Hof Arnhem-Leeuwarden, 22-11-2013, nr. 21-000880-11
ECLI:NL:GHARL:2013:8902
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
22-11-2013
- Zaaknummer
21-000880-11
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2013:8902, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 22‑11‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:2468, Bekrachtiging/bevestiging
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBUTR:2011:BP7662
Uitspraak 22‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Uitspraak Sneep 2. Veroordeling mensenhandel en criminele organisatie
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000880-11
Uitspraak d.d.: 22 november 2013
TEGENSPRAAK
Promis
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Almelo van 18 februari 2011 met parketnummer 08-963005-07 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] (Duitsland) op [1981],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. De advocaten-generaal hebben bij akte van 1 juli 2011 het hoger beroep partieel ingetrokken en wel voor zover het de feiten 2 t/m 5 betreft.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 3 oktober 2011, 1 november 2011, 21 juni 2012, 22 juni 2012, 12 juli 2012, 12 september 2012, 20 december 2012, 5 april 2013, 20 september 2013, 8 oktober 2013 en 22 november 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal kort en zakelijk weergegeven inhoudende dat verdachte terzake de feiten 2, 4 (voor zover nog aan de orde) en 5 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 46 maanden en dat over het beslag dezelfde beslissing zal worden genomen als de rechtbank.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht kort en zakelijk weergegeven inhoudende dat verdachte terzake de feiten 1 en 3 niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep en terzake de feiten 2, 4 en 5 zal worden vrijgesproken.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover verdachte hoger beroep heeft ingesteld tegen de vrijspraak voor de onder 1, 3 en 4 (voor zover het de mensenhandel ten aanzien van [naam] betreft) ten laste gelegde feiten, zal de verdachte in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
Daarbij komt dat het hof met zijn beslissing van 1 november 2011 het openbaar ministerie terzake feit 1 reeds niet-ontvankelijk heeft verklaard in het ingestelde hoger beroep.
Op grond van het voorstaande zijn in hoger beroep dus nog de volgende feiten aan de orde:
- feit 2: (medeplegen van/medeplichtigheid aan) mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 1] in verschillende varianten
- feit 4: (medeplegen van/medeplichtigheid aan) mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in verschillende varianten
- feit 5: deelname aan een criminele organisatie
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen, omdat het tot een andere beslissing komt terzake het onder 2 tenlastegelegd feit en, in verband daarmee, de strafoplegging.
Daarbij zij opgemerkt dat het hof terzake de feiten 4 en 5 grotendeels tot dezelfde beslissingen komt als de rechtbank en zoals hierna weergegeven de overwegingen van de rechtbank terzake die feiten grotendeels tot de zijne maakt.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en zoals deze tenlastelegging ter zake deze feiten in hoger beroep is gewijzigd, dat:
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 07 februari 2007 en/of in of omstreeks de maand mei 2007, althans op of omstreeks 29 mei 2007, te Utrecht en/of Breukelen en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of Turkije tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een ander, te weten [slachtoffer 1], (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 1] heeft/hebben, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 1] heeft/hebben, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) en/of (telkens) onder de omstandighe(i)d(en) dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of misbruik van een kwetsbare positie en/of het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 1] heeft enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) en/of
- (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 1] heeft/hebben, heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 1]'s, seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n),
immers hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
- met voornoemde [slachtoffer 1] een (liefdes)relatie onderhouden en/of die [slachtoffer 1] (aldus) (emotioneel) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijk gemaakt en/of
- voor die [slachtoffer 1] (een) werkplek(ken) geregeld en/of laten regelen waar zij als prostituee kon werken en/of
- die [slachtoffer 1] als prostituee laten werken en/of toegezien op (een minimum aan) (de) werktijd(en) (en daarmede (aan) (de) inkomsten) van die [slachtoffer 1] als prostituee en/of die [slachtoffer 1] (verder) in de gaten gehouden en/of de keuze-/bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 1] ingeperkt en/of
- die [slachtoffer 1] (het) door haar met/in de prostitutie verdiend geld geheel of gedeeltelijk aan hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), doen afstaan en/of doen overmaken en/of die [slachtoffer 1] (aldus) in een (verder) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijke positie gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] geslagen en/of op (anderszins) agressieve/gewelddadige wijze benaderd en/of bedreigd en/of onder druk gezet en/of (aldus) een dermate dreigende sfeer gecreëerd dat die [slachtoffer 1] geen of (te) weinig weerstand tegen verdachte en/of verdachtes mededader(s) kon/durfde te bieden en/of voortgebouwd op de bij die [slachtoffer 1] door eerder agressief/gewelddadig handelen ontstane angst voor (verder) geweld van de zijde van verdachte en/of verdachtes mededader(s) en/of
- die [slachtoffer 1] vrees ingeboezemd voor repressie en/of repercussie jegens haar en/of haar familie en/of haar vrienden en/of
- die [slachtoffer 1] in (een) positie/situatie(s) gebracht waarin zij zich niet kon onttrekken aan de van verdachte en verdachtes mededader(s) uitgaande groepsdwang en/of groepsintimidatie.
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 07 februari 2007 te Utrecht en/of Scheveningen en/of Den Haag en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van (een) ander(en), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], en/of
- [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben, heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van hun/haar, [slachtoffer 2]'s en/of [slachtoffer 3], seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n) en/of
- [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft, heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben mede genomen en/of heeft/hebben aangeworven met het oogmerk om die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele landen met of voor een derde en/of - [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft, heeft/hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die bedreiging met geweld en/of bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en), die afpersing en/of die fraude en/of dat misbruik en/of die misleiding en/of
die (ondernomen) handeling(en) hieruit dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) is/heeft/hebben/zijn (telkens)
- gezegd en/of gevraagd dat/of ze in Nederland in de prostitutie wilde werken en/of
- gezorgd dat zij vanuit Duitsland in Nederland (Alkmaar en/of Utrecht) konden werken in de prostitutie
- met voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] een (liefdes)relatie onderhouden en/of die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (aldus) (emotioneel) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijk gemaakt en/of
- gezegd dat deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] niet genoeg verdiende en/of meer moest verdienen en/of deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] onder druk gezet om meer te verdienen en/of
- gezegd dat deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] niet mocht stoppen met werken en/of langer moest werken en/of geld moest betalen alvorens dan wel dat ze anders Nederland mocht/moest verlaten en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (het) door hen/haar met/in de prostitutie verdiend geld geheel of gedeeltelijk aan hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), doen afstaan en/of doen afdragen en/of die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (aldus) in een (verder) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijke positie gehouden en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] onder druk gezet en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te slaan en/of
- door boos op deze [slachtoffer 2] te worden en/of aan te geven dat zij moet worden gestraft en/of door agressief/gewelddadig optreden jegens (een) medeprostituee(s) deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] angst aangejaagd en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] vrees ingeboezemd voor repressie en/of repercussie jegens hen/haar en/of hun/haar familie en/of hun/haar vrienden en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in (een) positie/situatie(s) gebracht waarin zij zich niet kon(den) onttrekken aan de van verdachte en verdachtes mededader(s) uitgaande groepsdwang en/of groepsintimidatie.
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] begeleid/gebracht, althans laten begeleiden/brengen van en naar haar kamer/werkplek (alwaar zij zich prostitueerde en/of van en naar haar/hun hotelkamer/woning/verblijfplaats teruggebracht, althans laten terugbrengen en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] aldus in (een) auto(‘s) vervoerd;
5.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met 07 februari 2007, te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, en/of Alkmaar en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Amstelveen en/of Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Turkije heeft deelgenomen aan een organisatie, onder meer bestaande uit [mededader] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of verdachte ('de organisatie [organisatie]'), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a (oud) van het Wetboek van Strafrecht en/of 273a (oud) van het Wetboek van Strafrecht en/of 273f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees) en/of
- (zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die (zware) mishandeling onder andere bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees, klanten van prostituees en/of pooiers) en/of
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en/of klanten van prostituees) en/of
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het voorhanden hebben van steek- en/of vuurwapens) en/of
- afpersing, als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2 ([slachtoffer 1])
Anders dan de rechtbank en anders dan het openbaar ministerie acht het hof feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
[slachtoffer 1] is een van de vrouwen die in het (Sneep-)dossier voorkomen die niet belastend verklaren over de verdachten in het (Sneep-)dossier. Meer in het bijzonder heeft [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris in eerste aanleg verklaard dat zij niet als prostituee heeft moeten werken als zij dat niet wilde, dat zij zelf bepaald heeft waar en hoe lang zij werkte, dat zij niet emotioneel afhankelijk was, dat zij niet in het oog is gehouden of beperkingen opgelegd heeft gekregen, dat zij zich niet in een situatie bevond waarin zij zich niet aan verdachte en zijn medeverdachten kon onttrekken en dat zij geen angst had voor verdachte. Zij verklaart dat verdachte haar geslagen heeft, maar dat was telkens in reactie op fysiek geweld van haar kant. Voorts verklaart zij dat zij zich ook vaak respectloos tegenover hem heeft gedragen.
Het hof is zich er van bewust dat het mogelijk is dat de vrouwen, onder wie [slachtoffer 1], die in dit dossier voorkomen en die zich als het ware in het prostitutiesysteem/-milieu bevonden waarvan verdachte ook deel uitmaakte, uit angst of om andere redenen (bijvoorbeeld omdat zij op het moment van verklaren een relatie met een van de verdachten hadden) in strijd met de waarheid gunstig hebben verklaard over de rol van verdachte en zijn medeverdachten. Dit kan echter niet op voorhand worden aangenomen en zal moeten blijken uit andere zich in dit dossier bevindende bewijsmiddelen, die voldoende duidelijkheid bieden over de feiten en omstandigheden, op grond waarvan de ten laste gelegde uitbuiting aangenomen zou kunnen worden.
Naar het oordeel van het hof bieden de aanwezige bewijsmiddelen ten aanzien van [slachtoffer 1] die duidelijkheid niet.
Uit die bewijsmiddelen volgt dat verdachte en [slachtoffer 1] ten tijde van de tenlastegelegde periode een liefdesrelatie hadden. Tijdens die relatie heeft [slachtoffer 1] als prostituee gewerkt, regelde verdachte kamers voor [slachtoffer 1], verscheen verdachte met [slachtoffer 1] op haar werkplek en droeg [slachtoffer 1] geld af aan verdachte. Sommige getapte telefoongesprekken en sms-berichten – ten aanzien waarvan het hof gelet op zijn beslissing in het midden laat of die aan [slachtoffer 1] en verdachte kunnen worden toegeschreven – zouden vervolgens zo uitgelegd kunnen worden dat [slachtoffer 1] door verdachte in haar keuzevrijheid om als prostituee werkzaam te zijn belemmerd werd, maar niet valt uit te sluiten dat die telefoongesprekken en sms-berichten onderdeel vormen van een heftige relatie en hetgeen daarin werd geuit niet overeenkomt met de daadwerkelijke verhouding tussen [slachtoffer 1] en verdachte. Het dossier biedt echter geen ander bewijsmateriaal om de getapte telefoongesprekken en sms-berichten nader te duiden. Er ontbreken bijvoorbeeld verklaringen van getuigen die wijzen op een situatie waarin bij [slachtoffer 1] keuzevrijheid in meer of mindere mate ontbrak. Daar staat echter de eerder genoemde verklaring van [slachtoffer 1] zelf tegenover en het beeld dat van [slachtoffer 1] uit de bewijsmiddelen rijst, namelijk van iemand die ook zelf goed van haar af kan bijten en die, blijkens haar veelvuldig komen en gaan naar Nederland om voor betrekkelijk korte periodes prostitutiewerkzaamheden te verrichten, kon gaan en staan waar ze maar wilde.
Op basis van het dossier kan naar het oordeel van het hof dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen dat [slachtoffer 1] haar prostitutiewerkzaamheden onvrijwillig heeft verricht of in een situatie waarin de mogelijkheid ontbrak of was verminderd om een bewuste keuze te maken. Bij die stand van zaken kan verdachte niet worden veroordeeld voor het leveren van een strafrechtelijk relevante bijdrage aan [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden en dient hij dan ook van mensenhandel in al haar tenlastegelegde varianten te worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4 ([slachtoffer 3] en [slachtoffer 2])
Anders dan de raadsman acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van mensenhandel voor zover dat is toegesneden op artikel 273f eerste lid aanhef, sub 6 en 9 Sr.
Het hof verenigt zich ten aanzien van feit 4 met de bewijsoverwegingen van de rechtbank en de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen en maakt haar overwegingen en bewijsconstructie voor zover ze in bijlage 1 zijn overgenomen tot de zijne. In aanvulling daarop overweegt het hof het volgende:
1.
In aanmerking genomen de gewijzigde tenlastelegging acht het hof op basis van de overwegingen van de rechtbank de periode van 1 oktober 2006 tot en met 23 december 2006 wettig en overtuigend bewezen.
2.
Ook in hoger beroep is het niet gelukt [slachtoffer 3] als getuige te horen, zodat ook in hoger beroep de vraag moet worden beantwoord of die verklaring voor het bewijs mag worden gebruikt. Het hof kan zich vinden in de (positieve) beantwoording van die vraag door de rechtbank.
3.
In het kader daarvan is door de raadsman van verdachte in hoger beroep betoogd dat hij zich niet kan verenigen met de overwegingen van de rechtbank terzake nu deze zich in zijn ogen ten onrechte beperkt hebben tot de vraag of de verklaring van [slachtoffer 2] wat betreft de chronologie voldoende steunbewijs oplevert voor de verklaring van [slachtoffer 3] en niet wat betreft de toedracht. Het hof leest de overwegingen van de rechtbank anders. De chronologie maakt weliswaar (terecht) een wezenlijk onderdeel uit van de overwegingen van de rechtbank, maar beoordeling van de mate van overeenstemming tussen de beide verklaringen is aanzienlijk breder. Zo stelt de rechtbank ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] over de periode voorafgaand aan de tenlastegelegde periode onder meer vast ‘dat de verklaringen van de vrouwen overeenstemmen’. Ten aanzien van de verklaringen over bedreigingen en geweld naar vrouwen stelt de rechtbank voorts vast ‘dat de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] elkaar ook ondersteunen op het punt van de angst voor de mannen, de bedreigingen naar henzelf en de familie van [slachtoffer 2] en de rol die [mededader] daarbij speelde’. De rechtbank heeft derhalve wel degelijk bezien of de verklaring van [slachtoffer 2] voldoende steun oplevert voor de verklaring van [slachtoffer 3] wat betreft de betrokkenheid van verdachte bij het hem tenlastegelegde feit en in het bijzonder op die onderdelen van de verklaring van [slachtoffer 3] die verdachte betwist.
4.
Door de raadsman van verdachte is daarnaast in hoger beroep betoogd dat de verklaring van [slachtoffer 2], zoals zij deze heeft afgelegd in het kader van de procedure in hoger beroep, eens temeer de vraag oproept in hoeverre de door [slachtoffer 3] afgelegde verklaringen tot het bewijs van mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 3] gebezigd kunnen worden. Het hof overweegt daartoe dat geen rechtsregel aan dat laatste in de weg staat mits voldaan is aan de voorwaarden zoals hiervoor is overwogen. Dat neemt niet weg dat de nieuwe verklaring van [slachtoffer 2] er toe zou kunnen leiden dat eerdere verklaringen van haar en [slachtoffer 3] als onbetrouwbaar terzijde moeten worden gesteld. Naar het oordeel van het hof is daarvan echter geen sprake, nu de nieuwe verklaring van [slachtoffer 2] voor zover inhoudende (1) dat zij niet uit eigen wetenschap kan verklaren over dat [slachtoffer 3] voor verdachte heeft gewerkt en (2) dat [slachtoffer 3] ook voor een zekere [betrokkene 6] heeft gewerkt, niet strijdig zijn met hetgeen de rechtbank overweegt omtrent de mate waarin de verklaring van [slachtoffer 2] die van [slachtoffer 3] ondersteunt. De verklaring van [slachtoffer 3] vindt namelijk in het bijzonder steun in de voor het bewijs gebezigde verklaringen van [slachtoffer 2] daar het de angst voor verdachte en zijn medeverdachte betreft, de overeenkomst over de in de richting van hen geuite bedreigingen en de familie van [slachtoffer 2] en de rol die [mededader] bij dit alles speelde. Voorts speelt een zekere [betrokkene 6] ook een rol in de verklaring van [slachtoffer 3].
5.
Uit het als nummer 2 aangehaalde bewijsmiddel in bijlage 1. volgt dat [slachtoffer 2] langer moest werken, dat [slachtoffer 2] eenmaal is geslagen door verdachte, alsmede dat de medeverdachte boos is geworden op [slachtoffer 2] en heeft aangeven dat zij moet worden bestraft. Anders dan de rechtbank is het hof op basis hiervan van oordeel dat ten aanzien van [slachtoffer 2] ook geweld als dwangmiddel bewezen kan worden verklaard.
6.
Ten slotte voegt het hof als bewijsmiddelen toe twee sms-berichten van 17 november 2006 van verdachte aan [slachtoffer 2]:
o Een geschrift zijnde een (vertaald) SMS-bericht d.d. 17 november 2006, 18.03 uur (nr. 325) als pagina 23051 van ordner 46F gevoegd in het dossier Sneep, proces-verbaal Z32084, 27-019999 van het Korps landelijke politiediensten, Dienst Nationale Recherche, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt: [slachtoffer 2] –[verdachte]. [naam], ik ga tegen 19 uur naar het werk ok ik heb nog steeds geen gevoel aan een kant en pijn is dat oke? Ik heb zulke pijn om te kotsen
o Een geschrift zijnde een (vertaald) SMS-bericht d.d. 17 november 2006, 22.42 uur (nr. 363) als pagina 23051 van ordner 46F gevoegd in het dossier Sneep, proces-verbaal Z32084, 27-019999 van het Korps landelijke politiediensten, Dienst Nationale Recherche, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt: [slachtoffer 2] – [verdachte]. Sorry [naam], maar vandaag is het klote voor mij, omdat ik pijn en koorts heb ik doe mijn best ok wees alsjeblieft niet kwaad.
Anders dan door de raadsman is betoogd kunnen deze wel degelijk aan [slachtoffer 2] worden toegeschreven, nu van hetzelfde nummer op 1 december 2006 in twee telefoongesprekken (nrs. 1507 en 1529, p. 28051-28052, ordner 46F) verwezen wordt naar de diefstal waarvan [slachtoffer 2] (blijkens het als nummer 7 aangemerkte bewijsmiddel in bijlage 1) aangifte heeft gedaan.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 5 (Deelneming aan de criminele [organisatie])
Het hof verenigt zich ten aanzien van feit 5 met de bewijsoverwegingen van de rechtbank en de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, met uitzondering van de bewijsoverwegingen en bewijsmiddelen die betrekking hebben op de als feit 2 tenlastegelegde mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] waarvan verdachte zal worden vrijgesproken. Het hof maakt voor het overige de overwegingen en bewijsconstructie van de rechtbank voor zover ze in bijlage 2 zijn overgenomen tot de zijne. Voor het bewijs acht het hof tevens redengevend de door de rechtbank gebezigde bewijsoverwegingen en bewijsmiddelen ter zake feit 4 voor zover die in bijlage 1 zijn opgenomen.
In aanvulling daarop overweegt het hof dat het voor wat betreft de van de bewijsoverweging van de rechtbank onderdeel uitmakende passage “De mishandeling van klanten van prostituees is het gevolg van de werkwijze van de organisatie als het gaat om de bescherming van de vrouwen die – voor de organisatie – in de raamprostitutie werkten. De wapens werden gebruikt om mensen bang te maken en onder druk te zetten” verwijst naar de door de rechtbank terzake dit feit gebezigde bewijsmiddelen met de nummers 10 en 42.
Anders dan de raadsman acht het hof derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan de criminele [organisatie]. Hetgeen door de raadsman is aangedragen vindt naar het oordeel van het hof haar weerlegging in de bewijsoverwegingen en bewijsmiddelen van de rechtbank zoals die terug te vinden zijn in bijlage 1 en 2.
Bewezenverklaring
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
4.
hij in de periode van 1 oktober 2006 tot en met 23 december 2006 te Scheveningen en/of Den Haag en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander
- telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van anderen, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] telkens door dwang en/of geweld en/of door dreiging met geweld, heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en verdachtes mededader te bevoordelen uit de opbrengst van hun, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], seksuele handelingen met of voor derden
bestaande die dwang, dat geweld en die bedreiging met geweld hieruit dat verdachte en/of verdachtes mededader heeft/hebben
- gezegd dat deze [slachtoffer 2] niet genoeg verdiende en
- gezegd dat deze [slachtoffer 2] langer moest werken en
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (het) door hen met/in de prostitutie verdiend geld aan hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader, doen afstaan en/of doen afdragen en
- die [slachtoffer 2] onder druk gezet en
- die [slachtoffer 2] te slaan en
- door boos op deze [slachtoffer 2] te worden en aan te geven dat zij moet worden gestraft en door agressief/gewelddadig optreden jegens medeprostituees deze [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] angst aangejaagd en
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] vrees ingeboezemd voor repressie en repercussie jegens hen en haar (het hof leest dit als: [slachtoffer 2]) familie.
5.
hij in de periode van 1 september 2006 tot en met 07 februari 2007, in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, onder meer bestaande uit [mededader] en/of [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 5], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a (oud) van het Wetboek van Strafrecht en/of 273a (oud) van het Wetboek van Strafrecht en/of 273f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees) en
- mishandeling, als bedoeld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mishandeling onder andere bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees en/of klanten van prostituees) en
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees) en
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het voorhanden hebben van steek- en/of vuurwapens) en
- afpersing, als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
meermalen gepleegd.
het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting het door de rechtbank gestelde kader als uitgangspunt genomen. Daarbij heeft het hof betrokken dat dit kader niet veel afwijkt van het door het openbaar ministerie in hoger beroep voorgestane straftoemetingskader, zeker niet in de concrete toepassing daarvan. Daar waar de uiteindelijk opgelegde straf afwijkt van de eis van het openbaar ministerie wordt dat vooral veroorzaakt door andere bewijsoordelen.
Het kader van de rechtbank houdt in dat voor de bewezenverklaarde mensenhandelzaken een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tien maanden per slachtoffer wordt gehanteerd, waarbij een verhoging zal worden toegepast indien er sprake was van geweld, ernstig geweld of verkrachting of wanneer het feit in vereniging werd gepleegd dan wel wanneer het ging om een lange periode.
Voor deelneming aan een criminele organisatie gaat het hof met de rechtbank uit van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van twaalf maanden, te verlagen als de rol van verdachte in vergelijking met die van anderen ondergeschikt was.
Dit betekent voor verdachte het volgende.
Verdachte heeft hij zich gedurende ongeveer twee maanden, samen met een medeverdachte, schuldig gemaakt aan seksuele uitbuiting van twee vrouwen, waarbij tevens geweld is gebruikt. Daarnaast heeft verdachte als pooier gedurende ongeveer een half jaar deel uitgemaakt van een criminele organisatie.
Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat in het bijzonder gelet op de ernst van die feiten, de inbreuken die met die feiten op de geestelijke en fysieke integriteit van de slachtoffers is gemaakt, alsmede het gewelddadige karakter van de criminele organisatie waaraan verdachte heeft deelgenomen als straf niets anders in aanmerking komt dan een vrijheidsbenemende straf.
Voor de in vereniging gepleegde mensenhandel waarbij tevens geweld is toegepast, zal het hof aan verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van 2 jaar opleggen. Voor de deelname aan de criminele organisatie legt het hof evenals de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op van 1 jaar. Aan verdachte wordt derhalve een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van 3 jaar opgelegd.
De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 4 en 5 begane feit aangetroffen. Zij behoren aan verdachte toe en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang of de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1, 3 en 4 (voor zover het de mensenhandel ten aanzien van [naam] betreft) ten laste gelegde.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: wapenstok, het pistool, de munitie en drie kogelwerende vesten.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: Turkse document en een zak met kleingeld.
Aldus gewezen door
mr J.P. Bordes, voorzitter,
mr M. Otte en mr P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr R. Robroek, griffier,
en op 22 november 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Bijlage 1.
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen rechtbank feit 4
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat, geordend per feit, de genummerde bewijsmiddelen.
Ter toelichting op een aantal bewijsmiddelen geldt, voor zover van toepassing, het volgende.
Algemeen bewijsmiddel
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier Sneep, proces-verbaal Z32084, 27-019999 van het Korps landelijke politiediensten, Dienst Nationale Recherche. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Proces-verbaal van verhoor door rechter-commissaris
Wanneer hierna wordt verwezen naar het proces-verbaal van de rechter-commissaris, betreft dit een proces-verbaal van de rechter-commissaris in de rechtbank Utrecht, nevenzittingsplaats Almelo.
Telefoontap
Wanneer hierna wordt verwezen naar een tapgesprek, betreft dit een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een schriftelijke weergave van een telefoongesprek waarvan de kenmerken worden vermeld – voorzover van toepassing – namelijk datum, tijdstip, lijnnummer, gespreksnummer, ordnernummer/pagina. Indien het gesprek in een vreemde taal is gevoerd, wordt verwezen naar de schriftelijke weergave van de vertaling in de Nederlandse taal.
Sms-bericht
Wanneer hierna wordt verwezen naar een sms-bericht, betreft dit een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een schriftelijke weergave van een getapt sms-bericht waarvan de kenmerken worden vermeld – voorzover van toepassing – namelijk datum, tijdstip, lijnnummer, volgnummer, ordnernummer/pagina. Indien het bericht in een vreemde taal is geschreven, wordt verwezen naar de schriftelijke weergave van de vertaling in de Nederlandse taal.
Foto
Wanneer in de bewijsmiddelen wordt gesproken over foto’s uit ordner 16 dan betreffen dit - tenzij anders wordt vermeld – in ordner 16 onder de noemer ‘verdachten-betrokkenen’ of ‘slachtoffers’ opgenomen foto’s. De ordner bevat verder twee ambtsedige processen-verbaal waarin wordt gerelateerd welke foto’s van welke ‘verdachten’ of ‘slachtoffers’ in de ordner zijn opgenomen. Ook wanneer in het voorbereidend onderzoek foto’s zijn getoond onder andere aanduidingen (bijvoorbeeld ‘de fotomap’) maar met een uit de context op te maken corresponderende nummering, gaat de rechtbank ervan uit dat gedoeld wordt op ordner 16.
In die gevallen waarin het bewijsmiddel zelf niet vermeldt wie volgens de in ordner 16 opgenomen processen-verbaal op de getoonde foto zijn afgebeeld, zal de rechtbank dit zelf doen. Zij brengt dit tot uitdrukking door toevoeging in het bewijsmiddel (achter het fotonummer) van de tekst: “de rechtbank stelt vast (…)”, gevolgd door de naam van de persoon die staat afgebeeld op de uit ordner 16 afkomstige foto. Die vaststelling door de rechtbank is gebaseerd op de inhoud van voornoemde ambtsedige processen-verbaal (16/80018004 voor de verdachten en 16/80638067 voor de slachtoffers).
Bewijsoverwegingen rechtbank ten aanzien van feit 4
Inleiding
(…)
Verdachte is door de politie gehoord en ontkent zich aan mensenhandel te hebben schuldig gemaakt.
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zijn door de politie gehoord en beschuldigen verdachte, kort gezegd, van mensenhandel. [slachtoffer 2] is ook door de rechter-commissaris gehoord. [slachtoffer 3] is na een daartoe strekkend rechtshulpverzoek op 19 oktober 2010 door een Duitse rechter gehoord. Bij dat verhoor is noch de raadsman noch de Nederlandse rechter-commissaris aanwezig geweest. Verdachte heeft zijn ondervragingsrecht daardoor niet op behoorlijke wijze kunnen uitoefenen.
Het verweer over het gebruik van de verklaring van [slachtoffer 3]
De verdediging voert aan dat de verklaring van [slachtoffer 3] niet voor het bewijs gebruikt mag worden, nu de verdediging niet in de gelegenheid is geweest deze getuige vragen te stellen en haar verklaring niet in voldoende mate steun vindt in ander bewijs.
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie in een geval als het onderhavige, waarin de verdediging niet in enig stadium de gelegenheid heeft gehad de persoon die een verklaring tegenover de politie heeft afgelegd te (doen) ondervragen, art. 6 EVRM aan het gebruik tot het bewijs van het proces-verbaal van de politie met een dergelijke verklaring niet in de weg staat, als de betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde feit in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen, en voorts dat dit steunbewijs dan betrekking zal moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die hij betwist.
De raadsman heeft de gehele verklaring van [slachtoffer 3] betwist. De rechtbank begrijpt hetgeen hij in verband daarmee heeft aangevoerd aldus, dat zijn bezwaar er in de kern op neerkomt dat hij [slachtoffer 3] vragen had willen stellen, omdat de chronologie van haar verklaringen niet duidelijk is. De rechtbank heeft nu te beoordelen of de verklaring van [slachtoffer 3] als geheel, met een speciale focus op de chronologie, voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen en overweegt daartoe het volgende.
De verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] over de periode voorafgaand aan de tenlastegelegde periode
[slachtoffer 2] verklaart dat ze verdachte heeft leren kennen in 2003/2004 in Duitsland. Ze krijgen na een paar weken een relatie. Ze gaat met hem naar Nederland en werkt in Alkmaar en Utrecht in de prostitutie. Verdachte neemt al haar geld af. Ongeveer acht á negen maanden later verbreekt ze de relatie en gaat ze terug naar Duitsland. Daar raakt ze bevriend met [slachtoffer 3]. Eind 2005 (zo leidt de rechtbank uit de verklaring van [slachtoffer 2] af) ontmoeten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bij toeval in een café in Frankfurt verdachte. Verdachte stelt voor dat zij in Saarbrücken gaan werken. Dat doen ze korte tijd. [slachtoffer 3] verdient daar niet zo veel. Daarom vragen de vrouwen aan een zekere [betrokkene 6] en verdachte of ze in Nederland mogen werken, waarna ze enige tijd in Utrecht werken. [betrokkene 8] nam het geld van [slachtoffer 2] af ( 2, 3).
Ook [slachtoffer 3] verklaart over de vriendschap met [slachtoffer 2], die ze [slachtoffer 2] noemt, de ontmoeting met verdachte in Frankfurt en over Saarbrücken. Volgens haar hebben ze daar eind 2005 gewerkt. Ook zij vertelt dat ze vanwege de slechte verdiensten naar Nederland gingen. Het was verdachte die dat voorstelde. Het was toen januari 2006 (4). De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de vrouwen overeenstemmen en elkaar in zoverre ondersteunen. Ook de chronologie klopt.
De verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] over de tenlastegelegde periode
[slachtoffer 3] verklaart dat ze in oktober 2006 samen met [slachtoffer 2] in Den Haag gaat werken. Ze spreken dan met verdachte af dat ze hem en zijn broer [betrokkene 7], 1500 euro per week betalen. Los daarvan hebben ze van verdachte niet veel last. In de tweede helft van november gaat verdachte meer geld van hen vragen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] verblijven dan in een hotel in Scheveningen. Vanaf dat moment moeten de vrouwen bijna al hun geld aan verdachte geven (1 en 5).
[slachtoffer 2] verklaart over deze periode niets specifieks. Ze is er ook niet naar gevraagd. Ze verklaart wel op 8 mei 2007 tegen de politie dat ze – nadat ze vijf jaar lang een relatie met verdachte heeft gehad en voor hem heeft moeten werken in de prostitutie – sinds drie maanden (de rechtbank begrijpt vanaf februari 2007) van hem af is (1).
Bedreigingen en geweld naar vrouwen
[slachtoffer 2] verklaart dat [mededader] bedreigend was. Hij bemoeide zich met haar en verdachte en jutte verdachte op om haar onder druk te zetten. [mededader] was degene voor wie ze bang was: ze was zo bang dat ze in haar verklaring (1) zijn naam niet durft te noemen. Het staat voor de rechtbank echter vast dat de man wiens naam ze op die plaats in haar verklaring niet durft te noemen, mededader [mededader] is waarover ze elders wel verklaart.
[slachtoffer 2] vertelt dat verdachte onder invloed van [mededader] ook steeds vaker klaagt dat [slachtoffer 2] niet genoeg verdiende. Ze verklaart ook over het geweld van de mannen tegen andere vrouwen, waardoor ze bang werd (2 en 3). Tegen de politie verklaart [slachtoffer 2] op 8 mei 2007 dat ze bang is dat [betrokkene 8] haar moeder en dochtertje iets zal aandoen (1).
Ook [slachtoffer 3] verklaart zo over de rol van [mededader] en de aard van de bedreigingen. [mededader] was de baas. Hij bepaalde wat er wel en niet gebeurde. Hij bepaalde ook hoeveel geld ze moesten afstaan (5). [slachtoffer 3] was bang voor verdachte omdat ze gezien had hoe hij, [mededader] en [betrokkene 6], met hun vrouwen omgingen. Er werden vrouwen geslagen en onder druk gezet. Ze verklaart dat er werd gedreigd dat ze [slachtoffer 2] kind of haar moeder iets aan zouden doen. [slachtoffer 3] was bang voor hun reactie als ze niet zou doen wat [mededader] en verdachte zeiden (6). De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] elkaar ook ondersteunen op het punt van de angst voor de mannen, de bedreigingen naar henzelf en de familie van [slachtoffer 2], en de rol die [mededader] daarbij speelde.
Steunbewijs
De verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bestrijken gezamenlijk de periode van januari 2006 tot 7 februari 2007. De officier van justitie heeft er echter voor gekozen om alleen de periode vanaf november 2006 tot 7 februari 2007 ten laste te leggen. Juist over die periode verklaart [slachtoffer 2] vrijwel niets. Dat plaatst de rechtbank voor de vraag of haar verklaringen dan in voldoende mate steun geven aan de verklaringen van [slachtoffer 3] over de feiten die wel zijn tenlastegelegd. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend op grond van het volgende. De verklaringen van [slachtoffer 2] ondersteunen, zoals hierboven is vastgesteld, die van [slachtoffer 3] als het gaat om de periode voorafgaand aan de tenlastegelegde periode waarin dezelfde strafbare feiten worden gepleegd. Eigenlijk was er sprake van een doorlopende periode waarin [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] werden uitgebuit. Daarnaast verklaart [slachtoffer 2] bij de politie dat ze sinds februari 2007 ‘van verdachte af is’ (1). Onder die omstandigheden geven de verklaringen van [slachtoffer 2] in voldoende mate steun aan de verklaringen van [slachtoffer 3]. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [slachtoffer 3] verklaring dat zij en [slachtoffer 2] in november 2006 in een hotel in Scheveningen verbleven, ook bevestigd wordt door [slachtoffer 2] aangifte van diefstal uit de hotelkamer in Scheveningen (7). De rechtbank stelt vast dat ook op dat punt de chronologie van [slachtoffer 3] verklaring klopt.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 3] voor het bewijs gebruikt kan worden ook al is de verdediging niet in de gelegenheid geweest haar vragen te stellen.
Uit de hierboven vastgestelde feitelijkheden leidt de rechtbank af dat verdachte in de tenlastegelegde periode, tezamen met [mededader], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door dwang en bedreiging met geweld heeft gedwongen om het door hen in de prostitutie verdiende geld (gedeeltelijk) aan hem af te staan.
De periode
Uit de verklaring van [slachtoffer 3] kan worden afgeleid dat [slachtoffer 2] en zij vanaf oktober, dus ook vanaf november zoals is tenlastegelegd, tot het moment dat ze in het hotel in Scheveningen verbleven, 1500 euro per week afstonden aan verdachte (5). Uit [slachtoffer 2] aangifte van diefstal uit haar hotelkamer in Scheveningen van 2 december 2006, waarin ze verklaart al bijna twee weken in dat hotel te verblijven, leidt de rechtbank af dat zij rond 20 november 2006 naar het hotel in Scheveningen zijn gegaan (7). Met kerst gingen ze naar Duitsland, na oud en nieuw kwamen ze even terug in Nederland. Vanwege de ziekte van [slachtoffer 2] is er toen niet veel gewerkt. Aangezien [slachtoffer 2] in het ziekenhuis in Duitsland moest worden opgenomen vertrokken beiden weer naar Duitsland. Ze waren in het carnavalsweekend (rechtbank: het weekend van 17 februari 2007) nog in Duitsland en zijn daar dus tot het einde van de tenlastegelegde periode gebleven (5). De rechtbank acht daarom niet bewezen dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] na 24 december 2006 nog gedwongen of bewogen werden hun geld af te staan. Verdachte heeft [slachtoffer 3] wel gezegd dat ze dan maar in Duitsland moest werken, maar het kan niet worden vastgesteld dat ze dat heeft gedaan en evenmin of ze haar geld aan verdachte heeft afgestaan.
Bewijsmiddelen rechtbank ten aanzien van feit 4
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van 22 juni 2007, pagina 46F/23124, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisanten:
Op 7 mei 2007 worden wij, verbalisanten aangesproken door een vrouw die we kennen onder de werknaam [slachtoffer 3]. Haar volledige persoonsgegevens zijn: [slachtoffer 3], geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum], gebruik makend van telefoonnummer [telefoonnummer].
Het is ons bekend dat [slachtoffer 3] samen met haar vriendin [slachtoffer 2] vanuit Duitsland naar Den Haag is gekomen om in de prostitutie te werken. De volledige persoonsgegevens van [slachtoffer 2] zijn: [slachtoffer 2], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum], gebruikmakend van het telefoonnummer [telefoonnummer].
[slachtoffer 3] zegt dat ze sinds november 2006 geld heeft moeten afstaan aan [verdachte] die [betrokkene 8] wordt genoemd en ongeveer 25 jaar oud is. Ze vraagt of het klopt dat hij is aangehouden. Ze wilde niet veel vertellen omdat ze bang was en zijn vriendjes hier nog los lopen die het voor hem opknappen. Ze is zojuist nog door hem gebeld. Op dinsdag 8 mei 2007 is er in het pand in de [adres] in Den Haag gesproken met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] vertelt dat ze 5 jaar een relatie met [betrokkene 8] heeft gehad en voor hem in de prostitutie heeft moeten werken. Ze moest het geld aan hem afdragen. Als ze zei dat ze wilde stoppen met werken werd ze gebeld door [mededader]. Ze is heel bang voor hem en besloot dan maar te blijven werken. Ze geeft aan sinds drie maanden van [betrokkene 8] af te zijn. Ze is bang om aangifte te doen, in verband met de gevolgen voor haar moeder en dochtertje in Duitsland. [betrokkene 8] weet waar ze wonen.
[slachtoffer 3] vertelt dat ze heeft gezien dat [mededader] een meisje heeft geslagen met een honkbalknuppel. Ze heeft ook gezien dat hij meisjes sloeg met zijn vuisten. Soms ging hij met meerdere meisjes tegelijk uit eten en naar bed. Zonder aanleiding werd er hierna een van de meisjes mishandeld. [mededader] wordt door [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] als de baas gezien. Ze zijn erg bang voor hem.
2.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3e Sv, te weten een proces-verbaal van verhoor door rechter P. van Sandvliet, onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, van de getuige [slachtoffer 2], van 15 januari 2010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ja, ik ken [verdachte]. Een andere naam die ik gehoord heb, is [betrokkene 8]. Ik heb een relatie met hem gehad. Ik heb hem zes á zeven jaar geleden leren kennen in Frankfurt am Main. Een paar weken later kregen wij een relatie. Hij is er over begonnen of ik niet in Nederland kon werken in plaats van in Duitsland. Ik heb daar over nagedacht. Het leek mij niet slecht. Ik ben begonnen te werken in Alkmaar Ik gaf al mijn geld af aan [betrokkene 8]. Als u mij vraagt op wiens initiatief ik het geld aan [betrokkene 8] afgaf, dan zeg ik dat [betrokkene 8] het geld mij afnam. Na acht à negen maanden ben ik weggegaan. Ik heb [betrokkene 8] één à twee jaar later weer gezien. Dat was door toeval. Ik had in Köln [slachtoffer 3] leren kennen. [slachtoffer 3] was op zeker moment samen met een zekere [betrokkene 6]. Zij wilde hem gaan bezoeken in Frankfurt en vroeg mij of ik mee wilde gaan. Dat heb ik gedaan. In het café troffen wij [betrokkene 6], en tot mijn grote verbazing ook [betrokkene 8]. Zij kenden elkaar. Dat was niet bij mij en bij [slachtoffer 3] bekend. Ik heb toen lang gesproken met [betrokkene 8] en we zijn weer bij elkaar gekomen. [betrokkene 8] stelde voor dat [slachtoffer 3] en ik in Saarbrücken in een privehuis zouden werken. Daar zijn [slachtoffer 3] en ik niet lang geweest. [slachtoffer 3] verdiende er niet goed. We hebben toen gevraagd of we naar Nederland mochten en dat mocht van [betrokkene 6] en [betrokkene 8]. Ik was toen een paar weken thuis en daarna ben ik naar Nederland gegaan. Toen is [slachtoffer 3] met mij meegegaan. Wij woonden toen weer in het bungalowpark in [plaats]. [slachtoffer 3] woonde bij [slachtoffer 4] en ik bij [naam]. [slachtoffer 3] en ik werkten in Utrecht.
Nadat ik een keer aan [slachtoffer 4] geld had gevraagd voor benzine, haalden [mededader] en [betrokkene 8] mij samen op met de jeep van [mededader]. [mededader] was heel erg boos en wilde dat [betrokkene 8] mij zou straffen. [betrokkene 8] probeerde [mededader] wat rustiger te krijgen en zei dat het toch niet zo'n groot verhaal was. [mededader] was echter niet rustig te krijgen op zulke momenten. [mededader] draaide zich toen naar mij om in de auto en schreeuwde mij toe wie ik wel niet dacht te zijn. Ik moest voor straf langer op het werk blijven. Ik moest langer werken. Ik mocht niet bellen. Ik mocht niet het [betrokkene 8] praten. Als ik thuis was moest ik gelijk naar mijn kamer gaan. Ik voelde mij bestraft als een klein kind. U merkt op dat u ziet, dat ik terwijl ik dit vertel heel emotioneel ben en huil. U vraagt mij waarom ik hier zo emotioneel over ben. Ik zeg u dat ik heel veel heb gezien wat [mededader] heeft gedaan met andere vrouwen. Hij heeft onder andere [slachtoffer 4] met een baseballbat geslagen. Hij heeft haar van de trap geduwd. Vrouwen moesten van hem in het meer springen en daar in blijven tot ze eruit mochten. [mededader] heeft voortdurend andere mannen verteld hoe zij met hun vrouwen om moesten gaan. Alle mannen uit de groep waren bang voor hem. [mededader] genoot daarvan. Hij vond het fijn wanneer dingen gingen zoals hij wilde dat ze gingen. [betrokkene 8] dreigde ook met [mededader]. [mededader] sloeg mij niet. Ik was niet zijn vrouw. Hij deed het meer psychologisch. Hij kijkt naar je op een bepaalde manier en zegt dingen op een bepaalde manier. Daarnaast zie je wat hij met zijn eigen vrouwen doet. [betrokkene 8] werd ook steeds meer zoals [mededader]. Hij zei dat ik niet meer zo goed verdiende. Ik voelde dat hij meer druk uit ging oefenen. Als ik geen geld aan [betrokkene 8] had gegeven was hij niet met mij samen geweest. Ik ben bang met name voor een ander persoon dan [verdachte]. Over deze persoon wil ik het niet hebben. Dat durf ik niet. Hij weet mij toch overal te vinden. Ik ben van Nederland naar Duitsland gegaan. Van Duitsland weer naar Nederland en van Nederland weer naar België. De politie heeft mij gezegd dat ze mij politiebescherming zouden geven, maar opeens stond er toch weer iemand uit de groep voor mij. Een keer was het [verdachte] zelf. [betrokkene 8] heeft mij één keer geslagen. Hij gaf mij een heftige oorvijg omdat ik niet had geluisterd. [betrokkene 8] was ook bang voor [mededader]. [betrokkene 8] dreigde ook met [mededader].
3.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3e Sv, te weten een proces-verbaal van verhoor door de onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, van de getuige [slachtoffer 2], van 16 maart 2010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ik was nooit uit Nederland weggekomen als [mededader] er nog was geweest. Het prostitutiemilieu rond [mededader] hield in dat de vrouwen die in dit prostitutiemilieu werkten, werkmachines waren. Ze hebben niet geleefd, ze waren allen object. Ze moesten geld verdienen. Als er niet genoeg geld werd verdiend, kregen ze straf. Ik heb begrepen dat ze een bepaald bedrag per dag moesten verdienen. Als dat niet verdiend werd dan moesten ze blijven staan tot het was verdiend of anders kregen ze er een binnen van [mededader] ofwel met de hand ofwel met de baseballknuppel, of met wat hij kon vinden. [betrokkene 8] heeft wel voordeel getrokken uit mijn werken in de prostitutie. Ik gaf mijn geld af. Ik voelde mij wel bedreigd. Het was psychische terreur. Mijn werknaam is [slachtoffer 2]. Mijn echte naam [slachtoffer 2]. [betrokkene 8] noemde mij wel [slachtoffer 2].
Foto 17 (de rechtbank stelt vast: verdachte)
Deze man ken ik onder vele namen. [betrokkene 8], [betrokkene 8], [betrokkene 8] of [betrokkene 8].
Met ‘werken’ in mijn verklaring bij de rechter-commissaris van 15 januari 2010 bedoel ik werken in de prostitutie.
Als de advocaat mij vraagt of op mij druk uigeoefend is met betrekking tot de prostitutie dan zeg ik: ‘Ja, uiteindelijk ja’. Het kwam voor dat [betrokkene 8] mij onder druk gezet heeft. Als [mededader] erbij was, was hij harder. Dit was meestal aan de telefoon. Ik vroeg dan wie er bij hem was. Hij zei dan, als het [mededader] was, dat hij bij de Goeroe was. Dit was mijn naam voor [mededader]. Dan wist ik dat hij bij [mededader] was. Hij gebruikte dan echte grove woorden Aanvankelijk was ik niet bang voor [betrokkene 8]. Later wel. Dat was ook de reden dat ik weg ben gegaan. Dit was psychische terreur. Dit kwam naar boven omdat hij gevoeld heeft dat ik weg wilde. Als de rechter-commissaris mij voorhoudt dat angst voor repercussie eigenlijk inhoudt dat hij angst gecreëerd zou hebben bij mij voor de gevolgen als ik iets zou doen.
Opmerking rechter-commissaris: De advocaat heeft de getuige een deel van de tenlastelegging voorgelezen met betrekking tot ondermeer repercussie. Einde opmerking rechter-commissaris.
Dit is een correcte omschrijving van wat ik heb ervaren. Dit hield inderdaad verband met het werken in de prostitutie. As de advocaat mij vraagt of het op enigerlei wijze moeilijk was om mij te onttrekken aan [betrokkene 8], bij hem weg te gaan, dan zeg ik: ‘Ja’. Dit is ook de reden geweest waarom ik naar de politie ben gegaan in Nederland. [betrokkene 8] wilde mij niet laten gaan.
Mijn werknaam is [slachtoffer 2].
4.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 3] van 27 november 2007, pagina 6D/3041 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Inmiddels waren [slachtoffer 2] en ik vrienden geworden. We kwamen erachter dat we allebei [betrokkene 8] kenden. [slachtoffer 2] en ik hebben korte tijd in Saarbrücken gewerkt. [betrokkene 6] en [betrokkene 8] brachten ons daarheen. De zaken gingen daar niet goed. In die tijd spraken we erover om naar Nederland te gaan. [betrokkene 6] en [betrokkene 8] waren hierover begonnen.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 3] van 18 februari 2008, pagina 6D/3047 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ik heb twee weken in Amsterdam gewerkt. In Amsterdam verdiende ik niet veel. Ik moest van [mededader] bij [slachtoffer 4] gaan werken. Dan zou ik meer verdienen. Ik ben toen in het huis van [mededader] gaan slapen. [betrokkene 8] wist dat ik samen zou willen blijven met [slachtoffer 2]. We konden dan allebei voor hem werken. Ik zou hem 1000 euro per week moeten betalen. 500 euro voor hem en 500 voor [mededader]. Dat gebeurde zo omdat [mededader] de baas was. [betrokkene 8] moest met hem overleggen of ik in Nederland kon blijven. [betrokkene 8] kon die beslissing niet zelf nemen. Hij moest dat overleggen met [mededader]. Toen ik in Utrecht werkte sliep ik nog steeds in het huis van [mededader]. [betrokkene 8] en [mededader] haalden bij mij het geld op.
In oktober gingen we naar Den Haag. In het begin sliepen we in het Ibis hotel. We konden afspraken maken met [betrokkene 8]. [slachtoffer 2] had vroeger al haar geld aan [betrokkene 8] afgegeven, maar vanaf een bepaald moment spraken we af dat we 1500 euro per week moesten afstaan. We hadden eigenlijk niet veel last van hem. Na korte tijd ging het mis. Dat was toen we naar het hotel in Scheveningen gingen, kort voor de kerst. Vanaf dat moment moesten we al ons geld afgeven. We kregen nog maar een beetje geld van [betrokkene 8]. Eigenlijk kregen we geld van zijn vrouw [naam]. Het was toen omgedraaid. Wij kregen maar een beetje en hij had alles. Met de kerst zijn we toen naar Duitsland gegaan en na Oud en Nieuw kwamen we weer terug. [slachtoffer 2] is toen ziek geworden en we hebben niet veel gewerkt. [slachtoffer 2] moest naar het ziekenhuis. Eerst in Nederland, toen in Duitsland. [betrokkene 8] vroeg zich wel af waarom ik dan niet gewoon in Nederland kon werken. Uiteindelijk moest ik dan maar ik Duitsland gaan werken. We werden gebeld door [naam] dat [betrokkene 8] was aangehouden en vastzat. [slachtoffer 2] zei dat we het dan nu allemaal zelf zouden gaan regelen.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer 3] van 23 april 2008, pagina 6D/3051 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ik was bang voor de mannen. Ik heb gewoon gezien hoe [betrokkene 6] en [betrokkene 8] met hun vrouwen omgingen. Ik was bang dat mij dat ook zou overkomen. Er werden vrouwen geslagen. Onder andere [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] die voor [mededader] werkten. Ik was bang voor de reactie van de mannen als ik niet zou doen wat ze zeiden. Ik heb een tijdje in de woning van [mededader] en [slachtoffer 4] gewoond. Ik hoorde [slachtoffer 4] soms huilen en schreeuwen. [slachtoffer 4] zei me dat het ging over het feit dat ze niet genoeg had verdiend als prostituee. Ik werd daar nog banger van. Daarom ging ik niet in discussie en gaf ik mijn geld. [slachtoffer 2] werd bedreigd als ik te weinig verdiende. Verdachte zei dan tegen haar dat ik moest oppassen. Later zei hij dat [slachtoffer 2] verantwoordelijk was voor mijn verdiensten. Aangezien het mij weinig interesseerde dat ik werd bedreigd, bedreigden ze mij via [slachtoffer 2]. Ik wilde niet dat haar iets ergs zou overkomen. Dat was mijn zwakke plek. Bij [slachtoffer 2] was het anders. Zij had een kindje en bij haar dreigde hij dat hij haar kindje of haar moeder iets zou aandoen. Ik hoorde dat [slachtoffer 5] een keer geld in haar schoen had gestopt om het op die manier achter te houden. [mededader] ontdekte dat en ze werd flink mishandeld. Daarvan was ik zo bang dat ik het wel uit mijn hoofd liet om geld te verstoppen. Ik zag geen andere mogelijkheid dan mijn geld af te geven. We durfden niet weg te lopen omdat verdachte zei dat hij wist waar de dochter van [slachtoffer 2] was.
7.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3e Sv, te weten een stuk inhoudende onder meer: Proces-verbaal van aangifte van 2 december 2006, pagina 46F/23061, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naam: [slachtoffer 2]
Voornaam: [slachtoffer 2]
Geboortedatum: [geboortedatum]
Geboorteland: Duitsland
Telefoon: [telefoonnummer]
Die aangifte deed en verklaarde: Ik verblijf sinds bijna 2 weken samen met mijn vriendin [slachtoffer 3] in het [hotel] aan de [adres]. Ik doe aangifte van diefstal van 500 euro uit het nachtkastje van een hotelkamer, mede namens mijn vriendin [slachtoffer 3]. [slachtoffer 3] en ik bewaren ons geld samen in het middelste laatje van het nachtkastje.
Bijlage 2.
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen rechtbank feit 5
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat, geordend per feit, de genummerde bewijsmiddelen.
Ter toelichting op een aantal bewijsmiddelen geldt, voor zover van toepassing, het volgende.
Algemeen bewijsmiddel
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier Sneep, proces-verbaal Z32084, 27-019999 van het Korps landelijke politiediensten, Dienst Nationale Recherche. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Proces-verbaal van verhoor door rechter-commissaris
Wanneer hierna wordt verwezen naar het proces-verbaal van de rechter-commissaris, betreft dit een proces-verbaal van de rechter-commissaris in de rechtbank Utrecht, nevenzittingsplaats Almelo.
Telefoontap
Wanneer hierna wordt verwezen naar een tapgesprek, betreft dit een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een schriftelijke weergave van een telefoongesprek waarvan de kenmerken worden vermeld – voorzover van toepassing – namelijk datum, tijdstip, lijnnummer, gespreksnummer, ordnernummer/pagina. Indien het gesprek in een vreemde taal is gevoerd, wordt verwezen naar de schriftelijke weergave van de vertaling in de Nederlandse taal.
Sms-bericht
Wanneer hierna wordt verwezen naar een sms-bericht, betreft dit een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een schriftelijke weergave van een getapt sms-bericht waarvan de kenmerken worden vermeld – voorzover van toepassing – namelijk datum, tijdstip, lijnnummer, volgnummer, ordnernummer/pagina. Indien het bericht in een vreemde taal is geschreven, wordt verwezen naar de schriftelijke weergave van de vertaling in de Nederlandse taal.
Foto
Wanneer in de bewijsmiddelen wordt gesproken over foto’s uit ordner 16 dan betreffen dit - tenzij anders wordt vermeld – in ordner 16 onder de noemer ‘verdachten-betrokkenen’ of ‘slachtoffers’ opgenomen foto’s. De ordner bevat verder twee ambtsedige processen-verbaal waarin wordt gerelateerd welke foto’s van welke ‘verdachten’ of ‘slachtoffers’ in de ordner zijn opgenomen. Ook wanneer in het voorbereidend onderzoek foto’s zijn getoond onder andere aanduidingen (bijvoorbeeld ‘de fotomap’) maar met een uit de context op te maken corresponderende nummering, gaat de rechtbank ervan uit dat gedoeld wordt op ordner 16.
In die gevallen waarin het bewijsmiddel zelf niet vermeldt wie volgens de in ordner 16 opgenomen processen-verbaal op de getoonde foto zijn afgebeeld, zal de rechtbank dit zelf doen. Zij brengt dit tot uitdrukking door toevoeging in het bewijsmiddel (achter het fotonummer) van de tekst: “de rechtbank stelt vast (…)”, gevolgd door de naam van de persoon die staat afgebeeld op de uit ordner 16 afkomstige foto. Die vaststelling door de rechtbank is gebaseerd op de inhoud van voornoemde ambtsedige processen-verbaal (16/80018004 voor de verdachten en 16/80638067 voor de slachtoffers).
Bewijsoverwegingen rechtbank ten aanzien van feit 5
Juridisch kader
Volgens bestendige jurisprudentie moet onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr worden verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Het oogmerk van die organisatie, te weten het plegen van misdrijven, hoeft in de tenlastelegging niet nader omschreven te zijn, maar zal uit de bewijsmiddelen moeten blijken. Voor het bewijs van dit oogmerk zal o.a. betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Niet hoeft te worden bewezen dat verdachte in meerdere misdrijven heeft geparticipeerd. Er is sprake van deelnemen aan de organisatie indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor deelneming is voldoende dat betrokkene in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De betrokkene behoeft dus geen wetenschap te hebben van één of verscheidene concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
De rechtbank behandelt de vraag of de tenlastegelegde deelneming aan een criminele organisatie kan worden bewezen in drie stappen, te weten:
- het bestaan van een organisatie
- het oogmerk van de organisatie
- de deelneming aan de organisatie door verdachte.
Het bestaan van een organisatie
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
[betrokkene 9] heeft op 21 februari 2004 verklaard dat hij sinds een maand of twee op de Wallen in Amsterdam werkte voor een groep pooiers, die allemaal uit Duitsland kwamen en elkaar al heel lang kenden. Ze waren genaamd [mededader], [betrokkene 2], [betrokkene 10] (de rechtbank begrijpt telkens daar waar over [betrokkene 10]/[betrokkene 10] gesproken wordt: [betrokkene 10]) en [betrokkene 3] (de rechtbank begrijpt telkens daar waar over [betrokkene 3]/[betrokkene 3] gesproken wordt: [betrokkene 3]). De groep had meisjes voor zich werken in Amsterdam en in Den Haag. [mededader] was volgens [betrokkene 9] één van de leiders van de groep. [betrokkene 9] heeft voor die groep als boodschappenjongen gewerkt en hij moest meisjes beschermen tegen lastige klanten (10). Daarnaast hebben de getuigen [getuige 1] (8) en [getuige 2] (9) beiden verklaard dat [mededader] pooier was en dat er verschillende meisjes voor hem in de prostitutie werkten. Hij was ‘de grote man’ en ‘de grote baas’ van de groep die bij hem hoorde. Voorts wordt in tapgesprekken tussen [mededader] en [betrokkene 3] (1 en 4) en in een gesprek tussen ene [betrokkene 11] en [betrokkene 3] (3) gesproken over de groep/gemeenschap en wordt gezegd dat [mededader] de baas is.
Binnen de organisatie waren bodyguards actief die de vrouwen die als prostituee werkten moesten beschermen. Voor dit werk werden de bodyguards door de organisatie betaald. Of wel rechtstreeks door de mannen, zoals blijkt uit een tapgesprek tussen [betrokkene 10] en [betrokkene 2] (20) ofwel door de vrouwen zelf, zoals [slachtoffer 4] heeft verklaard (35). In een tapgesprek tussen [betrokkene 3] en [betrokkene 12] (5), dat twee minuten later gevolgd wordt door een tapgesprek tussen [betrokkene 3] en [mededader] (6), wordt gesproken over de aanschaf en de verdeling van de kosten van kogelwerende vesten voor [betrokkene 12] en anderen (de rechtbank begrijpt: ter bescherming van de bodyguards). [betrokkene 3] zegt hierover dat “wij de helft als bedrijf op ons nemen”. Met deze verdeling (en de bijbehorende betalingsregeling) gaat [mededader] vervolgens akkoord. Blijkbaar heeft [mededader], zo concludeert de rechtbank, als leider van de organisatie het laatste woord hierin.
De werktijden van de bodyguards werden bepaald door [mededader], in overleg met [betrokkene 3]. Dit leidt de rechtbank af uit drie tapgesprekken die kort na elkaar gevoerd zijn. In het eerste gesprek, tussen [betrokkene 3] en [betrokkene 12], beklaagt [betrokkene 12] zich over zijn lange werktijden en vraagt hij of hij thuis mag blijven omdat hij pijnlijke voeten en griep heeft (17). In een direct daarop volgend tapgesprek overleggen [betrokkene 3] en [mededader] hierover en wordt beslist dat [betrokkene 12] om 12 uur á 1 uur kan beginnen met werken (18). De dag daarop overleggen [betrokkene 3] en [mededader] over de werktijden van de bodyguards. [mededader] is daarbij degene die de beslissing neemt over de aan te houden werktijden (19).
Binnen de organisatie wordt getracht om eenmaal bezette kamers voor de organisatie te behouden: als de vrouw van een deelnemer aan de organisatie een kamer ‘teruggeeft’, wordt dit doorgegeven aan een andere deelnemer zodat een andere vrouw in die kamer kan werken (2).
Verder blijkt uit een tapgesprek tussen [betrokkene 10] en [mededader] (7) dat toen ‘[betrokkene 12]’ (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 12]) en ‘[betrokkene 13]’ (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 13]) op 8 januari 2007 door de politie waren aangehouden, vanuit de organisatie voor een advocaat is gezorgd.
En als op 7 februari 2007 tenslotte de politie begint met ontmanteling van de organisatie, breekt onrust uit. In een tapgesprek tussen [betrokkene 10] en verdachte wordt besproken dat er een inval is gedaan en dat ‘ze’ (de rechtbank begrijpt: de politie) ook achter verdachte aanzitten. Daarop instrueert [betrokkene 10] verdachte: “Pak je simkaart, eet het op, kauw erop en slik het door” (55), kennelijk met de bedoeling sporen uit te wissen.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, onder leiding van in elk geval [mededader]. Als deelnemer kunnen verder in elk geval aangemerkt worden [betrokkene 2] (9, 10), [betrokkene 3] alias [betrokkene 3] (9, 10) en [betrokkene 5] alias [betrokkene 5] (8, 9). De structuur bestond hierin dat [mededader] veel zaken, zoals de werktijden, bepaalde en die via mededeelnemers, zoals [betrokkene 3], liet doorgeven aan de lager op de ladder van de organisatie staande bodyguards. Ook de secundaire arbeidsvoorwaarden (kogelwerende vesten) werden geregeld en via de lijn [mededader]-[betrokkene 3] doorgegeven naar de onderste geledingen. De organisatie is gedurende de gehele aan verdachte tenlastegelegde periode in Nederland actief geweest en is daarmee als duurzaam aan te merken. De stelselmatigheid komt tot uiting in de grote hoeveelheid vrouwen die tot slachtoffer van mensenhandel werden gemaakt door de verschillende deelnemers aan de organisatie.
Het oogmerk van de organisatie
De groep personen onder leiding van [mededader] had, zo verklaren de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], op diverse plaatsen in Nederland een aantal vrouwen voor zich werken als prostituee (8 en 9). Ook andere vrouwen hebben verklaard over seksuele uitbuiting door leden van de organisatie, met betrekking tot henzelf en/of andere vrouwen. Sommige vrouwen verklaren ook over geweld dat daarbij gebruikt werd. De rechtbank verwijst in dit verband naar verklaringen van [getuige 3] (41), [getuige 4] (42), [getuige 5] (45) en [getuige 6] (46). Deze verklaringen worden op hoofdlijnen ondersteund door hetgeen de getuige [getuige 7] (43) verklaart. Voorts heeft [betrokkene 9] verklaard dat de groep meisjes voor zich aan het werk had en heeft hij gezien dat [mededader], [betrokkene 10] en [betrokkene 3] mensen in elkaar sloegen als ze foto’s van meisjes namen. Hij heeft ook verklaard dat [mededader] hem met een vuurwapen heeft bedreigd om te zorgen dat hij voor hem zou blijven werken (10).
In dit verband is ook van belang dat [betrokkene 12] en [betrokkene 13] op 8 januari 2007 een onbekend gebleven man op de Wallen in Amsterdam in elkaar hebben geslagen. De man is geslagen en gestompt en hij is tegen zijn hoofd en tegen zijn lichaam geschopt terwijl hij op de grond lag (11). In een tapgesprek tussen [betrokkene 10] en [mededader] van diezelfde 8e januari 2007 zegt [mededader] tegen [betrokkene 10] dat [betrokkene 12] en [betrokkene 13] vast zitten en ‘drie dagen hebben gekregen’. [betrokkene 10] zegt dat hij eerst heeft gebeld met [betrokkene 3] om te vragen of ‘ze’ een advocaat hadden gestuurd. [mededader] zegt daarop tegen [betrokkene 10] dat het eerste wat ‘we’ zullen doen, vroeg in de ochtend, is een advocaat sturen (7). Uit het feit dat [mededader] met [betrokkene 10] overlegt over het regelen van een advocaat en zich daarvoor kennelijk verantwoordelijk acht, leidt de rechtbank af dat de mishandeling waarvoor [betrokkene 12] en [betrokkene 13] waren aangehouden in het kader van die organisatie was gepleegd.
Uit eerder genoemde verklaring van [betrokkene 9] (10) leidt de rechtbank af dat pooiers die niet tot de organisatie behoorden protectiegeld aan [mededader] moesten betalen.
Tot slot blijkt uit verschillende getuigenverklaringen dat leden van de organisatie beschikten over vuurwapens (8, 10, 45 en 47). Tijdens een doorzoeking in een woning in Amsterdam, op 7 februari 2007, zijn onder verdachte een revolver en een aantal patronen in beslag genomen (12).
De mishandeling van prostituees is in de hiervoor genoemde individuele gevallen gepleegd teneinde de betreffende vrouwen te dwingen om als prostituee te werken en hun inkomsten (deels) af te staan. De mishandeling van klanten van prostituees is het gevolg van de werkwijze van de organisatie als het gaat om de bescherming van de vrouwen die – voor de organisatie – in de raamprostitutie werkten. De wapens werden gebruikt om mensen bang te maken en onder druk te zetten.
Er is, met andere woorden, sprake geweest van het door verschillende leden van de organisatie meermalen, en dus stelselmatig, plegen van het misdrijf mensenhandel. Ook werden regelmatig daarmee samenhangende misdrijven, mishandeling, wapenbezit en bedreigingen (…) en afpersing (…) gepleegd. Ook daarop had de organisatie het oogmerk. Een organisatie die, zoals de rechtbank bij de vaststelling van het bestaan ervan al heeft overwogen, duurzaam en gestructureerd was, waar werkzaamheden waren verdeeld. Uit dit alles leidt de rechtbank af dat het oogmerk van de organisatie op het plegen van de in de tenlastelegging onder 4 genoemde misdrijven was gericht.
De deelneming door verdachte aan de organisatie
Verdachte heeft verklaard dat hij niet in de prostitutie zit, hij is geen pooier. Hij maakt ook geen deel uit van een criminele organisatie. (…)
De rechtbank leidt echter uit de hieronder te bespreken bewijsmiddelen af dat verdachte in de tenlastegelegde periode verschillende activiteiten heeft ontplooid (…). Deze activiteiten hielden het volgende in.
Het voor zich laten werken van vrouwen als prostituee
Voor het bewijs van deze activiteiten verwijst de rechtbank naar de bewezenverklaring onder (…) feit 4 ([slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]) en naar de bewijsmiddelen die aan die bewezenverklaring ten grondslag ligt.
Het oppassen op prostituees
Uit een tapgesprek tussen [mededader] en verdachte blijkt dat verdachte in opdracht van [mededader] op het meisje van [betrokkene 14] moet passen. [mededader] zegt dat hij haar van [betrokkene 14] heeft afgepakt en als cadeau aan [betrokkene 13] heeft gegeven (53).
Het innen van geld van andere pooiers
Uit een aantal tapgesprekken waarin verdachte en [mededader] met elkaar spreken over het ‘afrekenen’ en ‘afbetalen van schuld’, leidt de rechtbank af dat er pooiers waren die schulden hadden bij de organisatie. Ze moesten die schulden blijkbaar afbetalen met een vast bedrag per week (‘totdat jij je schuld hebt afbetaald zal ik per week twee van jou nemen/krijgen’). Verdachte moest van [mededader] dat geld innen (50, 51, 52).
Het regelen van kamers voor prostituees
In twee tapgesprekken tussen [mededader] en verdachte wordt gesproken over het naar Duitsland sturen van een meisje en het plaatsen van een meisje in een andere kamer door verdachte, omdat [betrokkene 5] een nieuwe vrouw heeft meegebracht (54 en 55). De rechtbank leidt uit deze gesprekken af dat verdachte zich ook bezighield met het regelen van kamers voor de prostituees.
Uit de aangehaalde tapgesprekken (en uit 56) en de verklaringen van de getuige [slachtoffer 2] (57 en 58) blijkt dat verdachte werd aangestuurd door [mededader]. [mededader] was degene die verdachte opdroeg wat hij moest doen en met wie verdachte overleg pleegde over de te verrichten werkzaamheden.
Dat verdachte wist dat het oogmerk van de organisatie bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen, leidt de rechtbank af uit het feit dat verdachte in de tenlastegelegde periode zelf ook is opgetreden als pooier van prostituees. Voorts blijkt uit tapgesprekken dat verdachte geweld richting prostituees niet schuwde en dat hij wist dat met de meisjes werd omgesprongen als waren zij objecten die weggegeven kunnen worden (50 en 53).
Op basis van het hiervoor overwogene stelt de rechtbank vast dat verdachte in de tenlastegelegde periode – in opdracht van [mededader] – de hiervoor omschreven werkzaamheden heeft uitgevoerd. Verdachte behoorde tot de organisatie waarvan [mededader], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 5] deel uitmaakten en met zijn werkzaamheden heeft verdachte het oogmerk van die organisatie, te weten de seksuele uitbuiting van prostituees, ondersteund.
Periode van deelneming
Het eerste tapgesprek waaruit kan worden afgeleid dat verdachte werkzaamheden verricht voor de organisatie dateert van september 2006 (50). De laatste gesprekken zijn van begin februari 2007 (54, 55 en 56). De periode waarin verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie vangt naar het oordeel van de rechtbank dan ook aan op 1 september 2006 en eindigt op 7 februari 2007.
Bewijsmiddelen rechtbank ten aanzien van feit 5
1.
Een tapgesprek tussen [betrokkene 3] alias [betrokkene 3] (stemherkenning) en [mededader] (stemherkenning) op 23 januari 2006 om 23.40 uur, pagina 47A/35489E:
U = [betrokkene 3] en S = [mededader]
U: Nee nee.. ik zal zeggen Abi je weet dat [mededader] abi onze hoofd is. Welnu.. zoals je weet vormen wij een gemeenschap (…) Ik kan niet iets doen zonder het medeweten van de gemeenschap…
S: Hé luister even..wij vormen een gesloten gemeenschap! Begrijp je.. Wij zijn op ons zelf.. wij zijn een gemeenschap!
(…)
S: ‘Jij wil de gemeenschap in, maar heb je met [mededader] gesproken dan?’, moet je zeggen.
U: Exact.
S: ‘[mededader] abi laat zelfs zijn familie of beste vrienden van daar niet toe in de gemeenschap hier’ moet je zeggen.’Hij zegt nee..’ moet je zeggen, begrijp je?
2.
Een tapgesprek tussen [betrokkene 3] alias [betrokkene 3] (stemherkenning) en [betrokkene 2] (stemherkenning) van 27 februari 2006 om 13.49 uur, 48/35716A:
[betrokkene 3] = U en [betrokkene 2] = H
H: Luister mijn meisje heeft de kamer [terug] gegeven, weet je.
U: Ja.
H: Jij moet tegen [slachtoffer 4] zeggen, zij wilde die kamer toch.
U: Ja.
H: Dat het niet naar een vreemde gaat, weet je.
U: Ja, ik begrijp het.
H: Kamer. .[niet te verstaan]... weet je.
U: Ja.. wat is er nu met jouw meisje, komt ze niet?
H: Vandaag heeft ze haar kamer afgegeven, laat d’r maar.. [niet te verstaan].. oke dan.
U: heumm.
H: Ik ben al erbij ingeschoten.
U: Maak je daar niet druk om.
H: Nee, ik mij daar ook niet druk om. Je moet het vandaag zeggen, ze heeft vandaag haar kamer terug gegeven weet je.
U: Oke, ik zal het zeggen Reis! (baas, patroon).
3.
Een tapgesprek tussen NN [betrokkene 11] (stemherkenning) en NN [betrokkene 3] (stemherkenning) op
5 september 2006 om 14.01 uur, pagina 50A/37003E:
K: (…) En de Reis (= baas, kapitein, leider) van onze groep is [mededader].. kijk hij is 10 jaar jonger dan ik maar ik noem hem Reis.. wat die man ook zegt tegen mij... als hij zegt sla dan sla ik, als hij zegt dood, dan dood ik… als hij zegt ga, dan ga ik, als hij zegt schijt, dan schijt ik! Zo is het… anders loopt dit werk niet.
4.
Een tapgesprek tussen NN [betrokkene 3] (stemherkenning) en [mededader] (stemherkenning) op 22 september 2006 om 17.15 uur, pagina 47/35311A-C:
[mededader] = S en [betrokkene 3] = U
S: Luister het is niet makkelijk om een rang te hebben emmi (oom).
U: Ja.
S: Jij bent de hoogste in rang daar.
U: Is zo.
S: Ja het is niet makkelijk.
U: Na jou kom ik. [betrokkene 2] abi is vertrokken.
S: Dan moet jij het kunnen verdragen, het is niet makkelijk, dat weet je.
5.
Een tapgesprek tussen NN [betrokkene 3] alias [betrokkene 3] (wordt gezegd) en NN [betrokkene 12] alias [betrokkene 12] (wordt gezegd) van 19 oktober 2006 om 23.53 uur, pagina 47A/35492A en 35492B:
[betrokkene 3] = U en [betrokkene 12] = Z
Z: Hallo.
U: Hallo wat ben je aan het doen.
Z: Wat moet ik doen. Ik zit te wachten op een kogelvrije vest.
U: Wat?
Z: Vest, vest.
U: Luister er is een (1) vest, we zullen voor jullie beiden een vest laten brengen. Maar de vesten zijn heel erg duur, ouwe.
Z: Hou dan 100 pegels in elke keer van ons rekening in.
U: Luister even de vesten kosten 700 pegels.
Z: Oke dan je hoeft mijn week geld niet te betalen deze week.
U: Een moment. [betrokkene 12].. luister even naar mij… er is geen sprake niet geven.
Z: Mijn excuses.
U: Zijn wij zo slecht dat we geen geld geven.
Z: Mijn excuses.
U: Luister goed naar mij.. deze vesten kosten 700 pegels.. je hebt vesten voor 500 pegels, voor 350 pegels.. maar die zijn slecht.
Z: het moet stevig zijn.
U: Wij.. er wordt ook ijzer er tussen in gezet waar geen mes doorheen kan, daarom zijn deze 200 – 300 pegels duurder vanwege dat het niet doorsteekbaar is met een mes.. begrijp je het.
Z: Akkoord.
U: Luister daarom is het zo dat wij de helft als bedrijf op ons nemen en de helft zullen jullie bij moeten dragen.
Z: De helft jullie.
U: Ja. Voor jullie is het dan 350.
Z: Akkoord.
U: Wij zullen dan elke week 50 pegels inhouden op jullie weekgeld.
Z: Akkoord mijn broeder. Wanneer krijgen we de jassen?
U: Is dat akkoord?
Z: Akkoord. Akkoord. Jouw wil is mijn bevel!
(…)
Z: (…). Wanneer krijgen we de vesten.
U: De vesten aanstaande maandag en vermoedelijk is al eentje aanwezig, we zullen laten brengen.
Z: Als hier een is geef die aan mij direkt…. de andere…
U: We zullen zien, ik zal jou terugbellen. Tot ziens.
6.
Een tapgesprek tussen [mededader] (stemherkenning) en NN [betrokkene 3] alias [betrokkene 3] (stemherkenning) van 19 oktober 2006 om 23.55 uur, pagina 47A/35493:
[betrokkene 3] vertelt wat hij gedaan heeft en zegt dat hij elke dag [betrokkene 12] en de zijnen belt om te vragen of alles goed gaat, en dat [betrokkene 12] gevraagd heeft wanneer hun vesten zullen komen. [betrokkene 3] heeft verteld dat er vesten zijn die niet met een mes doorstoken kunnen worden en ook kogelwerend zijn dat die 700 kosten en dat er ook goedkope zijn voor 400, 500 maar dat die slecht zijn.
Gesprek gedeeltelijk woordelijk uitgewerkt waarbij U = [betrokkene 3] en S = [mededader] is.
U: De helft gaan wij als bedrijf dragen en de helft moeten jullie betalen en wij zullen per week 50 inhouden op jullie weekloon.
S: 50 kan niet emmi (oom), het moet 100 zijn per keer.
U: Of je 100 of 50 doet, ik weet het niet Reis.
S: Anders komt er geen einde aan.
U: Is dat akkoord.
S: Ja.
7.
Een tapgesprek tussen [betrokkene 10] alias [betrokkene 10] (stemherkenning) en [mededader] (stemherkenning) op 8 januari 2007 om 15.43 uur, pag. 49A/36588A t/m 36588C:
M: Heumm, zijn de jongens vrij gekomen?
S: Nee, ze hebben drie dagen gekregen.
M: Drie dagen gegeven?
S: Ja drie dagen verlengd.
M: Potverdikkemie die klootzakken.
S: Die zij geslagen hebben was een Nederlander.
(…)
M: Ik heb jou gebeld en je werd niet wakker en daarna heb ik [betrokkene 3] gebeld met zo van hebben jullie een advocaat gestuurd.
S: Natuurlijk sturen we een advocaat.
M: Jaa.
S: Je weet het dat is het eerste wat wij doen, vroeg in de ochtend, de advocaat sturen.
(…)
S: Je weet het, we moeten wel… dat de jongens vrijkomen.
M: Wie zitten er vast, [betrokkene 12] zit vast.
S: [betrokkene 12] zit vast, [betrokkene 13] zit vast.
M: [niet te verstaan] zit vast.
S: Wat?
M: De broer van [betrokkene 7] zit vast en verder?
S: Ik weet van hun twee... verder weet ik niet.
M: Ik heb van drie personen gehoord, zoek even uit of er een derde is.
S: Als ik de advocaat kan bereiken zal ik het vragen. Ik weet van twee.
8.
Het proces-verbaal van aangifte van [getuige 1] van 29 oktober 2007, pagina 46A/21411 t/m 21419, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
U toont mij een fotoserie bestaande uit 58 foto's van mannen en u vraagt mij of ik mannen herken.
Foto 02.
De man afgebeeld op foto 02 is de mij bekende [mededader]. Hij is de grote man. Als [mededader] tegen anderen zegt spring uit het raam, dan springen ze uit het raam. Ik weet dat hij diverse vrouwen voor zich had/heeft werken. Naast de vrouwen in de prostitutie laten werken zou hij zich bezig houden met wapenhandel. Toen ik bij [naam] woonde bracht hij met [betrokkene 15] een wapen naar de woning van [naam] om die daar op te bergen. Dat was een pistool en dat heb ik zelf gezien.
Opmerking verbalisant: De man afgebeeld op foto 02 betreft [mededader].
Foto 03.
Dat is de mij bekende [betrokkene 5]. Hij was ook zo'n grote baas als [mededader] en heeft verschillende vrouwen voor zich werken in de prostitutie. Hij maakt deel uit van de groep. Daarmee bedoel ik de criminele groep die bij [mededader] hoort.
Opmerking verbalisant: De man afgebeeld op foto 03 betreft [betrokkene 5].
9.
Het proces-verbaal van aangifte van [getuige 2] van 19 november 2007, pagina 46O/26166 t/m 26170, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
U toont mij een fotoboek, bestaande uit een serie van 58 foto's van mannen. Ik kan daar het volgende over verklaren.
Foto 02.
De man afgebeeld op foto 02 is [mededader], de man waar ik een relatie mee heb gehad. [mededader] was pooier, handelaar van diverse vrouwen. Hij was de grote baas. Ik weet dat [slachtoffer 4] een vrouw van hem was, [slachtoffer 6] was een vrouw van hem, ik dus en dan was er nog een Poolse vrouw. Daarnaast dienden alle mensen die vrouwen hadden werken, die met of naast hem werkten, geld af te dragen aan [mededader]. Dat heeft hij altijd gezegd. [mededader] handelde naast in mensen ook nog in wapens.
Opmerking verbalisanten: De man afgebeeld op foto 02 betreft [mededader].
Foto 03.
De man afgebeeld op foto 03 is mij bekend als [betrokkene 5]. Hij was een pooier, een mensenhandelaar. Hij was de pooier van 3 meisjes, 2 daarvan ken ik met voornaam, [naam] en [naam]. Voor [mededader] reed [betrokkene 5] rond op het Zandpad om voor [mededader] werkende vrouwen in de gaten te houden.
Opmerking verbalisanten: De man afgebeeld op foto 03 betreft [betrokkene 5].
Foto 31.
De man afgebeeld op foto 31 is mij bekend als [betrokkene 2], de broer van [mededader]. Hij is pooier. Hij had twee vrouwen, te weten [naam] en [naam]. Hij was de pooier van deze twee vrouwen.
Opmerking verbalisanten: De man afgebeeld op foto 31 betreft [betrokkene 2].
Foto 32.
De man afgebeeld op foto 32 is mij bekend als [betrokkene 3]. Hij had een meisje voor zich werken met de naam [naam]. Hij beschermde mij op het Zandpad.
Opmerking verbalisanten: De man afgebeeld op foto 32 betreft [betrokkene 3].
10.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 9] van 21 februari 2004, pagina 46A/21396 t/m 21401, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Sinds een maand of twee werk ik als boodschappenjongen voor een groep pooiers op de Wallen in Amsterdam. Het zijn allemaal Turkse mannen en ik ken alleen hun voornaam. Ze zijn genaamd [mededader], [betrokkene 2], [betrokkene 10], [betrokkene 3] (…). [mededader] en [betrokkene 2] zijn broer van elkaar. Ze komen allemaal uit Duitsland en kennen elkaar al heel lang. Die groep heeft meisjes voor zich werken. [mededader] en [betrokkene 2] zijn de leiders van de groep. Ik weet dat ze ook met wapens bezig zijn. Ik heb bij [mededader] een vuurwapen gezien, omdat [mededader] mij daarmee heeft bedreigd. Hij liet mij dat wapen zien en zei dat ik voor hem moest blijven werken. [mededader] regelt wapens, (…) en meisjes. Ik denk dat de groep minimaal 10 meisjes hier heeft werken. Dan hebben ze ook nog meisjes in Den Haag.
Ik zal vertellen wat ik moet doen van [mededader]. Als een meisje problemen heeft met een klant krijg ik een telefoontje van [mededader]. Ik moet van [mededader] daar dan naar toe. Ik moet van [mededader] dan de klant in elkaar slaan. Ik heb gezien dat [mededader], [betrokkene 10] en [betrokkene 3] mensen in elkaar slaan als ze foto’s nemen van de meisjes. Ik weet dat [mededader], [betrokkene 10] en [betrokkene 3] een paar weken geleden met een paar Marokkanen gevochten hebben. Iedereen in de buurt is bang van de groep. Ik weet dat pooiers van andere meisjes uit de buurt die niet van de groep zijn protectiegeld betalen aan [mededader].
De vrouwen en wapens halen ze in Duitsland. Ik ben daar één keer bij geweest. Ik bedoel met wapens van die kleine wapens die je bij je kunt dragen.
De groep ragt hier de boel af. Iedereen bedreigen en de boel in elkaar slaan, mensen bang maken. Ik ben zeer bang voor [mededader] en [betrokkene 2] en die vrienden van hun. Als ze weten dat ik tegen hen aangifte wil doen, dan maken zij mij af. [betrokkene 10] en [mededader] hebben gezien dat ik naar het politiebureau werd gebracht. Ze zeiden allebei in de Turkse taal dat ik niets moest zeggen, anders was ik de lul.
Ik ben aangehouden omdat ik een hoertje bedreigd zou hebben. Ik ben wel naar dat meisje toegegaan. Dat gebeurde in opdracht van [mededader]. Ik moest tegen haar zeggen dat zij al haar geld aan [mededader] en [betrokkene 2] moest geven. Ik moest haar gaan bedreigen. [mededader] zei tegen mij dat als zij moeilijk ging doen ik dan maar wat klappen moest geven.
Ik heb 2 maanden lang elke avond gewerkt voor [mededader]. Ik moest werken van hem. Ik kon geen avond vrij krijgen.
Ik ben ervan overtuigd dat alle door mij genoemde meisjes tegen hun wil werken voor [mededader], [betrokkene 2], [betrokkene 3], (…) en [betrokkene 10]. Ik weet van alle meisjes dat zij hun verdiende geld moeten afstaan.
11.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 8 januari 2007, pagina 49/36152 en 36153, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
“Ik [verbalisant 1] ([nummer]), brigadier van politie, dienstdoende bij Wijkteam Beursstraat, verklaar het volgende:
Naar aanleiding van een openlijke geweldpleging welke is gepleegd op maandag 8 januari 2007 omstreeks 01:51 uur op de openbare weg de Oudezijds Voorburgwal/Oudekennissteeg verklaar ik het volgende.
Het personeel van de afdeling cameratoezicht heeft hiervan tijdens hun dienst waarnemingen gedaan. Ik verbalisant heb de camerabeelden uitgekeken. Te zien op deze beelden is een zeer ernstige openlijke geweldpleging/ poging doodslag.
- maandag 8 januari 2007 te 01:51 uur:
Ik zag dat de verdachte [betrokkene 13] een onbekend gebleven man vasthield aan de achterzijde van zijn lichaam. Ik zag dat [betrokkene 12] voor het slachtoffer stond en tot twee maal direct achter elkaar met zijn linkerarm een felle krachtige slaande beweging maakt naar het hoofd van het slachtoffer. Ik zag dat het slachtoffer in een reflex kennelijk uit zelfbescherming [betrokkene 12] raakte in zijn gezicht. Vervolgens zag ik dat [betrokkene 12] met grote kracht zijn rechterhand naar achteren bracht een uithaalde naar de borst van het slachtoffer en hem raakte. Ik zag dat [betrokkene 13] het slachtoffer naar achteren trok met de bedoeling hem op de grond te krijgen. Door deze combinatie van het trekken van [betrokkene 13] en het slaan van [betrokkene 12] kwam het slachtoffer ten val op de grond. Ik zag dat een omstander [betrokkene 12] vastpakte bij zijn arm om hem kennelijk te doen stoppen met geweldplegingen. Echter [betrokkene 12] trok zich hier niets van aan. Ik zag dat het slachtoffer nog steeds op de grond lag. Ik zag dat [betrokkene 12] met zijn rechterbeen grote kracht schopte tegen de benen van het slachtoffer. Het slachtoffer kon niets doen en lag hulpeloos op de grond. Ik zag dat twee onbekend gebleven andere mannen, welke niet zijn aangehouden ook beiden een trappende beweging maakten naar het lichaam van het slachtoffer. Ik zag dat [betrokkene 13] met zijn been intrapte op het slachtoffer dat op de grond lag. Ik zag dat [betrokkene 12] bukte bij het slachtoffer en met zijn rechterhand insloeg op het lichaam van het slachtoffer. Ik zag dat een omstander [betrokkene 12] wilde tegenhouden van zijn geweldplegingen. Ik zag dat [betrokkene 12] dit niet duldde. Ik zag dat [betrokkene 12] de omstander wegduwde en doorging met zijn geweld. Ik zag dat [betrokkene 13] bukte en twee keer insloeg op het slachtoffer. Tegelijkertijd zag ik dat [betrokkene 12] vervolgens tenminste twee keer met grote kracht als ware hij aan het voetballen, intrapte op het slachtoffer. Vervolgens zag ik dat [betrokkene 13] vier keer intrapte op het slachtoffer in de richting van zijn hoofd en hem ook daarbij raakte.
Verdachte
Naam : [betrokkene 12] (man)
Voornamen : [betrokkene 12]
Geboren te : [geboorteplaats 4]
Geboren op : [geboortedatum]
Geboorteland : Turkije
(…)
Verdachte
Naam : [betrokkene 13] (man)
Voornamen : [betrokkene 13]
Geboren te : [geboorteplaats 5]
Geboren op : [geboortedatum]
Geboorteland : Bondsrepubliek Duitsland”
De kennisgeving van inbeslagneming van [verbalisant 2], inspecteur van politie, van 7 februari 2007, pagina 47A/4195 en 4196, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In beslag genomen onder [verdachte], [adres] te [plaats]:
Omschrijving goederen
- 12 patronen .32 S&W met vol loden punt
- een kluis met daarin een revolver Arminus model HW5, cal 32 S.u.W serienummer 115332 en 7 patronen .32 SeW 03.
13
t/m 16.
Vervallen
17.
Een tapgesprek tussen [betrokkene 3] alias [betrokkene 3] (stemherkenning) en [betrokkene 12] (stemherkenning) van 29 oktober 2006 om 20.28 uur, pagina 48A/35908A:
[betrokkene 12] = Z en [betrokkene 3] = U
Z: Hallo.
U: Ja.
Z: [betrokkene 3] neem mij niet kwalijk dat ik je lastig val... ik heb veel pijn in mijn voeten.
U: Wat is er aan de hand?
Z: Ik heb tot half negen gewacht broeder wat moet ik doen.
U: Heumm.
Z: Tot half negen.
U: Nee toch! Op wie heb je als laatste gewacht?
Z: Op wie ik heb zitten wachten [slachtoffer 2], [naam] en het meisje van [betrokkene 11] [naam]. Ik ben pas om half negen gekomen en de zwellingen van mijn voeten zijn nog steeds niet afgenomen.
U: Wie is [naam], meisje van [betrokkene 11]?
Z: Die van [betrokkene 11] toch, [naam] [niet te verstaan].
U: Ja.
Z: Ze zijn om half negen naar huis gegaan... [betrokkene 8] was net wakker geworden, hij is ze komen halen. Ik heb nog niet geslapen. Ik lig als een blok.
U: Wat moeten we doen?
Z: Ik heb griep. Gisteren aan [betrokkene 8] het laten zien. Ik heb gezegd van [betrokkene 8] kijk zie je hoe mijn haren staan van de kou.. Je hoort mijn stem broeder heb ik gezegd. . ik heb niet eens 1 dag...[niet te verstaan].. Waarom laat je ze tot half negen hier mijn broeder heb ik gezegd.. Ja oke knijp je ogen een keer dicht zegt hij ([betrokkene 8]).. Hoe? Op welke wijze moet ik het volhouden heb ik gezegd?
U: Heumm.
Z: “[slachtoffer 4] wegbrengen, [slachtoffer 6] wegbrengen, [naam] wegbrengen, [naam] wegbrengen, [naam] wegbrengen.. mevrouw die van nummer [nummer] bij Casa Rossa naar de passage moet, die moet weggebracht worden.. Hoe moet ik dat redden broeder.. dan heb je toch geen voeten meer over, zelfs een beer zou er kapot aan gaan man.. Genade alsjeblieft! “.
U: Is goed, ik zal praten.
18.
Een tapgesprek tussen [betrokkene 3] alias [betrokkene 3] (stemherkenning) en [mededader] (stemherkenning) van 29 oktober 2006 om 20.34 uur, pagina 48A/35909A:
[mededader] = S en [betrokkene 3] = U
U: Wat ik wilde zeggen is dat [betrokkene 12] gebeld heeft.
S: Ja.
U: Zijn stem klonk heel slecht, hij is ook ziek.
S: Ja.
Hij zei van broeder ik heb kou gevat. Hij zei tegen mij laat mij vandaag blijven, niet gaan.
S: Wat zei hij, blijven, niet naar het werk gaan zei hij?
U: Ja. Ik heb gezegd van dat ik het niet zou weten maar dat hij om 12 uur, 1 uur kan gaan beginnen.
S: Ja natuurlijk dat kan.
19.
Een tapgesprek tussen [mededader] (stemherkenning) en [betrokkene 3] alias [betrokkene 3] (stemherkenning) van 30 oktober 2006 om 23.38 uur, pagina 48A/35913 en 35914:
[betrokkene 3] = U en [mededader] = S
U: Wat ik wilde vragen, de bodyguards werken die door de week van 7 tot 4 uur in de ochtend?
S: Zij hebben geen normale tijden.. niet meer..
U: Is het zo?
S: Wanneer de meisjes gaan dan gaat hij ook, je moet dat laten voor wat het is...
U: Ja.
(…)
U: [betrokkene 12]... euhmn hij zei dat zij wel tot 6 uur in de ochtend blijven, tot 7 uur blijven ze ook wel door de week. Ik heb gezegd van het kan niet [betrokkene 12]. Hij zweerde dat het zo was... ik zei nog tegen hem van verwissel niet de weekeinden. . . Hij zei toen nee en zei van zeg het tegen REIS... of hij op de hoogte is..
S: Nee ik ben niet op de hoogte.. dat ze doordeweeks zo lang blijven.
U: Hij zegt in de weekeinden ben ik tot 8 uur in de ochtend hier, in het weekeinde maakt het niet uit of ik hier om half negen hier ben.. hij vraagt of het door de week ook zo is.
S: Haa.
U: Ik heb [betrokkene 12] gevraagd of hij niet in de war is... of hij de waarheid zegt. Hij heeft gezworen.
S: Welk meisje blijft daar?
U: Ik weet het niet abi, ik zal dat te weten komen en jou terugbellen.
S: Vraag het aan hem en we betalen hem ook dienovereenkomstig meer geld.. het is niet als vroeger.
U: Ik heb gezegd van ik weet het niet, Reis heeft het zo gezegd toen hij in Turkije was, normaal is het door de week van 7 tot 4 en in de weekeinde. .8 uur half negen moet je daar zijn heb ik gezegd.
S: ... we betalen dienovereenkomstig ook meer geld.
U: Hoe moet ik het zeggen.. wat moet ik nu zeggen abi.
S: We betalen dienovereenkomstig ook meer geld maar je moet wel even te weten komen welk meisje daar blijft, we zijn daar nieuwsgierig naar.
U: Zal ik zeggen mijn broer vraagt welke meisjes, zeg het maar.
S: Hij moet blijven, het is zoals altijd, hij moet gaan als het laatste meisje vertrokken is.
20.
Een tapgesprek tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 10] op 21 december 2005 om 20:01 uur, pagina 47/35038:
[betrokkene 10] wordt gebeld door [betrokkene 2]. [betrokkene 10] zegt dat [betrokkene 2] hem had moeten bellen. Gesprek over [betrokkene 12] die steeds maar weer om geld vraagt. [betrokkene 2] zegt dat [betrokkene 10] geen geld aan [betrokkene 12] moet geven; dat hij met [betrokkene 12] heeft gesproken en dat onze [naam] (opm.: de lange) de enige is die geld aan hem moet geven. [betrokkene 2] zegt: Ik heb met de meisjes gesproken en de meisjes zouden het zelf geven. [...] [betrokkene 10] zegt: Behalve [naam] (fonetisch) betaal ik toch 130, 130? Op z’n minst gaf ik elke week 250-300 Euro aan hem. [betrokkene 2] zegt: [betrokkene 10], je moet dat allemaal berekenen. [betrokkene 10] zegt: Maakt niet uit [betrokkene 2] abi. Dat heb ik zelf als zakgeld gegeven. Tot nu toe heb jij het gegeven en nu geven wij het. Om de zaken van de meisjes van onze [mededader], van jou en die andere niet te vertragen, gaf ik (hem) 50 Euro.
21
t/m 34.
Vervallen
35.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [slachtoffer 4] van 3 maart 2007 – voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte –, pagina 48A/36054 t/m 36057:
V: Hoeveel is het bodyguard geld?
A: 100 euro, dat is een vaste prijs. Dit is wat de meisjes per week moeten betalen.
V: Moet jij dat geld elke week ontvangen?
A: Ik kijk of iedereen heeft betaald, anders is het niet eerlijk.
V: Komt dat geld bij jou?
A: Soms bij andere meisjes. Ik doe het graag. Ik ontferm me daar over, want die jongens moeten toch ook betaald worden.
V: Voor wie doe je het?
A: Voor de jongens. Zij zijn er ook als ik ze nodig ben.
V: Hoeveel meisjes betalen bodyguardgeld?
A: De laatste tijd ongeveer vier vijf meisjes inclusief mezelf. Het verschilt heel erg, meisjes komen en meisjes gaan.
36
t/m 40.
Vervallen
41.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 2 mei 2006, pagina 46E/22542 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisanten:
Op dinsdag 2 mei 2006 hadden wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3], een gesprek met:
[getuige 3], [naam] [getuige 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 6].
[getuige 3] verklaart dat [slachtoffer 7] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 7]) een vriendin was en werkte voor [betrokkene 10] (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 10]). [slachtoffer 7] heeft pasgeleden een maagbloeding opgelopen door een van de mishandelingen door [betrokkene 10]. Vlak hierna moest [slachtoffer 7] alweer aan het werk in de prostitutie.
42.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 4] van 25 mei 2004, pagina 1/118 t/m 120, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ik heb van augustus 2003 tot april 2004 als prostituee in Amsterdam gewerkt. Ik werkte daar naast twee meisjes die voor [mededader] en [betrokkene 2] werken. Deze meisjes ken ik als [naam], ik noem haar [naam], en [slachtoffer 4] (noot verbalisanten: hiermee worden bedoeld [naam] en [slachtoffer 4]).
[naam]/[naam] is de vriendin van [betrokkene 2]. Zij wordt gedwongen tot prostitutie door [betrokkene 2]. [betrokkene 2] gebruikt veel geweld tegen haar. Ik heb regelmatig blauwe plekken op haar lichaam gezien. Ik heb ook vaak gehoord dat [betrokkene 2] bij [naam] in de kamer was. Ik hoorde dan ruzie, gegil van [naam] en dat er kennelijk geweld tegen haar werd gebruikt. [naam] vertelde mij ook dat [betrokkene 2] haar sloeg. Ze vertelde mij dat ze klappen van hem kreeg als ze niet genoeg verdiende. Ze kreeg veel klappen. Ze ging niet bij hem weg. Dat wilde ze wel, maar ze vertelde tegen me dat ze bang was dat hij naar haar familie zou gaan. Die weten niet dat ze in de prostitutie werkt. Zij moet al haar verdiende geld afgeven aan [betrokkene 2].
[slachtoffer 4] is de vriendin van [mededader]. Zij krijgt veel klappen van [mededader]. Ze heeft heel vaak blauwe plekken. Dat heb ik vaak gezien. Ik heb haar zien werken met twee blauwe ogen. Ze vertelde me toen dat ze door [mededader] in elkaar was geslagen omdat ze had aangepapt met een neger-pooier. [slachtoffer 4] is doodsbang voor [mededader]. [slachtoffer 4] werkt elke week 4 dagen en gaat elke week naar Turkije om het geld aan [mededader] te brengen.
Over [betrokkene 2], [mededader] en [betrokkene 10] ([betrokkene 10]) kan ik het volgende vertellen.
(…)
De loopjongens die voor [mededader] en [betrokkene 10] werken halen geen geld op voor ze. [betrokkene 2], [mededader] en [betrokkene 10] ontvangen hun geld rechtstreeks uit handen van de meisjes. De loopjongens moeten boodschappen voor de meisjes doen en moeten klanten eruit werken als dat nodig is. De loopjongens krijgen 150 euro per week per te beschermen meisje.
Voor [betrokkene 10] werkt in ieder geval een meisje genaamd [naam]. [mededader] heeft naast [slachtoffer 4] ook [slachtoffer 6] voor zich werken en [betrokkene 2] heeft naast [naam] ook [naam] voor zich werken.
43.
Het proces-verbaal van bevindingen van 12 augustus 2006, pagina 2/528 t/m 532, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisanten:
Op 12 augustus 2006 verscheen aan het bureau van politie de ons bekende [getuige 7] (geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 7] in Turkije) en verklaarde het volgende.
[betrokkene 3], [mededader] en [betrokkene 10] zouden zich regelmatig ophouden in Alkmaar en verblijven regelmatig in Vinkenveen. Eveneens zouden hier veel dames verblijven, alsmede andere pooiers. Wij, verbalisanten, weten dat indien [getuige 7] verklaart over [betrokkene 3] dat hiermee bedoeld wordt [betrokkene 3], met [mededader] bedoeld wordt [mededader] en met [betrokkene 10] bedoeld wordt [betrokkene 10].
[getuige 7] verklaarde dat [naam], een meisje dat in een politie-uniform werkt, van [betrokkene 3] is. [betrokkene 10] heeft [naam] en een Marokkaans meisje voor zich werken. [slachtoffer 6], [slachtoffer 4] en [naam] zouden voor [mededader] moeten werken. [betrokkene 2] heeft ook meisjes voor zich werken.
Vervallen
45.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] van 9 december 2006, pagina 17/8345 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
[getuige 6] en ik werkten in de prostitutie in Alkmaar in 2006. Vrienden van ons [mededader] ( de rechtbank begrijpt: [mededader]) en [betrokkene 15] vertelden ons dat we beter naar Amsterdam konden gaan. Vanaf het moment dat we daar werkten moesten we aan hen geld afdragen. [mededader] regelde mijn geldzaken en [betrokkene 15] die van [getuige 6]. We betaalden 500 á 600 euro per dag. Ook moesten we de kamerhuur van 130 euro betalen. Ik kreeg 50 euro voor mezelf van [mededader]. In november werd ik door [mededader] mishandeld. Hij vroeg me de oorbellen uit te doen en sloeg me toen in gezicht, ik klapte tegen de muur. [getuige 6] en [betrokkene 15] waren er bij. Daarna sloeg hij nog een keer, ik klapte weer tegen de muur. Het deed pijn en ik werd draaierig en misselijk. Hij dacht dat ik zonder condoom had gewerkt. [betrokkene 15] was er ook bij. Hij zat op een stoel. [mededader] zei “Mocht ik nog zoiets horen dan maak ik je af”. Hij was buiten zichzelf en agressief. Ik ben bang van [mededader] ik heb een vuurwapen bij hem gezien in de Porsche. [mededader] heeft ook altijd een dolk bij zich en een tasje met geld.
46.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] van 9 december 2006, pagina 17/8355 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ik ben met mijn vriendin [getuige 5] in Alkmaar in de prostitutie gaan werken. In de zomer van 2006 ontmoetten we daar [betrokkene 15]. Hij was een klant. Als hij kwam was dat altijd met een grote groep. De baas was [mededader].
Een aantal weken geleden werden we door [mededader] en [betrokkene 15] opgehaald. We gingen naar het Ibishotel in Den Haag. [mededader] zei tegen [getuige 5] dat ze haar oorbellen moest uitdoen. Ik zag dat [mededader] [getuige 5] plotseling opzettelijk en met kracht heel hard met zijn vlakke hand in het gezicht sloeg. Deze klap was zo hard dat ze met haar hoofd tegen de muur terechtkwam. Ik zag dat [getuige 5] direct begon te huilen en in een soort shock terechtkwam. Hierna zag ik dat [mededader] [getuige 5] nogmaals opzettelijk en met kracht in haar gezicht sloeg met zijn vlakke hand. Ik schrok hier heel erg van. Ik zag dat [getuige 5] naar aanleiding van deze mishandeling een blauwe plek aan de zijkant van haar hoofd kreeg. Ook zag ik dat een gedeelte van het wit van haar oog rood was geworden. De volgende dag was de handafdruk van [mededader] nog steeds te zien in het gezicht van [getuige 5].
47.
Het proces-verbaal van verhoor van aangifte van [getuige 2] van 15 oktober 2007, pagina 46O/26128, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik heb gezien dat [mededader] een vuurwapen opborg in een kast bij mij op de slaapkamer. Dat was toen mijn dochter al geboren was. Dat was medio november 2004. Ik heb wel eens gezien dat [mededader], [betrokkene 3] of [betrokkene 2] een vuurwapen verstopten in het gat in de badkamer. Het gat in het plafond van de badkamer van mijn werkkamer op het Zandpad.
48
en 49.
Vervallen
50.
Een tapgesprek tussen [mededader] (stemherkenning) en NN [betrokkene 8] (stemherkenning) op 16 september 2006, 22:41, pagina 47A/35537A:
S: Met [betrokkene 16]/[betrokkene 16] (fonetisch) ga je nog wel afrekenen toch?
H: Ja ja natuurlijk.
S: Wanneer? Morgen of vandaag. Vannacht?
H: Morgen morgen. Ik zal het vannacht doen anders. Ik ga het vannacht doen.
(…)
S: Je moet vannacht met [betrokkene 16] wel afrekenen oke.
H: Tuurlijk tuurlijk.. dat sowieso.
S: Reken tot de laatste cent af met die flikker.
H: Ik had hem gisteren bijna klappen verkocht.
S: Hmm..waarom? Wat is er gebeurd?
H: Die kutwijf die zat hier.. ze lag op het bed.. ik kwam de kamer binnen.. zij zit toch bij het meisje.. zij zat daar.. ik heb [betrokkene 16] bij me geroepen.. ik zei “Wat is er hier gaande.. wat denkt die meid van jou wel dat ze is !? Zij zit daar maar..”. Zij zou 200 euro hebben verdiend en omdat 100 ervan aan de bodyguard heeft meegegeven had ze er de pest in en zat daar maar. Mijn meisje zou haar nog uitgefoeterd hebben zo van ‘Wat maak jij nou! Opstaan jij!’ weet je.
(…)
H: Waarschijnlijk neemt hij het meisje niet echt goed te grazen. Ik zal haar een keertje goed te grazen nemen zodat ze alles weer op een rijtje heeft.
S: Dat is niet aan ons.. hij moet het zelf doen ouwe.. hij moet zijn schuld aflossen.
(…)
H: het zijn klootzakken joh… noch [naam] (fonetisch) noch [betrokkene 16] vertellen het.. zij geven toch weekgeld.. zelfs dat weten de meiden niet.
(…)
S: Het is beter dat de meiden het niet weten.
51.
Een tapgesprek tussen [mededader] (stemherkenning) en NN [betrokkene 8] (stemherkenning) van 11 oktober 2006 om 02:32 uur, pagina 47A/35541A en 35541B:
H: [betrokkene 16] is nu gekomen.
S: Tja hij is gekomen maar zijn schuld.. we hebben tot nog toe maar 1000 lira (lees euro) gekregen betaald van zijn schuld.
H: Ik weet het joh.. Ik heb hem vandaag ook de les gelezen.. ik zei zus en zo.
[mededader] (Duits): dat gaat toch niet. Je weet, wat ik bedoel. En die [naam] net zo.
(…)
H: [betrokkene 16] is toen gekomen en ik zei tegen hem per week ‘twee’, kan mij persoonlijk niets schelen of je het doet of niet.
S: Het gaat niet zo ouwe..begrijp je?
H: Ik heb gezegd ‘totdat jij je schuld hebt afbetaald zal ik per week twee van jou krijgen/nemen’.
(…)
H: Ja.. ik heb tegen [betrokkene 16] gezegd ‘twee per week’ en tegen [naam] heb ik gezegd ‘jij regelt het maar met jouw trut’. (…)
S: (Turks): Want zij hebben deze week geen bodyguardgeld betaald.. geen van ze. Geen van beiden.
H: Bodyguardgeld?
S: Beiden hebben dat niet betaald deze week.
(…)
H: Die van [naam] zal ik wel betalen en die van [betrokkene 16] zal ik nu wel vragen.
S: Is goed. Pak het maar en geef het daar aan [slachtoffer 4] af. Oke mijn beste?
H: Oke mijn abi.
52.
Een tapgesprek tussen [mededader] (stemherkenning) en NN [betrokkene 8] (stemherkenning) op 11 oktober 2006, 23:23 uur, pagina 47A/35543 A en 35543B:
S: Is [betrokkene 16] daar?
H: Ja, hij is nu hier.
S: Wat is er gebeurd?
H: Nou goed dan, ja duidelijk, hij doet wat ik zeg.
S: Wanneer? Maar elke dag dan wel..[niet te verstaan] moeten we van hem nemen.
H: Dinsdag, ik heb tegen hem gezegd op alle dinsdag.
S: Ja.
H: Ik geef het aan jou.
S: Ja, die flikker die moet zijn schuld betalen. Die klootzak.
H: Ja ik heb het gezegd, per week twee, per week moet hij twee geven.
S: Oke. Hoe zal anders zijn schuld ooit afbetaald zijn.
H: Wat zeg je?
S: Hoe zal anders zijn schuld ooit afbetaald zijn.
H: Ja, ja, ik heb het tegen hem gezegd. Twee per week heb ik gezegd [niet te verstaan].
S: Ja oke.
H: Ik heb gezegd negen weken en daarna normaal heb ik gezegd.
S: Aha. ..[niet te verstaan].. [ze praten door elkaar heen] Heeft die tot nu niets, heeft hij die flikker geen geld gespaard...
H: Nee, hij heeft niets gespaard.
S: Ja!
H: Ja! Ik heb gezegd: “het interesseert mij niet meer of zij daar pijn heeft, of haar kut zeer doet... maak niet uit. Ik heb gezegd kijk, ik heb jullie uit gered van mijn broer, de volgende keer zal ik mij om jullie bekommeren”.
53.
Een tapgesprek tussen (S) [mededader] (stemherkenning) en (H) NN [betrokkene 8] (stemherkenning) op 30 januari 2007 om 16:32 uur, pagina 40/18220:
S: Als jij in de straat bent je weet het meisje van [betrokkene 14]?
H: Ja.
S: Zij is niet meer van [betrokkene 14]. Ik heb haar van [betrokkene 14] afgepakt.
H: Wat zeg je?
S: Ik heb haar van [betrokkene 14] afgepakt.
H: Mooi.
S: Ik heb haar aan [betrokkene 13] gegeven.
H: Ze is nu van [betrokkene 13]?
S: Als jij daar bent moet je op haar letten. Is dat goed?
(…)
H: (…) het meisje van [betrokkene 14] zou gezegd hebben van Albaniërs.
S: Dat heb ik opgelost.
(…)
S: Ja, ik heb haar genomen, ze verblijft bij mij … Ze is het meisje geworden van [betrokkene 13]. Cadeau aan hem.
(…)
S: Wat heeft zij te zoeken bij die flikker van [betrokkene 14].
54.
Een tapgesprek tussen [mededader] (stemherkenning) en [betrokkene 8] (stemherkenning) van 1 februari 2007 om 15:03 uur, pagina 48A/35005A:
[mededader] = S en [betrokkene 8] = H
H: [betrokkene 5] heeft gebeld en hij heeft een nieuwe vrouw meegebracht en die wilde de kamer overdag hebben voor een paar dagen. En hij komt al.
S: Goed mijn beste.
H: Dat noem ik pech. Maar doet er niet toe, ik stuur ze wel naar Duitsland. Wat moet ik anders doen.
S: Waarom? Ze kan in Amsterdam werken.
H: Ja, die wil daar niet. Die wil niet naar Amsterdam.
S: Plaats haar in [adres], daar is het ook goed.
H: Ja, maar dan moet ik er ‘s avonds naast staan. Er is daar immers niemand. Die is nu bang, die gaat niet alleen.
S: Ik wil wel daar staan, is geen probleem, als jij werk te doen hebt.
55.
Een tapgesprek tussen [mededader] (stemherkenning) en NN [betrokkene 8] (stemherkenning) van 1 februari 2007 om 16.13 uur, pagina 48A/36006A:
[mededader] = S en [betrokkene 8] = H
H: Ik heb het meisje naar Duitsland gestuurd.
S: Ja.
H: [slachtoffer 2] gaat nu in de office kamer.
S: [slachtoffer 2]?
H: Dinges. . . 162, wat ik van jou heb, de kamer.
S: Ik begrijp het niet.
H: Ik heb jou kamer toch nu op dit moment. Het meisje van [naam] heeft het.
S: Ja.
H: het meisje van [naam] gaat naar het office en dan kan [betrokkene 5] hem ‘s avonds hebben, die zoekt een kamer in Utrecht.
S: Waar gaat jouw meisje naar toe? Waar gaat [slachtoffer 2] naar toe?
H: [slachtoffer 2] gaat naar het ‘office’, ik heb toch van het office’ ook een kamer.
S: Oke
H: Die gaat daarheen. .en dan is die van jou weer vrij en kun je die aan [betrokkene 5] geven.
S: Oke.
H: [betrokkene 5] zocht daar.
S: Ik weet het niet.
H: Bel [betrokkene 5] even op, want die wilde overdag de kamer van [naam] en nu is die ‘s avonds vrij, dan kan die er ‘s avonds in, dat wil [betrokkene 5] liever denk ik.
S: Oke ik zal bellen en het zeggen.
56.
Een tapgesprek tussen [mededader] (stemherkenning) en NN [betrokkene 8] (stemherkenning) op 6 februari 2007, om 21:50 uur, pagina 47A/35555A:
S: Heb je het ingezameld, je weet vandaag is het dinsdag?
H: Ja, ja ik ga zo de stad in en zal het inzamelen.
S: Zamel het in en kom want ik heb werk te doen later.
H: Ja.
S: Ik kan het niet door de telefoon tegen jou zeggen.
H: Zal ik ook komen.
S: Zamel het in en kom naar mij toe.
H: Is goed.
S: Er zijn dingen die ik met jou moet bespreken. Zamel het in en kom.. .is dat goed.
H: Is goed..
(…)
S: Zamel het in en kom.. ik zeg toch dat ik dingen heb die ik moet bespreken.
H: Oke ik kom.
57.
Een geschrift, te weten een in de Nederlandse taal vertaald proces-verbaal van verhoor door P. van Sandvliet, Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, in België, van [slachtoffer 2] op 15 januari 2010, pagina 7, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
[mededader] heeft voortdurend andere mannen verteld hoe zij met hun vrouwen om moesten gaan. Alle mannen uit de groep waren bang voor hem. [mededader] genoot daarvan. Hij vond het fijn wanneer dingen gingen zoals hij wilde dat ze gingen.
Ik heb geluk gehad met [betrokkene 8]. Wij konden praten. Ik kon [betrokkene 8] rustig krijgen door met hem te praten. [mededader] heeft ook geprobeerd hem te besturen naar mij toe. Dit werd ook steeds sterker naar mate ik daar langer was. Ik weet niet hoe dat ging tussen [betrokkene 8] en zijn andere vrouwen.
[betrokkene 8] heeft mij één keer geslagen. Hij gaf mij een heftige oorvijg omdat ik niet had geluisterd. [betrokkene 8] was ook bang voor [mededader]. [betrokkene 8] dreigde ook met [mededader]. Ik ben nooit door [mededader] geslagen. Ik was niet zijn vrouw. Hij doet dat anders. Hij doet het meer psychologisch. Hij kijkt je op een bepaalde manier en zegt dingen op een bepaalde manier. Daarnaast zie je wat hij met zijn eigen vrouwen doet.
(…)
De tweede keer dat ik naar Nederland kwam, ben ik ongeveer een jaar in Nederland gebleven. [slachtoffer 3] en ik zijn samen er vandoor gegaan. Dat hebben we 's nachts gedaan. Ik was niet meer verliefd. Het was alleen maar werken en het ging mij te veel over [mededader]. Ik vroeg mij op een gegeven moment af met wie ik een relatie had, met [betrokkene 8] of met [mededader]. [betrokkene 8] werd ook steeds meer zoals [mededader]. Hij deed steeds vaker wat [mededader] wilde. Hij begon op te merken naar mij toe dat ik niet meer zo goed verdiende. Het was mooi als ik meer zou verdienen. Ik voelde dat hij meer druk op mij ging uitoefenen.
58.
Een geschrift, te weten een in de Nederlandse taal vertaald proces-verbaal van verhoor door P. van Sandvliet, Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, in België, van [slachtoffer 2] op 16 maart 2010, pagina 3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Foto 17. (de rechtbank stelt vast: verdachte)
Deze man ken ik onder vele namen. [betrokkene 8], [betrokkene 8], [betrokkene 8] of [betrokkene 8].
(…)
Als de officier van justitie mij vraagt hoe ik terugkijk op mijn relatie met deze man in het verleden, dan zeg ik dat dat niet mooi was. Dat was hij niet alleen. Ik bedoel daarmee, dat [mededader] daar achter zat. [mededader] heeft hen allemaal aangestuurd. Wat hij vroeg, dat deden zij, dat gebeurde. Het was een wet.