Derdenbeslag
Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/6.3.1:6.3.1 Geen wezenlijk verschil met executoriaal derdenbeslag (art. 718)
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/6.3.1
6.3.1 Geen wezenlijk verschil met executoriaal derdenbeslag (art. 718)
Documentgegevens:
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS396919:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie over conservatoir derdenbeslag Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. bij de art. 718-723; Oude-laar, Recht halen, 2000, § 129, p. 147-148; Vademecum Executie en Beslag (Van Oven), 2001, § 8.2.1§ 8.2.5; Snijders/Ynzonides/Meijer, 2002, nrs. 441-445; zie voorts Stein/Rueb, Compendium, 2002, p. 359-360; Hugenholtz/Heemskerk, Hoofdlijnen, 2002, nr. 248; zie ook nog Jansen, Executie- en beslagrecht, 1990, p. 374 e.v.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
414. Zoals in § 6.1.1 reeds is aangegeven, is de wettelijke regeling van conservatoir derdenbeslag - welke slechts uit een vijftal artikelen bestaat (art. 718-723) - voornamelijk van technische aard. Op de belangrijkste redenen daarvan is ook reeds ingegaan: afschaffing van de procedure tot vanwaardeverklaring, en met name invoering van een eerste Afdeling in Titel 4 van Boek 3 houdende algemene bepalingen, die in beginsel voor alle conservatoire beslagen gelden, dus ook derdenbeslag. De belangrijkste van deze algemene bepalingen zijn reeds in § 6.2 besproken. Op verschillende plaatsen zijn daar ook al lijnen doorgetrokken naar het hier afzonderlijk te bespreken conservatoir derdenbeslag1 (zie met name nrs. 392, 395, 400 en 401). Een en ander brengt met zich dat de bespreking van derdenbeslag hier beperkt kan blijven tot de kernpunten er van.
Dat is ook dáárom mogelijk omdat het conservatoir derdenbeslag - afgezien van het feit dat het óók gelegd kan worden voor vorderingen die nog niet opeisbaar zijn, dan wel afhankelijk zijn van vervulling van een (opschortende) voorwaarde, en onder omstandigheden zelfs ook ter verzekering van toekomstige vorderingen - voor het overige, derhalve als derdenbeslag, in niets verschilt van het executoriaal derden-beslag. In art. 718 is dat ook als volgt tot uitdrukking gebracht:
'Een schuldeiser kan onder derden conservatoir beslag leggen op de in artikel 475 bedoelde goederen.'
Bespreking van deze 'goederen' - die in art. 475 lid 1 in samenhang met art. 475a lid 3 jo. art. 720 zijn omschreven - kan hier achterwege blijven. Voor een uitvoerige behandeling er van kan worden verwezen naar § 3.7.
Het voorgaande neemt overigens niet weg dat er ook verschillen zijn tussen conservatoir en executoriaal derdenbeslag. Deze verschillen hebben echter geen betrekking op aard en wezen van het derdenbeslag als zodanig. Zij betreffen veel meer het feit dat de derde-beslagene, zolang het vorderingsrecht van de schuldeiser beslaglegger nog niet is erkend en omgezet in een executoriale titel, niet genoopt kan worden de door het beslag getroffen vorderingen of zaken reeds aan de beslaglegger te voldoen of af te geven (resp. aan hem ter beschikking te stellen). Daarnaast dienen bij (het leggen van) conservatoir derdenbeslag méér formaliteiten in acht te worden genomen dan bij executoriaal derdenbeslag, met name in verband met de rechten en belangen van de derde, die immers niet betrokken is bij de tussen beslaglegger en be-slagdebiteur aanhangige of nog aanhangig te maken procedure ('eis in de hoofdzaak') tot vaststelling van het vorderingsrecht. Deze procedure moet er immers toe leiden dat 'het conservatoir beslag (over)gaat in een executoriaal beslag' (art. 704 lid 1), waarna het ook verder op die wijze kan worden afgewikkeld.