Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/223
Vervolgingsuitlevering opgeëiste persoon (Rwandese nationaliteit) aan Rwanda wegens verdenking van betrokkenheid bij genocide in 1994. Biedt Genocideverdrag de voor uitlevering vereiste verdragsgrondslag voor misdrijven tegen de menselijkheid? Verwerping beroep op dreigende flagrante schending van art. 6 EVRM. HR: art. 81 lid 1 RO.
HR 28-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:133
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 januari 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, Y. Buruma, M.J. Borgers
- Zaaknummer
19/03009
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:133, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑01‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1341, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑12‑2019
Essentie
Vervolgingsuitlevering opgeëiste persoon (Rwandese nationaliteit) aan Rwanda wegens verdenking van betrokkenheid bij genocide in 1994. Biedt Genocideverdrag de voor uitlevering vereiste verdragsgrondslag voor misdrijven tegen de menselijkheid? Verwerping beroep op dreigende flagrante schending van art. 6 EVRM. HR: art. 81 lid 1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/03009 U
Datum 28 januari 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 mei 2019, nummer UTL-I-2010023570, op een verzoek van de Republiek Rwanda tot uitlevering
van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.