Einde inhoudsopgave
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 476 [Schorsing van de executie]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1992
- Bronpublicatie:
07-05-1986, Stb. 1986, 295 jo Stb. 1991, 602 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
07-05-1986, Stb. 1986, 295 jo Stb. 1991, 602 (uitgifte: 01-01-1986, kamerstukken: 16593 )
- Inwerkingtreding
01-01-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-02-1990, Stb. 1990, 90 (uitgifte: 01-01-1990, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
1.
Een schorsing van de executie werkt tegen de derde-beslagene pas, nadat deze schorsing hem met de grond waarop zij berust schriftelijk is medegedeeld.
2.
De executie wordt mede geschorst door betekening aan de derde-beslagene van een dagvaarding, waarbij de geëxecuteerde in kort geding schorsing van de executie of opheffing van het beslag vordert, indien deze dagvaarding niet later is uitgebracht dan veertien dagen na de in artikel 475i bedoelde betekening van het beslag aan de geëxecuteerde en in het exploit van betekening aan de derde tevens mededeling van deze schorsende werking wordt gedaan.