Einde inhoudsopgave
Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag
Artikel 6 Conferentie der partijen
Geldend
Geldend vanaf 22-09-1988
- Bronpublicatie:
22-03-1985, Trb. 1985, 144 (uitgifte: 12-11-1985, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-09-1988
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-11-1988, Trb. 1988, 145 (uitgifte: 01-01-1988, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Een Conferentie der Partijen wordt hierbij ingesteld. De eerste vergadering van de Conferentie der Partijen wordt bijeengeroepen door het secretariaat dat krachtens het bepaalde in artikel 7 voorlopig is aangewezen, ten hoogste één jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag. Daarna worden de gewone vergaderingen van de Conferentie der Partijen gehouden met door de Conferentie tijdens haar eerste vergadering vastgestelde geregelde tussenruimten.
2.
Buitengewone vergaderingen van de Conferentie der Partijen worden zo zodanige andere tijdstippen gehouden als door de Conferentie noodzakelijk worden geacht, of op schriftelijk verzoek van een Partij, met dien verstande dat, binnen zes maanden nadat het secretariaat daarvan kennis heeft gegeven aan de Partijen, dit verzoek wordt ondersteund door ten minste eenderde van de Partijen.
3.
Met eenparigheid van stemmen worden door de Conferentie der Partijen haar eigen huishoudelijke en financiële reglement en dat van elk door haar ingesteld hulporgaan, alsmede de financiële bepalingen betreffende het functioneren van het secretariaat, vastgesteld en aanvaard.
4.
De Conferentie der Partijen dien de uitvoering van dit Verdrag voortdurend kritisch te beoordelen en dient voorts:
- a)
de vorm en de tijdstippen van de overdracht van de krachtens het bepaalde in artikel 5 over te leggen informatie vast te stellen en deze informatie, alsmede de door elk hulporgaan overgelegde rapporten, te beoordelen;
- b)
de wetenschappelijke informatie over de ozonlaag, betreffende de mogelijke verandering daarvan en betreffende de mogelijke gevolgen van deze veranderingen te beoordelen;
- c)
overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 de harmonisering te bevorderen van passende beleidslijnen, strategieën en maatregelen, gericht op het zo ver mogelijk verminderen van de lozing van stoffen die veranderingen in de ozonlaag veroorzaken of vermoedelijk veroorzaken en aanbevelingen te doen omtrent alle andere maatregelen die betrekking hebben op dit Verdrag;
- d)
overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3 en 4 programma's voor wetenschappelijk onderzoek, systematische waarnemingen, wetenschappelijke en technologische samenwerking, de uitwisseling van informatie en de overdracht van technologie en kennis goed te keuren;
- e)
overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 9 en 10 wijzigingen van dit Verdrag en de Bijlagen daarbij voor zover van toepassing in overweging te nemen en aan te nemen;
- f)
wijzigingen van een protocol en van de bijlagen daarbij in overweging te nemen en, indien tot goedkeuring wordt besloten, de aanneming daarvan aan de partijen bij het desbetreffende protocol aan te bevelen;
- g)
overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 voor zover van toepassing aanvullende bijlagen bij dit Verdrag in overweging te nemen en aan te nemen;
- h)
overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 voor zover van toepassing protocollen in overweging te nemen en aan te nemen;
- i)
de voor de uitvoering van dit Verdrag noodzakelijk geachte hulporganen op te richten;
- j)
waar nodig zich te verzekeren van de diensten van bevoegde internationale organen en wetenschappelijke commissies, in het bijzonder van de Wereld Meteorologische Organisatie en van de Wereldgezondheidsorganisatie, alsmede van de Coördinatiecommissie inzake de Ozonlaag, bij het wetenschappelijk onderzoek, de systematische waarnemingen en andere activiteiten met betrekking tot de doeleinden van dit Verdrag, en zo nodig gebruik te maken van de informatie van deze organen en commissies;
- k)
elke andere maatregel die nodig mocht zijn voor het verwezenlijken van de doeleinden van dit Verdrag, te overwegen en uit te voeren.
5.
De Verenigde Naties, hun gespecialiseerde organisaties en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, alsmede elke Staat die geen Partij bij dit Verdrag is, kunnen door waarnemers worden vertegenwoordigd op de vergaderingen van de Conferentie der Partijen. Alle organen of instellingen, hetzij nationaal of internationaal, gouvernementeel of niet-gouvernementeel, welke bevoegd zijn op gebieden die betrekking hebben op de bescherming van de ozonlaag, die aan het secretariaat hebben medegedeeld dat zij door waarnemers op een vergadering van de Conferentie der Partijen wensen te worden vertegenwoordigd, kunnen worden toegelaten, tenzij ten minste eenderde deel van de aanwezige Partijen daartegen bezwaar maakt. De toelating en deelneming van waarnemers zijn onderworpen aan het huishoudelijk reglement dat door de Conferentie der Partijen is aanvaard.