Einde inhoudsopgave
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 476a [Verplichting derde tot doen van verklaring. Inhoud]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
03-06-2020, Stb. 2020, 177 (uitgifte: 18-06-2020, kamerstukken: 35225)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-07-2020, Stb. 2020, 277 (uitgifte: 22-07-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
1.
Zodra twee weken zijn verstreken na het leggen van het beslag, is de derde verplicht verklaring te doen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen. Indien de geëxecuteerde de derde dit binnen twee weken na het leggen van het beslag schriftelijk verzoekt, wordt de verklaring gedaan zodra vier weken zijn verstreken na het leggen van het beslag. Is de executie geschorst op grond van een tegen de executoriale titel gericht rechtsmiddel of een tegen de executie gericht verzet, dan loopt de termijn vanaf de betekening van de uitspraak, waarbij het rechtsmiddel is verworpen of het verzet is afgewezen, dan wel de schorsing is opgeheven of geweigerd.
2.
De verklaring wordt door de derde-beslagene gedagtekend en ondertekend en bevat:
- a.
de met redenen omklede opgave of hij al dan niet iets aan de geëxecuteerde verschuldigd is of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding zal worden, dan wel of hij al dan niet iets voor deze onder zich heeft;
- b.
de aard en het beloop van de door het beslag getroffen vorderingen en eventueel de tijdsbepalingen of voorwaarden die daaraan zijn verbonden;
- c.
een gespecificeerde opgave van de door het beslag getroffen zaken;
- d.
een opgave van eventuele andere, onder de derde-beslagene ten laste van de geëxecuteerde liggende beslagen met vermelding van de deurwaarders die ze hebben gelegd en de tijdstippen waarop ze zijn gelegd;
- e.
een opgave van de aan de derde-beslagene bekende pandrechten die op door het beslag getroffen goederen rusten, met vermelding van de pandhouders;
- f.
de verdere gegevens die voor het vaststellen van de rechten van partijen dienstig mochten zijn.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven aangaande de kosten die door de derde-beslagene kunnen worden gerekend voor het doen van de verklaring en de afwikkeling van het beslag.