Einde inhoudsopgave
Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 nieuw B.W. (twaalfde gedeelte)
Artikel 19
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1992
- Bronpublicatie:
06-12-1991, Stb. 1991, 610 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
02-04-1991, Stb. 1991, 198 (uitgifte: 14-05-1991, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 19528 Overheid.nl: 19528)
- Inwerkingtreding
01-01-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-04-1991, Stb. 1991, 200 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
17-04-1991, Stb. 1991, 200 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
1.
Indien vóór het in werking treden der wet beslag onder een derde was gelegd en op het tijdstip van dit in werking treden nog geen dagvaarding tot het doen van verklaring als bedoeld in de artikelen 479 en 741 van dat wetboek, zoals deze voor het in werking treden van de wet luidden, was uitgebracht, geschiedt vanaf de aanvang van de termijn bedoeld in artikel 740, zoals dit toen luidde, de verdere afwikkeling van het beslag met toepassing van het nadien geldende recht. Zo niet binnen die termijn of, indien die termijn vóór het tijdstip van het in werking treden van de wet was aangevangen, binnen een maand na dat tijdstip, aan de derde een exploit is betekend, waarbij is voldaan aan de eisen van artikel 475 van dat wetboek, zoals dit na dit in werking treden luidt, zullen de betalingen, door de derde gedaan, van waarde zijn.
2.
Indien een vonnis als bedoeld in de artikelen 751 tot en met 754 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zoals deze voor het in werking treden der wet luidden, nadien wordt uitgesproken, geschiedt de in die artikelen bedoelde uitbetaling en afgifte met overeenkomstige toepassing van de artikelen 477 leden 1 en 5 en 478 leden 1, 2 en 3 van dat wetboek, zoals deze nadien luiden, en vindt ook de verdere afwikkeling naar het nadien geldende recht plaats.