Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden
3.2.6 Afweging van de positieve en negatieve effecten van de steun (afwegingstoets)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
21-12-2022, PbEU 2022, C 485 (uitgifte: 21-12-2022, regelingnummer: 2022/C 485/01)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2022, PbEU 2022, C 485 (uitgifte: 21-12-2022, regelingnummer: 2022/C 485/01)
- Vakgebied(en)
Staatssteun (V)
(134)
De Commissie beoordeelt of de positieve effecten van de steunmaatregel opwegen tegen de vastgestelde negatieve effecten op de mededinging en de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt. Alleen wanneer de positieve effecten opwegen tegen de negatieve effecten, kan de Commissie tot de conclusie komen dat de steunmaatregel verenigbaar is met de interne markt.
(135)
In gevallen waarin de voorgenomen steunmaatregel een welomschreven marktfalen niet op passende en evenredige wijze aanpakt, zullen de negatieve verstorende effecten op de mededinging meestal zwaarder wegen dan de positieve effecten van de maatregel; de Commissie zal dan ook geneigd zijn te concluderen dat de voorgenomen steunmaatregel onverenigbaar is met de interne markt.
(136)
Bij de beoordeling van de positieve en negatieve effecten van de steun zal de Commissie rekening houden met het effect van de steun op de verwezenlijking van de algemene en specifieke doelstellingen van het GLB zoals vastgesteld in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EU) 2021/2115, die erop gericht zijn een slimme, concurrerende, veerkrachtige en gediversifieerde landbouwsector te bevorderen, de milieubescherming, met inbegrip van de biodiversiteit, en klimaatactie te ondersteunen en te versterken, bij te dragen tot het bereiken van de milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen van de Unie, en de sociaal-economische structuur van de plattelandsgebieden te versterken.
(137)
In beginsel is de Commissie, gezien de positieve effecten op de ontwikkeling van de sector, van mening dat als steun voldoet aan de voorwaarden van de toepasselijke afdelingen van deel II en de daarin vastgestelde toepasselijke maximale steunintensiteiten of maximale steunbedragen niet overschrijdt, het negatieve effect op de mededinging en de handel tot het minimum beperkt blijft.
(138)
Ten aanzien van staatssteun die in het kader van Verordening (EU) 2021/2115 wordt gecofinancierd of door de Unie wordt gefinancierd, zal de Commissie de daaraan verbonden positieve effecten als vaststaand beschouwen.
(139)
Alle aanmeldingen van staatssteun moeten een beoordeling bevatten waarin wordt aangegeven of de gesteunde activiteit naar verwachting gevolgen voor het milieu en/of klimaat zal hebben of niet, rekening houdend met de milieubeschermingswetgeving (1) en de normen inzake een goede landbouw- en milieuconditie (GLMC) uit hoofde van Verordening (EU) 2021/2115. Indien wordt aangetoond dat de steun positieve milieu- en klimaateffecten heeft, zal de Commissie zich op het standpunt stellen dat de positieve effecten van die steun vaststaan. In artikel 11 van het Verdrag is het volgende bepaald: ‘De eisen inzake milieubescherming moeten worden geïntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid en het optreden van de Unie, in het bijzonder met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling.’ Bij het bevorderen van het doel van milieubescherming zoals uiteengezet in dat artikel 11 van het Verdrag, houdt de Unie ook rekening met het beginsel dat de vervuiler betaalt. Daarom moet in aanmeldingen van staatssteun bijzondere aandacht worden besteed aan milieu- en klimaataspecten.
(140)
Daarnaast kan de Commissie in voorkomend geval rekening houden met de vraag of de steun andere positieve of negatieve effecten met zich brengt. Wanneer die andere positieve effecten aansluiten bij die in beleidsmaatregelen van de Unie, zoals de Europese Green Deal (2), de ‘van boer tot bord’-strategie (3), de strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering (4), de mededeling betreffende het herstel van duurzame koolstofcycli (5), de bosstrategie (6) en de biodiversiteitsstrategie (7), kan worden verondersteld dat steun die strookt met dergelijke beleidsmaatregelen van de Unie, dergelijke bredere positieve effecten zal hebben.
(141)
Indien in het kader van deze richtsnoeren steun ten behoeve van investeringen wordt verleend, zal de Commissie ook artikel 3 van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (8) in aanmerking nemen, met inbegrip van het beginsel ‘geen ernstige afbreuk doen’ of andere vergelijkbare methoden.
Voetnoten
Met name [ voor zover de volgende lijst indicatief en niet uitputtend is ] Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1); Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7); Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1); waar van toepassing, Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30); Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand (PB L 372 van 27.12.2006, blz. 19); Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71); Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7); Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1); Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1); en Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (‘Europese klimaatwet’) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — De Europese Green Deal (COM(2019) 640 final).
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een ‘van boer tot bord’-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem (COM(2020) 381 final).
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering (COM(2013) 216 final).
Mededeling van de Commissie van 15 december 2021 over het herstel van duurzame koolstofcycli (COM(2021) 800 final).
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Nieuwe EU-bosstrategie voor 2030 (COM(2021) 572 final).
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 — De natuur terug in ons leven brengen (COM(2020) 380 final).
Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).