem te omschrijven en de voorwaarden en procedures voor de uitwisseling van informatie op het gebied van visa tussen de lidstaten vast te stellen, alsmede de Commissie te machtigen het VIS op te zetten.
- (4)
Gedurende een overgangsperiode is de Commissie verantwoordelijk voor het operationele beheer van het centrale VIS, van de nationale interfaces en van bepaalde aspecten van de communicatie-infrastructuur tussen het centrale VIS en de nationale interfaces.
Op de lange termijn en op basis van een effectbeoordeling met een grondige analyse van alternatieve oplossingen vanuit financieel, operationeel en organisatorisch oogpunt en van wetgevingsvoorstellen van de Commissie dient een permanente beheersautoriteit met bevoegdheid voor deze taken te worden opgericht. De overgangsperiode mag niet langer duren dan vijf jaar, gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
- (5)
Het VIS dient ten doel te hebben het verbeteren van de uitvoering van het gemeenschappelijk visumbeleid, de consulaire samenwerking en de raadpleging van de centrale visumautoriteiten, door de uitwisseling van gegevens betreffende aanvragen en de daarmee samenhangende beslissingen tussen de lidstaten te vergemakkelijken, teneinde de visumaanvraagprocedures te vergemakkelijken, ‘visumshopping’ te voorkomen en fraudebestrijding en controles aan de doorlaatposten aan de buitengrenzen en op het grondgebied van de lidstaten te vergemakkelijken. Het VIS dient ook bij te dragen aan de identificatie van personen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten, de toepassing van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (3) en het voorkomen van bedreigingen van de binnenlandse veiligheid in de lidstaten.
- (6)
Deze verordening is gebaseerd op het acquis van het gemeenschappelijk visumbeleid. Welke gegevens in het VIS moeten worden verwerkt, dient te worden vastgesteld op grond van de gegevens die worden verstrekt in het gemeenschappelijk visumaanvraagformulier, dat is ingevoerd bij Beschikking 2002/354/EG van de Raad van 25 april 2002 inzake de aanpassing van deel III en de invoering van een bijlage 16 van de gemeenschappelijke visuminstructies (4), en de informatie op de visumsticker in de zin van Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel (5).
- (7)
Het VIS moet aan de nationale systemen van de lidstaten worden gekoppeld om het de bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogelijk te maken de gegevens betreffende visumaanvragen en betreffende afgegeven, geweigerde, nietig verklaarde, ingetrokken of verlengde visa te verwerken.
- (8)
Bij de voorwaarden en procedures voor het invoeren, wijzigen, verwijderen en raadplegen van de gegevens in het VIS dient rekening te worden gehouden met de procedures die zijn vastgelegd in de gemeenschappelijke visuminstructies aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten (6) (‘de gemeenschappelijke visuminstructies’).
- (9)
De technische functies van het netwerk voor de raadpleging van de centrale visumautoriteiten zoals vastgelegd in artikel 17, lid 2, van de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (7) (‘de Schengenuitvoeringsovereenkomst’) moeten in het VIS worden geïntegreerd.
- (10)
Teneinde een betrouwbare verificatie en identificatie van visumaanvragers mogelijk te maken, moeten biometrische gegevens in het VIS worden verwerkt.
- (11)
Er dient te worden vastgesteld van welke bevoegde autoriteiten van de lidstaten personeel moet worden gemachtigd om voor de specifieke doeleinden van het VIS gegevens in te voeren, te wijzigen, te verwijderen of te raadplegen overeenkomstig deze verordening en voor zover dat voor het vervullen van hun taken noodzakelijk is.
- (12)
De verwerking van VIS-gegevens moet in verhouding staan tot het beoogde doel en noodzakelijk zijn voor het vervullen van de taken van de bevoegde autoriteiten. Wanneer zij het VIS gebruiken, moeten de bevoegde autoriteiten ervoor zorgen dat de menselijke waardigheid en de integriteit van de personen wier gegevens worden opgevraagd, worden geëerbiedigd, en mogen zij personen niet discrimineren op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.
- (13)
Deze verordening moet worden aangevuld met een apart, op grond van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie aangenomen rechtsinstrument betreffende toegang voor de raadpleging van het VIS door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de binnenlandse veiligheid.
- (14)
De in het VIS opgeslagen persoonsgegevens mogen niet langer worden bewaard dan voor de doelstellingen van het VIS noodzakelijk is. Het is aangewezen de gegevens gedurende een periode van ten hoogste vijf jaar te bewaren, zodat bij de beoordeling van visumaanvragen rekening kan worden gehouden met in eerdere aanvragen verstrekte gegevens, inclusief de goede trouw van de aanvragers, en met het oog op de registratie van illegale immigranten die wellicht ooit een visum hebben aangevraagd. Een kortere periode zou voor deze doelstellingen niet toereikend zijn. De gegevens moeten na afloop van de periode van vijf jaar worden verwijderd, tenzij er gronden zijn om dat eerder te doen.
- (15)
Er dienen nauwkeurige regels te worden vastgesteld betreffende de verantwoordelijkheden voor het opzetten en de exploitatie van het VIS en de verantwoordelijkheden van de lidstaten voor de nationale systemen en de toegang tot gegevens door de nationale autoriteiten.
- (16)
Er dienen regels te worden vastgesteld betreffende de aansprakelijkheid van de lidstaten voor schade die het gevolg is van schending van de bepalingen van deze verordening. De aansprakelijkheid van de Commissie voor dergelijke schade wordt geregeld bij artikel 288, tweede alinea, van het Verdrag.
- (17)
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (8) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten krachtens deze verordening. Bepaalde punten in verband met de verantwoordelijkheid voor de verwerking van gegevens, de bescherming van de rechten van de personen op wie de gegevens betrekking hebben en het toezicht op de gegevensbescherming dienen evenwel te worden verduidelijkt.
- (18)
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (9) is van toepassing op de activiteiten van de communautaire instellingen of organen bij het uitvoeren van hun taken als verantwoordelijke voor het operationele beheer van het VIS. Bepaalde punten in verband met de verantwoordelijkheid voor de verwerking van gegevens en het toezicht op de gegevensbescherming dienen evenwel te worden verduidelijkt.
- (19)
De overeenkomstig artikel 28 van Richtlijn 95/46/EG ingestelde nationale toezichthoudende autoriteiten dienen toe te zien op de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten, terwijl de bij Verordening (EG) nr. 45/2001 ingestelde Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming toezicht dient uit te oefenen op de werkzaamheden van de communautaire instellingen en organen in verband met de verwerking van persoonsgegevens, rekening houdend met de beperkte taken van de communautaire instellingen en organen ten aanzien van de gegevens zelf.
- (20)
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de nationale toezichthoudende autoriteiten dienen actief samen te werken.
- (21)
Voor een doeltreffend toezicht op de toepassing van deze verordening moeten op gezette tijden evaluaties worden verricht.
- (22)
De lidstaten dienen de regels vast te stellen betreffende de sancties die van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen van deze verordening, en ervoor te zorgen dat deze worden toegepast.
- (23)
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (10).
- (24)
Deze verordening is opgesteld met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd.
- (25)
Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het opzetten van een gemeenschappelijk visuminformatiesysteem en de invoering van gemeenschappelijke verplichtingen, voorwaarden en procedures voor de uitwisseling van visumgegevens tussen de lidstaten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (26)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, neemt Denemarken niet aan de aanneming van deze verordening deel, die bijgevolg niet bindend is voor noch van toepassing is in dit land. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis uit hoofde van de bepalingen van titel IV van het derde deel van het EG-Verdrag, beslist Denemarken, overeenkomstig artikel 5 van dat protocol, binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad deze verordening heeft aangenomen, of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.
- (27)
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (11) die betrekking hebben op het gebied bedoeld in artikel 1, onder B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (12) inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.
- (28)
Er dient een regeling te worden getroffen op grond waarvan vertegenwoordigers van IJsland en Noorwegen kunnen worden betrokken bij het werk van de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden. Een dergelijke regeling is overwogen in de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen over de comités die de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende taken (13), die als bijlage aan de in overweging 27 genoemde overeenkomst is gehecht.
- (29)
Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (14), en het daaropvolgende Besluit 2004/926/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende de toepassing door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van de bepalingen van het Schengenacquis (15). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.
- (30)
Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (16). Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.
- (31)
Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst die is ondertekend door de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, onder B, van Besluit 1999/437/EG juncto artikel 4, lid 1, van Besluit 2004/860/EG van de Raad (17).
- (32)
Er dient een regeling te worden getroffen op grond waarvan vertegenwoordigers van Zwitserland kunnen worden betrokken bij het werk van de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden. Een dergelijke regeling is overwogen in de briefwisseling tussen de Gemeenschap en Zwitserland, die als bijlage aan de in overweging 31 aangehaalde Overeenkomst is gehecht.
- (33)
Deze verordening vormt een rechtsbesluit dat voortbouwt op het Schengenacquis of op een andere wijze daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 en artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies van het Europees Parlement van 7 juni 2007 (PB C 125 E van 22.5.2008, blz. 118) en besluit van de Raad van 23 juni 2008.
PB L 213 van 15.6.2004, blz. 5.
PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1.
PB L 123 van 9.5.2002, blz. 50.
PB L 164 van 14.7.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
PB C 326 van 22.12.2005, blz. 1. Instructies laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/684/EG van de Raad (PB L 280 van 12.10.2006, blz. 29).
PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19. Overeenkomst laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 381 van 28.12.2006, blz. 4).
PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).
PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.
PB L 176 van 10.7.1999, blz. 53.
PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.
PB L 395 van 31.12.2004, blz. 70.
PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.
Besluit 2004/860/EG van 25 oktober 2004 betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 370 van 17.12.2004, blz. 78).