Einde inhoudsopgave
Artikel 6 EVRM en de civiele procedure (BPP nr. 10) 2008/2.3.2
2.3.2 Vaststelling van burgerlijke rechten
Mr. P. Smits, datum 06-03-2008
- Datum
06-03-2008
- Auteur
Mr. P. Smits
- JCDI
JCDI:ADS300117:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
EHRM 16 juli 1971, Ringeisen, serie A, vol 13, § 94 en EHRM 28 juni 1978, König, serie A, vol 27, 90.
EHRM 23 juni 1981, Le Compte, Van Leuven en De Meyere, serie A, vol 43, § 45. Deze overweging behoort thans tot de vaste rechtspraak van het Hof; zie Viering (1994), p. 74.
EHRM 24 oktober 1979, Winterwerp, serie A, vol 33.
Viering (1994), p. 75-76. Ook Heringa lijkt thans nog de mening aan te hangen dat sprake moet zijn van een 'geschil'; zie EVRM R&C(A.W. Heringa), aant. 3.63.5 op art. 6 EVRM.
Viering (1994), p. 82.
Lemmens (1989), p. 34.
Matscher (1989), p. 395-410.
Tot eenzelfde conclusie komt Dommering (1983), p. 169-170. Hij vermeldt terecht dat het arrest van 9 december 1965, NJ 1966, 378 (HB), waarin de Hoge Raad overweegt dat art. 6 EVRM alleen betrekking heeft op 'twistgedingen' over burgerlijke rechten en verplichtingen, als achterhaald moet worden beschouwd. Zie daarover ook par. 433.
Toegang tot de burgerlijke rechter heeft men volgens art. 6 EVRM ten aanzien van de vaststelling van burgerlijke rechten (en verplichtingen). De Engelse en Franse verdragsteksten lopen hier uiteen. Er wordt gesproken van 'determination', respectievelijk van 'contestation'. Is art. 6 EVRM nu slechts van toepassing op contentieuze procedures of vallen ook voluntaire procedures onder de werking van dit artikel?
Uit de vroege jurisprudentie van het Hof is af te leiden dat art. 6 EVRM een ruim bereik heeft.1 In het Le Compte, Van Leuven en De Meyere-arrest, waar de vraag aan de orde werd gesteld of het om een echt geschil moet gaan ('a veritable "contestation" (dispute), in the sence of "two conflicting claims or applications"'), overweegt het Hof voor het eerst (en zal het dat later nog veelvuldig herhalen):
'Conformity with the spirit requires that this word (bedoeld is "contestation", P.S.,) should not be construed too technically and that it should be given a substantive rather than a formal meaning; besides, it has no counterpart in the English text of Aaide 6 § 1.'2
Uit deze uitspraken is impliciet te concluderen dat art. 6 EVRM zich niet beperkt tot contentieuze procedures. Uit het Winterwerp-arrest (betrekking hebbend op een procedure ingevolge de Krankzinnigenwet) blijkt dat art. 6 EVRM ook op rekestprocedures van toepassing is.3 Hoewel ik mij bewust ben van het feit dat de onderscheiden dagvaardingsverzoekschrift enerzijds en contentieuze-voluntaire procedure niet volledig parallel lopen, meen ik dat het Winterwerp-arrest een ondersteuning vormt voor de opvatting dat art. 6 EVRM ook ziet op voluntaire procedures.
Viering meent echter dat uit de Straatsburgse jurisprudentie omtrent het begrip 'contestation' moet worden afgeleid dat sprake moet zijn van een verschil van mening tussen twee rechtssubjecten, onverschillig of nu van contentieuze of voluntaire rechtspraak sprake is.4 Dit impliceert volgens hem dat een rechterlijke procedure behorende tot de voluntaire jurisdictie in voorkomende gevallen buiten bereik van art. 6 EVRM kan blijven. Anderzijds acht Viering een ruimere uitleg van het begrip 'contestation' wel gewenst uit een oogpunt van rechtsbescherming.5
De interpretatie van Viering is discutabel. Hij geeft zelf ook al aan dat aan het begrip 'contestation' geen zware inhoudelijke eisen worden gesteld. Ligt het dan niet voor de hand daaruit af te leiden dat ook voluntaire procedures in beginsel onder het bereik van art. 6 EVRM vallen? In deze richting gaan Lemmens6 en Matscher. De laatste stelt terecht dat anders het bestaan van een 'contestation' (in de zin van een geschil) - en dus de toepasselijkheid van art. 6 EVRM - zou afhangen van de inrichting van het betreffende procesrecht.7
Voor het Nederlandse recht betekent het voorgaande dat niet slechts ten aanzien van contentieuze procedures, doch tevens ten aanzien van civiele voluntaire procedures het afgeleide recht van toegang tot de rechter in acht genomen moet worden.8