Cessie
Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/XIII.10:XIII.10 Hoofdstuk X: nevenrechten en toebehoren
Cessie (O&R nr. 70) 2012/XIII.10
XIII.10 Hoofdstuk X: nevenrechten en toebehoren
Documentgegevens:
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS357641:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
1264. Inleiding. De hoofdstukken X en XI gaan over de overgang van nevenrechten en andersoortige bij de vordering behorende rechten. Art. 6:142 lid 1 BW bepaalt dat in geval van overgang van een vordering de nieuwe schuldeiser van rechtswege de daarbij behorende nevenrechten verkrijgt, zoals pand- en hypotheekrechten. Bij de vormgeving van financiële transacties op basis van cessie van vorderingen verdienen de nevenrechten bijzondere aandacht. In veel gevallen zal het de bedoeling zijn dat de cessionaris ook bepaalde bij de vordering behorende rechten kan uitoefenen, waarbij in het bijzonder aan zekerheidsrechten moet worden gedacht. Zo zal het in geval van securitisations en covered bonds van groot belang zijn dat het SPV waaraan de hypotheekvorderingen worden overgedragen en de security trustee waaraan de vorderingen vervolgens worden verpand, gebruik kunnen maken van de aan de vorderingen verbonden hypotheekrechten.
De cessionaris verkrijgt de gecedeerde vordering in beginsel in dezelfde staat en omvang zoals zij aan de cedent toekwam. Dit volgt uit het gegeven dat de cessie geen afbreuk doet aan de aard en inhoud van de vordering en uit de regel dat niemand meer recht kan overdragen aan een ander dan hij zelf heeft (het ‘nemo plus’ beginsel). De cessionaris verkrijgt bovendien van rechtswege de bij de vordering behorende nevenrechten. Deze rechten behoeven niet afzonderlijk te worden overgedragen. Rechten die niet als nevenrechten kunnen worden aangemerkt, maar wel nauw verband houden met de in de cessie betrokken vordering, dienen afzonderlijk aan de cessionaris te worden overgedragen. Het is zodoende van belang om vast te stellen welke rechten als nevenrechten van de gecedeerde vordering kunnen worden aangemerkt.
1265. Het begrip nevenrecht. De wet geeft geen definitie van het begrip ‘nevenrecht’, maar tracht het begrip nader te omlijnen door het geven van een aantal voorbeelden dat in onderling verband moet worden gezien. De opsomming van nevenrechten in art. 6:142 BW is enuntiatief. De invulling van het begrip nevenrecht is voor het overige overgelaten aan de literatuur en de rechtspraak. In de literatuur zal men evenwel tevergeefs zoeken naar diepgaande verhandelingen aangaande de vraag wat onder ‘nevenrechten’ moet worden begrepen. Rechtspraak is betrekkelijk schaars. In een oude uitspraak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat onder nevenrechten zijn te verstaan: de rechten die krachtens de wet of naar de bedoeling van partijen tot de vordering behoren. Bij de vraag of een recht een nevenrecht is, speelt de (geobjectiveerde) partijbedoeling kennelijk een belangrijke rol. Over het algemeen kunnen als nevenrechten worden aangemerkt: (i) de van de vordering afhankelijke rechten, (ii) de rechten die de inhoud van de vordering nader bepalen of die van belang zijn voor de uitoefening van het vorderingsrecht, (iii) de rechten die de vordering versterken of er anderszins nauw mee verbonden zijn en (iv) de aan het schuldeiserschap verbonden kwalitatieve rechten.
Het wezenskenmerk van een nevenrecht is zijn nauwe verbondenheid met een vordering. Het betreft rechten of bevoegdheden die zo nauw met de vordering verbonden zijn dat het gerechtvaardigd is om aan te nemen dat ze bij overgang van de vordering van rechtswege mee overgaan. Algemeen wordt aangenomen dat de nevenrechten moeten worden onderscheiden van de rechten die niet zijn verbonden aan een vordering, maar die deel uitmaken van de gehele rechtsverhouding tussen de schuldenaar en de oorspronkelijke schuldeiser. De nevenrechten moeten voorts worden onderscheiden van de bevoegdheden die voortvloeien uit de vordering zelf.
1266. Uitsluiting en uitstel van de overgang van nevenrechten. Na de algemene beschouwingen over nevenrechten wordt ingegaan op de vraag of het mogelijk is de overgang van nevenrechten uit te sluiten, in tijd uit te stellen of aan voorwaarden te onderwerpen. Betoogd wordt dat voor de vraag of de partijen bij het nevenrecht de overgang kunnen uitsluiten, aansluiting kan worden gezocht bij de regeling van art. 3:83 BW. Indien het nevenrecht een vordering op naam is (o.a. rente, boeten en borgtocht) kan de vatbaarheid voor overgang bij beding worden uitgesloten of aan voorwaarden worden onderworpen (vgl. art. 3:83 lid 2 BW) Pand- en hypotheekrechten kunnen tot persoonlijke rechten worden gemaakt door in de omschrijving van de gesecureerde vorderingen op te nemen dat de rechten enkel strekken tot zekerheid van vorderingen die toekomen aan de oorspronkelijke pand- of hypotheekhouder.
Voor wat betreft de vraag of de overgang van nevenrechten kan worden uitgesloten krachtens een beding tussen de cedent en de cessionaris, geldt dat art. 6:142 BW in deze verhouding van regelend recht is. De cedent kan zich bij de cessie bepaalde nevenrechten voorbehouden, tenzij de aard van het nevenrecht daaraan in de weg staat. Het voorbehouden van nevenrechten door de cedent heeft niet tot gevolg dat de nevenrechten tenietgaan. De nevenrechten blijven in beginsel toebehoren aan de cedent die de rechten ten behoeve van de cessionaris kan uitoefenen. Slechts indien de cedent van de nevenrechten afstand doet, gaan zij teniet. Voorts wordt verdedigd dat de overgang door cedent en cessionaris kan worden uitgesteld of aan voorwaarden onderworpen.
1267. Nevenrechten en stille cessie. Het moment van overgang van de hoofdvordering is ook het moment waarop de nevenrechten op de cessionaris overgaan. Dit volgt uit art. 6:142 BW en geldt zowel voor de openbare cessie, als de stille cessie. In geval van stille cessie rijst de vraag wie de bevoegdheid toekomt om de aan de vordering verbonden accessoire zekerheidsrechten, zoals een pand- of hypotheekrecht, uit te oefenen. Verdedigd wordt dat deze bevoegdheid toekomt aan de cedent in het kader van zijn bevoegdheid om de vordering te innen. Na de mededeling van de cessie komen beide bevoegdheden toe aan de cessionaris.
1268. Diverse (zekerheids)rechten. Bij financiële transacties op basis van cessie van vorderingen, zoals securitisations en covered bonds, is het over het algemeen gewenst dat de cessionaris (het SPV) tevens gerechtigd wordt tot de zekerheidsrechten die de gecedeerde vorderingen versterken, zoals pand- en hypotheekrechten en rechten uit borgtocht. De aanwezigheid van solide zekerheden vermindert immers het aan de vorderingen verbonden kredietrisico en vergroot de waarde en liquiditeit van de vorderingen. Met betrekking tot een aantal rechten en bevoegdheden wordt beoordeeld of zij als nevenrechten kunnen worden aangemerkt. Aan de orde komen onder meer: hoofdelijkheidsverklaringen, ‘403’-verklaringen, bankgaranties, kredietverzekeringen, schuldeisersbegunstiging bij hypotheekleningen met levensverzekering en het renteherzieningsrecht. Voor zover er geen sprake is van nevenrechten wordt besproken op welke wijze de cessionaris een aanspraak op de betreffende rechten kan worden toegekend.