Einde inhoudsopgave
Internationaal verdrag tot bescherming van kweekprodukten
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 10-08-1968
- Redactionele toelichting
Dit artikel is gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 1977, 100).
- Bronpublicatie:
02-12-1961, Trb. 1962, 117 (uitgifte: 10-12-1962, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-08-1968
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-10-1968, Trb. 1968, 122 (uitgifte: 01-01-1968, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
(1)
Een nieuw ras moet worden aangeduid door een benaming.
(2)
Deze benaming moet de identificatie van het nieuwe ras mogelijk maken; zij mag in het bijzonder niet uitsluitend uit cijfers bestaan.
De benaming mag niet zodanig zijn, dat zij tot vergissing aanleiding kan geven of verwarring zou kunnen stichten omtrent de karakteristieke eigenschappen, de waarde of de identiteit van het nieuwe ras of omtrent de identiteit van de kweker. Zij moet in het bijzonder verschillen van iedere benaming die in enige Unie-Staat een reeds bestaand ras van dezelfde of van een verwante botanische soort aanduidt.
(3)
Het is aan de kweker of zijn rechtverkrijgende niet toegestaan als benaming van een nieuw ras een aanduiding te deponeren, voor welke hij in een Unie-Staat bescherming als fabrieks- of handelsmerk geniet, en die gelijke of gelijksoortige waren in de zin van de wetgeving op de merken dekt, noch een aanduiding die verwarring met dat merk zou kunnen stichten, tenzij hij zich verbindt afstand te doen van zijn merkrecht, wanneer tot inschrijving van de benaming van het nieuwe ras wordt overgegaan.
Indien de kweker of zijn rechtverkrijgende toch tot deponering van de benaming overgaat, kan hij zich, zodra deze is ingeschreven, voor de hiervoorbedoelde waren niet langer op zijn recht op het fabrieks- of handelsmerk beroepen.
(4)
De benaming van het nieuwe ras wordt door de kweker of zijn rechtverkrijgende gedeponeerd bij de dienst, bedoeld in a rtikel 30. Indien blijkt, dat die benaming niet beantwoordt aan de in de vorige leden gestelde eisen, weigert de dienst de inschrijving en verlangt hij van de kweker of zijn rechtverkrijgende dat deze binnen een bepaalde termijn een andere benaming voorstelt. De benaming wordt ingeschreven te zelfder tijd, dat de titel van bescherming overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 wordt verleend.
(5)
Voor een nieuw ras kan in de Unie-Staten slechts éénzelfde benaming worden gedeponeerd. De dienst die in iedere Staat bevoegd is de titel van bescherming te verlenen, is gehouden de aldus gedeponeerde benaming in te schrijven, tenzij hij vaststelt, dat die benaming voor gebruik in die Staat ongeschikt is. In dat geval kan hij verlangen, dat de kweker of zijn rechtverkrijgende een vertaling van de oorspronkelijke benaming of een andere passende benaming voorstelt.
(6)
Wanneer de benaming van een nieuw ras bij de bevoegde dienst van een der Unie-Staten wordt gedeponeerd, doet deze daarvan mededeling aan het in artikel 15 bedoelde Bureau van de Unie, dat de bevoegde diensten van de andere Unie-Staten daarvan in kennis stelt. Iedere Unie-Staat kan door bemiddeling van genoemd Bureau zijn eventuele bezwaren aan de Staat die de mededeling heeft gedaan, kenbaar maken.
De bevoegde dienst van iedere Unie-Staat geeft van iedere inschrijving van de benaming van een nieuw ras en van iedere weigering tot inschrijving kennis aan het Bureau van de Unie, dat daarvan mededeling doet aan de bevoegde diensten van de andere Unie-Staten. De inschrijvingen worden door het Bureau eveneens ter kennis gebracht aan de Lid-Staten van de Unie van Parijs tot bescherming van de Industriële Eigendom.
(7)
Hij die in een der Unie-Staten geslachtelijk en ongeslachtelijk teeltmateriaal van een nieuw ras ten verkoop aanbiedt of verhandelt, is gehouden de benaming van dat nieuwe ras te gebruiken, zelfs na afloop van de bescherming van dat ras, voor zover oudere rechten, overeenkomstig de bepalingen van lid (10), zich tegen dat gebruik niet verzetten.
(8)
Met ingang van de dag waarop een kweker of zijn rechtverkrijgende in een Unie-Staat een titel van bescherming is verleend:
- a)
mag de benaming van het nieuwe ras in geen der Unie-Staten gebruikt worden als benaming voor een ander ras van dezelfde of van een verwante botanische soort;
- b)
wordt de benaming van het nieuwe ras aangemerkt als soortaanduiding voor dat ras. Bijgevolg kan, behoudens de bepalingen van lid (10), niemand in welke Unie-Staat ook voor een benaming die gelijk is aan die van het nieuwe ras of daarmede zou kunnen worden verward, inschrijving vragen of bescherming verkrijgen als fabrieks- of handelsmerk voor gelijke of gelijksoortige waren in de zin van de wetgeving op de merken.
(9)
Het is toegestaan voor dezelfde waar aan de benaming van een nieuw ras een fabrieks- of handelsmerk toe te voegen.
(10)
Geen inbreuk wordt gemaakt op oudere rechten van derden ten aanzien van tekens die dienen om hun waren of hun onderneming te onderscheiden. Indien op grond van een ouder recht het gebruik van de benaming van een nieuw ras wordt verboden aan iemand die overeenkomstig de bepalingen van lid (7) verplicht is die benaming te gebruiken, eist de bevoegde dienst in voorkomend geval dat de kweker of zijn rechtverkrijgende een andere benaming voor het nieuwe ras voorstelt.