Rb. Zutphen, 24-01-2012, nr. 06/950362-11
ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2105
- Instantie
Rechtbank Zutphen
- Datum
24-01-2012
- Zaaknummer
06/950362-11
- LJN
BV2105
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2105, Uitspraak, Rechtbank Zutphen, 24‑01‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2014:3062
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2012/115
Uitspraak 24‑01‑2012
Inhoudsindicatie
De rechtbank heeft vastgesteld dat naar aanleiding van het onrechtmatige binnentreden alle zich in het dossier bevindende resultaten van het onderzoek Pekinees van het bewijs dienen te worden uitgesloten, resteert er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem tenlastegelegde feiten.
Partij(en)
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950362-11
Uitspraak d.d.: 24 januari 2012
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te onbekend (Estland) op [datum] 1976,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Arnhem – HvB Arnhem Zuid te Arnhem.
Raadsman: mr. P. Scholte, advocaat te Amsterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
- 18.
oktober 2011 en 10 januari 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april
2011 tot en met 19 mei 2011 te 's-Heerenberg en/of te Doetinchem, in elk geval
in Nederland en/of in Duitsland en/of in Estland,
(lid 3, onder 1°)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, te weten [slachtoffer]
(lid 1, onder 1°)
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door
dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of
misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie,
heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of
opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer],
en/of
(lid 1, onder 3°)
heeft/hebben aangeworven en/of medegenomen, met het oogmerk die [slachtoffer] in een
ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling,
en/of
(lid 1, onder 4°)
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° van dit artikel genoemde
middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere)
feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden
en/of afpersing en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare
positie
die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen
tot het verrichten van arbeid en/of diensten en/of
de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden enige handeling(en)
heeft/hebben ondernomen waarvan hij, verdachte en/of diens mededader(s)
wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor
beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten,
en/of
(lid 1, onder 6°)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van
die [slachtoffer],
en/of
(lid 1, onder 9°)
(telkens) met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen, te weten
door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door
dreiging met geweld en/of andere feitelijkheden en/of afpersing en/of
misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie
die [slachtoffer] heeft/hebben bewogen hem, verdachte en/of diens mededader(s) te
bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met en/of voor een
derde,
immers hebben heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- -
tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij naar Nederland kon gaan om te dansen en/of
vervolgens gezegd dat er ook een mogelijkheid was om prostitutiewerk te gaan
doen en/of
- -
die [slachtoffer] met de auto en/of met het vliegtuig van Estland naar Nederland
vervoerd en/of
- -
(bij aankomst in Nederland) tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij haar geld pas
zou krijgen als zij weer in Estland zou zijn en/of als zij goed zou werken
en/of
- -
die [slachtoffer] ondergebracht en/of gehuisvest in een woning en/of
- -
een of meer foto('s) van die [slachtoffer] (in lingerie) gemaakt en/of een of meer
- (seks)advertentie(s)
op internet geplaatst en/of
- -
die [slachtoffer] in die woning een of meer klant(en) laten ontvangen en/of naar
een of meer klant(en) vervoerd en/of als prostituee laten werken en/of
- -
met die klant(en) afspraken gemaakt over de prijs en/of
- -
de werktijden van die [slachtoffer] bepaald en/of die [slachtoffer] laten werken als zij
ongesteld was en/of
- -
condooms voor die [slachtoffer] gekocht en/of
- -
tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij geen klanten mocht weigeren en/of gezegd
dat als de klant niet tevreden was, zij gestraft zou worden en/of zij een
boete zou krijgen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- -
het door [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of beheerd en/of (deels)
aangewend voor zijn eigen gebruik en/of
- -
de kosten voor een paspoort en/of een het vliegticket aan die [slachtoffer]
voorgeschoten en/of kleding voor die [slachtoffer] betaald en/of (een) ander(e)
geldbedrag(en) aan die [slachtoffer] geleend (waardoor die [slachtoffer] een schuld
- opbouwde)
en/of
- -
de contacten van die [slachtoffer] gecontroleerd en/of haar verboden het huis te
verlaten zonder toestemming van hem, verdachte, en/of diens mededader(s);
door welke feiten en omstandigheden voor die [slachtoffer] een
(afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen
onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte en zijn
mededaders heeft kunnen bieden;
- 2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart
2011 tot en met 19 mei 2011 te 's-Heerenberg en/of te Doetinchem, in elk geval
in Nederland en/of in Duitsland en/of in Estland,
(lid 3, onder 1°)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, te weten [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] 1993),
(lid 1, onder 2°)
heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of
opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2], terwijl die [slachtoffer 2] de
leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
en/of
(lid 1, onder 3°)
heeft/hebben aangeworven en/of medegenomen, met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een
ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling,
en/of
(lid 1, onder 5°)
ertoe heeft/hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien
van haar enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan hij wist/wist(en) of
redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2], zich daardoor
beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen,
terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
en/of
(lid 1, onder 8°)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit seksuele handelingen
van die [slachtoffer 2] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 2] de
leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt,
immers hebben heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- -
tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat er werk was in Nederland en/of
- -
die [slachtoffer 2] met de auto en/of met het vliegtuig van Estland naar Nederland
vervoerd en/of
- -
(bij aankomst in Nederland) tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zij haar geld pas
zou krijgen als zij weer in Estland zou zijn en/of als zij goed zou werken
en/of
- -
die [slachtoffer 2] ondergebracht en/of gehuisvest in een woning en/of
- -
een of meer (seks)advertentie(s) op internet geplaatst en/of
- -
die [slachtoffer 2] in die woning een of meer klanten laten ontvangen en/of naar een
of meer klant(en) vervoerd en/of als prostituee laten werken en/of
- -
met die klant(en) afspraken gemaakt over de prijs en/of
- -
de werktijden van die [slachtoffer 2] bepaald en/of die [slachtoffer 2] laten werken als zij
ongesteld was en/of
- -
condooms voor die [slachtoffer 2] gekocht en/of
- -
het door [slachtoffer 2] verdiende geld ingenomen en/of beheerd en/of (deels)
aangewend voor zijn eigen gebruik;
- -
de contacten van die [slachtoffer 2] gecontroleerd en/of haar verboden het huis te
verlaten zonder toestemming van hem, verdachte, en/of diens mededader(s);
door welke feiten en omstandigheden voor die [slachtoffer 2] een
(afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen
onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte en zijn
mededaders heeft kunnen bieden;
Rechtmatigheid van het binnentreden
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting van 10 januari 2012 – kort gezegd -primair bepleit dat de start van het onderzoek, te weten het binnentreden van de woning gelegen aan de [adres] te [plaats], onrechtmatig is geweest, nu de verbalisanten hebben nagelaten zich voorafgaand aan het betreden van de woning te legitimeren en zij geen mededeling hebben gedaan van het doel van hun binnentreden, een en ander zoals verwoord in zijn overgelegde pleitnota. De raadsman beroept zich te dien aangaande op een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, waardoor alle zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen van het bewijs dienen te worden uitgesloten en de verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem onder feit 1 en 2 tenlastegelegde mensenhandel.
De rechtbank overweegt hieromtrent het navolgende.
Op donderdag 19 mei 2011, omstreeks 04.20 uur, kregen verbalisanten een melding van geluidsoverlast in een pand aan de [adres] te [plaats]. Nadat verbalisanten ter plaatste waren gegaan, hoorden zij muziek vanuit voornoemd pand komen. Zij zagen twee jong uitziende vrouwen voor de ramen op de eerste verdieping. Voorts zagen zij dat de voordeur werd geopend door een man die met dubbele tong sprak en naar alcohol rook. Zij hoorden de man zeggen dat een andere man de hoofdbewoner van het pand was. Hierop kwam een man met ontbloot bovenlijf aanlopen, zijnde hoofdbewoner van het pand, die zich legitimeerde als de verdachte, [verdachte], geboren op [datum] 1976. Op de vraag van de verdachte wat de verbalisanten kwamen doen, antwoordde verbalisant [verbalisant 1] dat zij ter plaatse waren voor een melding van geluidsoverlast. De verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hadden het gevoel dat zij het niet vertrouwden. Nadat [verdachte] toestemming had gegeven om de woning te betreden, is een groot aantal verbalisanten omstreeks 04.30 uur binnengetreden. In de woning zijn de twee meisjes die de verbalisanten eerder voor het raam hadden gezien naar hun identiteit gevraagd en is besloten hen staande te houden voor controle van de paspoorten door een medewerker van de vreemdelingendienst en hen mee te nemen naar het politiebureau [1].
Op grond van het bepaalde in artikel 1, eerste lid, van de Algemene Wet op het binnentreden (hierna: Awbi) is degene die bij of krachtens de wet belast is met de opsporing van strafbare feiten of enig ander onderzoek, met de uitvoering van een wettelijk voorschift of met het toezicht op de naleving daarvan, dan wel een bevoegdheid tot vrijheidsbeneming uitoefent, en uit dien hoofde een woning binnentreedt verplicht zich voorafgaand te legitimeren en mededeling te doen van het doel van het binnentreden.
De rechtbank constateert dat de zich in het dossier bevindende stukken niet vermelden dat bij het binnentreden door verbalisanten een legitimatiebewijs is getoond, noch dat aan de verdachte het doel van het binnentreden is vermeld. Bij deze stand van zaken houdt de rechtbank het ervoor dat dit niet is geschied. De officier van justitie heeft nog opgemerkt dat de verbalisanten gekleed waren in politie-uniform, zodat zij zich daarmee geacht moeten worden te hebben gelegitimeerd. De Raad van State heeft echter in de uitspraak van
29 december 2006, LJN AZ5997, geoordeeld dat de legitimatieplicht ook bestaat in geval de binnentredende ambtenaar in uniform is gekleed. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van een schending van artikel 1, eerste lid van de Awbi.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze situatie sprake van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Nu bedoeld vormverzuim naar het oordeel van de rechtbank onherstelbaar is, dient hieraan één van de in bedoeld artikel genoemde rechtsgevolgen te worden verbonden.
Ten aanzien van de vraag welk rechtsgevolg aan het in de onderhavige zaak geconstateerde vormverzuim dient te worden verbonden, overweegt de rechtbank als volgt.
Blijkens het bepaalde in het arrest van de Hoge Raad van 5 juli 2002 (NJ 2004,376), kan bewijsuitsluiting, zoals door de raadsman is verzocht, uitsluitend aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen, en eerst indien door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden.
De rechtbank stelt vast dat het hier geschonden voorschrift van de Awbi een essentiële waarborgnorm is ter bescherming van de huisvrede en het privéleven van de bewoner van een woning. Aldus is een belangrijk strafvorderlijk voorschrift in aanzienlijke mate geschonden. Dat klemt temeer nu er slechts sprake was van een melding van geluidsoverlast en er voor de ter plaatse gekomen verbalisanten geen enkele aanleiding bestond om de woning binnen te treden en vervolgens de verdachte, bewoner van het pand, en de overige aangetroffen personen om hun legitimatie te vragen.
Op het betreffende onherstelbare verzuim kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders worden gereageerd dan met de sanctie van bewijsuitsluiting als bedoeld in artikel 359a, eerste lid onder b, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank bepaalt dat alle resultaten van het onderzoek Pekinees, ingesteld naar aanleiding van het binnentreden van de woning aan de [adres] te [plaats], waaronder onder meer alle processen-verbaal van verhoor van de getuigen [slachtoffer 2] en [slachtoffer], alsmede alle door de verdachte afgelegde verklaringen, niet tot het bewijs van de ten laste gelegde feiten zullen mogen bijdragen. Genoemde stukken zullen dan ook van het bewijs worden uitgesloten.
Vrijspraak
Nu de rechtbank in het hiervoor overwogene heeft vastgesteld dat naar aanleiding van het onrechtmatige binnentreden alle zich in het dossier bevindende resultaten van het onderzoek Pekinees van het bewijs dienen te worden uitgesloten, resteert er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem tenlastegelegde feiten.
De verdachte dient dan ook van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten te worden vrijgesproken.
Gelet op bovengenoemde beslissing gaat de rechtbank voorbij aan de overige door de raadsman gevoerde verweren.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van in totaal € 8.000,-.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van een bedrag van € 3.000,- aan materiële schade en tot gedeeltelijke toewijzing van de gevorderde immateriële schade, namelijk tot een bedrag van € 2.500,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu de verdachte is vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering;
• verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. R.M.A.G. van Valderen, voorzitter, mr. K.H.A. Heenk en
mr. S.W. Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Wegter, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2012.
Voetnoot
- 1.
Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 19 mei 2011 (pagina 32 e.v. van het dossier)