Einde inhoudsopgave
Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers
Artikel 134a
Geldend
Geldend vanaf 15-08-2001. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 25-03-2000
- Redactionele toelichting
De inwerkingtreding van deze wijziging is gewijzigd bij de Wet van 14-06-2001, Stb. 364. Inwerkingtreding voorheen: 15-08-2001 met twk. 25-03-2000.
- Bronpublicatie:
14-06-2001, Stb. 2001, 365 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken: 27220)
- Inwerkingtreding
15-08-2001, terugwerkend tot: 25-03-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2001, Stb. 2001, 365 jo Stb. 2001, 364 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
14-06-2001, Stb. 2001, 365 jo Stb. 2001, 364 (uitgifte: 14-08-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Uitkeringsvoorwaarden
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
De belanghebbende is verplicht van het ter hand nemen van enige activiteiten als bedoeld in artikel 134, tweede lid, terstond mededeling te doen aan gedeputeerde staten onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten die hij uit die activiteiten zal trekken. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven dan doet hij tijdig vóór het verschijnen van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten, die hij sinds het ter hand nemen van de activiteiten of sinds de vorige opgave heeft genoten. Voorschriften, bedoeld in artikel 9a, eerste lid, derde volzin, zijn van overeenkomstige toepassing.
2.
Brengt de aard van de activiteiten of van de inkomsten mede, dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op de uitkering een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het eind van de evenbedoelde termijn. Ten aanzien van deze verrekening is artikel 134 van toepassing, met dien verstande dat zij geschiedt over de in de vorige volzin bedoelde langere termijn in plaats van over iedere maand afzonderlijk.
3.
Gedeputeerde staten kunnen bij de vaststelling van het bedrag van de vermindering van de opgave van de belanghebbende afwijken.
4.
De belanghebbende aan wie uitkering is toegekend, wordt door het aanvaarden van de uitkering geacht erin toe te stemmen dat allen, die daarvoor naar het oordeel van gedeputeerde staten in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor de uitvoering van dit hoofdstuk noodzakelijk zijn.