Einde inhoudsopgave
Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag
Artikel 2 Algemene verplichtingen
Geldend
Geldend vanaf 22-09-1988
- Bronpublicatie:
22-03-1985, Trb. 1985, 144 (uitgifte: 12-11-1985, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-09-1988
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-11-1988, Trb. 1988, 145 (uitgifte: 01-01-1988, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De Partijen treffen, in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag en van de van kracht zijnde protocollen waarbij zij partij zijn, passende maatregelen ter bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu tegen de schadelijke gevolgen, voortvloeiend of vermoedelijk voortvloeiend uit menselijke activiteiten die veranderingen veroorzaken of vermoedelijk veroorzaken in de ozonlaag.
2.
Daartoe zullen de Partijen, in overeenstemming met de hun ten dienste staande middelen en naar vermogen:
- a)
samenwerking bij de uitvoering van systematische waarnemingen en wetenschappelijk onderzoek en door middel van de uitwisseling van informatie ten einde tot een beter begrip en een betere beoordeling te komen van de invloed die de menselijke activiteiten op de ozonlaag hebben, alsmede van de invloed die de veranderingen in de ozonlaag op de gezondheid van de mens en op het milieu uitoefenen;
- b)
passende wettelijke of administratieve maatregelen treffen en samenwerken bij het harmoniseren van geschikte beleidsplannen, gericht op het controleren, beperken, verminderen of voorkomen van menselijke activiteiten, verricht onder hun rechtsmacht of toezicht, indien wordt vastgesteld dat deze activiteiten schadelijke gevolgen hebben of vermoedelijk hebben die voortvloeien uit veranderingen of vermoedelijke veranderingen in de ozonlaag;
- c)
samenwerken bij de formulering van overeengekomen maatregelen, procedures en normen voor de uitvoering van dit Verdrag met het oog op de aanvaarding van protocollen en bijlagen;
- d)
samenwerken met de bevoegde internationale organen ten behoeve van de doeltreffende uitvoering van dit Verdrag en de protocollen waarbij zij partij zijn.
3.
De bepalingen van dit Verdrag tasten in geen enkel opzicht het recht van de Partijen aan, in overeenstemming met het internationale recht, binnenlandse maatregelen te treffen als aanvulling op de in het eerste en tweede lid hierboven bedoelde, en zij zijn evenmin van invloed op de reeds door een Partij getroffen aanvullende maatregelen, mits deze niet onverenigbaar zijn met hun uit dit Verdrag voortvloeiende verplichtingen.
4.
De toepassing van dit artikel wordt gebaseerd op ter zake dienende wetenschappelijke en technische overwegingen.