Cessie
Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/VI.2.6.1:VI.2.6.1 Inleiding
Cessie (O&R nr. 70) 2012/VI.2.6.1
VI.2.6.1 Inleiding
Documentgegevens:
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS356419:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Vorderingen uit hoofde van gesyndiceerde bedrijfsleningen zijn vaak ook het onderwerp van synthetische securitisation. Bij dergelijke transacties vindt er geen cessie van de vorderingen plaats, maar wordt het aan de vorderingen verbonden kredietrisico aan het SPV “overgedragen” door middel van een kredietderivaat. Zie hiervoor: § II.4 en nr. 94.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
620. Inleiding en plan van behandeling. Zoals hiervoor is gebleken, kunnen bedingen van niet-overdraagbaarheid in het huidige stelsel van art. 3:83 lid 2 BW een belemmering vormen voor financiële transacties, zoals securitisation en factoring. De vraag is dan ook gerechtvaardigd of er alternatieven bestaan voor de overdracht van krachtens beding niet-overdraagbare vorderingen waarmee de praktijk zich zou kunnen behelpen. In deze paragraaf wordt enige aandacht besteed aan mogelijke alternatieven. Securitisation wordt daarbij tot uitgangspunt genomen. De alternatieven zouden echter ook toepasbaar kunnen zijn (wellicht met enige aanpassingen) in andere financiële transacties, zoals factoring en de onderhandse verkoop van vorderingenportefeuilles aan een financiële instelling. Een uitputtende beschrijving van mogelijke transactiestructuren wordt met het hiernavolgende niet beoogd.
Achtereenvolgens komen aan de orde: andere wijzen van overgang (§ 2.6.2), de driepartijenovereenkomst (§ 2.6.3), sub-participatie (§ 2.6.4), certificering (§ 2.6.5) en de gebruikmaking van een ‘Haagse’ trust (§ 2.6.6). Opgemerkt zij dat de hierna te beschrijven alternatieven bij mijn weten in de Nederlandse financieringspraktijk nog niet zijn toegepast.
Voorts zij opgemerkt dat onoverdraagbaarheidsbedingen bij mijn weten in de Nederlandse securitisationpraktijk tot op heden nog niet tot problemen hebben geleid. Een groot deel van de Nederlandse transacties heeft betrekking op hypothecaire vorderingen. Dergelijke vorderingen plegen niet te worden onderworpen aan een onoverdraagbaarheidsbeding. Onoverdraagbaarheidsbedingen kunnen daarentegen wel een belemmering vormen voor de securitisation (en factoring) van handelsvorderingen en mogelijk ook voor de securitisation van vorderingen uit (gesyndiceerde) bedrijfsfinancieringen (CLO’s).1