Einde inhoudsopgave
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 475ga [Inlichtingen bij UWV]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
11-12-2019, Stb. 2019, 483 (uitgifte: 17-12-2019, kamerstukken: 35275)
29-11-2017, Stb. 2017, 484 (uitgifte: 15-12-2017, kamerstukken: 34766)
08-03-2017, Stb. 2017, 110 (uitgifte: 24-03-2017, kamerstukken: 34628)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2020, Stb. 2020, 499 (uitgifte: 08-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
30-11-2020, Stb. 2020, 499 (uitgifte: 08-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
30-11-2020, Stb. 2020, 499 (uitgifte: 08-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
1.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, verstrekt op verzoek van een deurwaarder die gerechtigd is ten laste van een schuldenaar beslag te leggen, ten behoeve van het leggen van dit beslag gegevens die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ten aanzien van de schuldenaar verwerkt in de polisadministratie, voor zover die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van de beslagvrije voet, en de aard van de periodieke inkomsten van de schuldenaar en overige gegevens die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de administratie worden verwerkt, voor zover die vereist zijn voor het vaststellen van de identiteit van degene die periodieke betalingen aan de schuldenaar verricht. Indien de schuldenaar gehuwd is, verstrekt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op gelijke wijze gegevens met betrekking tot de hoogte van het belastbaar inkomen van de echtgenoot van de schuldenaar.
2.
Bij de toepassing van het eerste lid wordt een schuldenaar aangemerkt als alleenstaande, tenzij uit de basisregistratie personen blijkt dat hij gehuwd is en zijn echtgenoot woonachtig is op zijn adres. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afwijken van de vorige zin, indien de deurwaarder op basis van andere gegevens een andere leefsituatie kan aantonen.
3.
Bij ministeriële regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden de gegevens, bedoeld in het eerste lid, nader bepaald.