Rb. Utrecht, 18-02-2011, nr. 08/963005-07
ECLI:NL:RBUTR:2011:BP7662
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
18-02-2011
- Zaaknummer
08/963005-07
- LJN
BP7662
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2011:BP7662, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 18‑02‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2013:8902
Uitspraak 18‑02‑2011
Inhoudsindicatie
Mensenhandel-Criminele organisatie-Sneepzaak
Partij(en)
RECHTBANK UTRECHT, NEVENZITTINGSPLAATS ALMELO
Sector strafrecht
parketnummer: 08/963005-07
datum vonnis: 18 februari 2011
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Utrecht, zitting houdende te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie bij het landelijk parket tegen:
[verdachte CÖ],
geboren te [geboorteplaats] [(land)] op [1981],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 mei 2009, 10 juni 2009, 7 oktober 2009, 13 oktober 2009, 16 februari 2010, 18 februari 2010, 3 maart 2010, 23 augustus 2010, 26 augustus 2010, 27 september 2010, 28 september 2010, 7 oktober 2010, 11 oktober 2010, 12 oktober 2010, 1 november 2010, 2 november 2010, 3 november 2010, 8 november 2010, 7 december 2010, 13 december 2010, 5 januari 2011 en 18 februari 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.A.H.M. Schepers en van hetgeen door de raadsman mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van
[betrokkene 36], dan wel daaraan medeplichtig is geweest;
feit 2: : zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van
[betrokkene 29];
feit 3: zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van
[betrokkene 22], dan wel daaraan medeplichtig is geweest;
feit 4: zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van
[betrokkene 21], [betrokkene 13] en [betrokkene 2];
Feit 5: heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
- 1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 07 februari 2007 te Alkmaar en/of Vinkeveen, gemeente De Ronden Venen, en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of Turkije tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- -
een ander, te weten [betrokkene 36], (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 36] heeft/hebben, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 36] en/of
- -
die [betrokkene 36] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 36] heeft/hebben, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [betrokkene 36] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) en/of
- -
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 36] en/of
- -
die [betrokkene 36] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 36] heeft/hebben, heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [betrokkene 36]'s, seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n),
immers hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
- -
met voornoemde [betrokkene 36] een (liefdes)relatie onderhouden en/of die [betrokkene 36] (aldus) (emotioneel) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijk gemaakt en/of
- -
voor die [betrokkene 36] (een) werkplek(ken) geregeld en/of laten regelen waar zij als prostituee kon werken en/of die [betrokkene 36] naar haar werkplek(ken) gebracht en/of laten brengen en/of van haar werkplek(ken) opgehaald en/of laten ophalen en/of
- -
die [betrokkene 36] als prostituee laten werken en/of toegezien en/of laten toezien op (een minimum aan) (de) werktijd(en) (en daarmede (aan) (de) inkomsten) van die [betrokkene 36] als prostituee en/of die [betrokkene 36] (verder) in de gaten gehouden en/of in de gaten laten houden en/of gecontroleerd en/of laten controleren en/of de keuze-/bewegingsvrijheid van die [betrokkene 36] ingeperkt en/of laten inperken en/of
- -
die [betrokkene 36] (het) door haar met/in de prostitutie verdiend geld geheel of gedeeltelijk aan hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), doen afstaan en/of doen afdragen en/of die [betrokkene 36] (aldus) in een (verder) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijke positie gehouden en/of
- -
die [betrokkene 36] met de 'blote' hand/vuist en/of met een metalen honkbalknuppel geslagen en/of
- -
die [betrokkene 36] vrees ingeboezemd voor repressie en/of repercussie jegens haar en/of haar familie en/of haar vrienden en/of
- -
die [betrokkene 36] in (een) positie/situatie(s) gebracht waarin zij zich niet kon onttrekken aan de van verdachte en verdachtes mededader(s) uitgaande groepsdwang en/of groepsintimidatie;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR,
terzake dat [verdachte SB] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 07 februari 2007 te Alkmaar en/of Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of Turkije tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- -
een ander, te weten [betrokkene 36], (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 36] heeft/hebben, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 36] en/of
- -
die [betrokkene 36] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 36] heeft/hebben, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [betrokkene 36] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) en/of
- -
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 36] en/of
- -
die [betrokkene 36] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 36] heeft/hebben, heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [betrokkene 36]'s, seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n),
immers hebbende die [verdachte SB] en/of diens mededader(s) (telkens)
- -
met voornoemde [betrokkene 36] een (liefdes)relatie onderhouden en/of die [betrokkene 36] (aldus) (emotioneel) van hen/hem, [verdachte SB] en/of diens mededader(s), afhankelijk gemaakt en/of
- -
voor die [betrokkene 36] (een) werkplek(ken) geregeld en/of laten regelen waar zij als prostituee kon werken en/of die [betrokkene 36] naar haar werkplek(ken) gebracht en/of laten brengen en/of van haar werkplek(ken) opgehaald en/of laten ophalen en/of
- -
die [betrokkene 36] als prostituee laten werken en/of toegezien en/of laten toezien op (een minimum aan) (de) werktijd(en) (en daarmede (aan) (de) inkomsten) van die [betrokkene 36] als prostituee en/of die [betrokkene 36] (verder) in de gaten gehouden en/of in de gaten laten houden en/of gecontroleerd en/of laten controleren en/of de keuze-/bewegingsvrijheid van die [betrokkene 36] ingeperkt en/of laten inperken en/of
- -
die [betrokkene 36] (het) door haar met/in de prostitutie verdiend geld geheel of gedeeltelijk aan hen/hem, [verdachte SB] en/of diens mededader(s), doen afstaan en/of doen afdragen en/of die [betrokkene 36] (aldus) in een (verder) van hen/hem, [verdachte SB] en/of diens mededader(s), afhankelijke positie gehouden en/of
- -
die [betrokkene 36] met de 'blote' hand/vuist en/of met een metalen honkbalknuppel geslagen en/of
- -
die [betrokkene 36] vrees ingeboezemd voor repressie en/of repercussie jegens haar en/of haar familie en/of haar vrienden en/of
- -
die [betrokkene 36] in (een) positie/situatie(s) gebracht waarin zij zich niet kon onttrekken aan de van die [verdachte SB] en diens mededader(s) uitgaande groepsdwang en/of groepsintimidatie,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks bovengenoemde periode, in elk geval op of omstreeks 04 februari 2006, te Amsterdam en/of Utrecht en/of (elders) in Nederland (telkens) opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of (telkens)opzettelijk behulpzaam is geweest door voornoemde [betrokkene 36] voor voormelde [verdachte SB] (mede) in de gaten te houden en/of te controleren en/of die [betrokkene 36] (mede) naar haar werkplek(ken) te brengen en/of van haar werkplek(ken) op te halen.
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 07 februari 2007 en/of in of omstreeks de maand mei 2007, althans op of omstreeks 29 mei 2007, te Utrecht en/of Breukelen en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of Turkije tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- -
een ander, te weten [betrokkene 29], (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 29] heeft/hebben, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 29] en/of
- -
die [betrokkene 29] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 29] heeft/hebben, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [betrokkene 29] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) en/of
- -
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 29] en/of
- -
die [betrokkene 29] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 29] heeft/hebben, heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [betrokkene 29]'s, seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n),
immers hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
- -
met voornoemde [betrokkene 29] een (liefdes)relatie onderhouden en/of die [betrokkene 29] (aldus) (emotioneel) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijk gemaakt en/of
- -
voor die [betrokkene 29] (een) werkplek(ken) geregeld en/of laten regelen waar zij als prostituee kon werken en/of
- -
die [betrokkene 29] als prostituee laten werken en/of toegezien op (een minimum aan) (de) werktijd(en) (en daarmede (aan) (de) inkomsten) van die [betrokkene 29] als prostituee en/of die [betrokkene 29] (verder) in de gaten gehouden en/of de keuze-/bewegingsvrijheid van die [betrokkene 29] ingeperkt en/of
- -
die [betrokkene 29] (het) door haar met/in de prostitutie verdiend geld geheel of gedeeltelijk aan hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), doen afstaan en/of doen overmaken en/of die [betrokkene 29] (aldus) in een (verder) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijke positie gehouden en/of
- -
die [betrokkene 29] geslagen en/of op (anderszins) agressieve/gewelddadige wijze benaderd en/of bedreigd en/of onder druk gezet en/of (aldus) een dermate dreigende sfeer gecreëerd dat die [betrokkene 29] geen of (te) weinig weerstand tegen verdachte en/of verdachtes mededader(s) kon/durfde te bieden en/of voortgebouwd op de bij die [betrokkene 29] door eerder agressief/gewelddadig handelen ontstane angst voor (verder) geweld van de zijde van verdachte en/of verdachtes mededader(s) en/of
- -
die [betrokkene 29] vrees ingeboezemd voor repressie en/of repercussie jegens haar en/of haar familie en/of haar vrienden en/of
- -
die [betrokkene 29] in (een) positie/situatie(s) gebracht waarin zij zich niet kon onttrekken aan de van verdachte en verdachtes mededader(s) uitgaande groepsdwang en/of groepsintimidatie.
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 01 september 2005 te Alkmaar en/of Utrecht en/of Amsterdam en/of Amstelveen en/of Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Polen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- -
een ander, te weten [betrokkene 22], (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 22] heeft/hebben, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 22] en/of
- -
die [betrokkene 22] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 22] heeft/hebben, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [betrokkene 22] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) en/of
- -
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 22] en/of
- -
die [betrokkene 22] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 22] heeft/hebben, heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [betrokkene 22]'s, seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n),
immers hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
- -
met die [betrokkene 22] een (liefdes)relatie onderhouden en/of die [betrokkene 22] (aldus) (emotioneel) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijk gemaakt en/of
- -
voor die [betrokkene 22] woonruimte/onderdak geregeld en/of laten regelen en/of
- -
voor die [betrokkene 22] (een) werkplek(ken) geregeld en/of laten regelen waar zij als prostituee kon werken en/of die [betrokkene 22] naar haar werkplek(ken) gebracht en/of laten brengen en/of van haar werkplek(ken) opgehaald en/of laten ophalen en/of
- -
die [betrokkene 22] - ook ongesteld - als prostituee laten werken en/of toegezien en/of laten toezien op (een minimum aan) (de) werktijd(en) (en daarmede (aan) (de) inkomsten) van die [betrokkene 22] als prostituee en/of die [betrokkene 22] (verder) in de gaten gehouden en/of in de gaten laten houden en/of gecontroleerd en/of laten controleren en/of de keuze-/bewegingsvrijheid van die [betrokkene 22] ingeperkt en/of laten inperken en/of
- -
die [betrokkene 22] (het) door haar met/in de prostitutie verdiend geld geheel of gedeeltelijk aan hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), doen afstaan en/of doen afdragen en/of die [betrokkene 22] (aldus) in een (verder) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijke positie gehouden en/of
- -
die [betrokkene 22] een - door verdachte en/of verdachtes mededader(s) geregelde en/of bepaalde - borstvergrotende operatie laten ondergaan (om haar als prostituee aantrekkelijker te maken) en/of
- -
die [betrokkene 22] met de 'blote' hand/vuist en/of met een metalen honkbalknuppel geslagen en/of gedwongen enige tijd in het (ijs)koude water te gaan/blijven staan en/of met de dood bedreigd en/of op (anderszins) agressieve/gewelddadige wijze benaderd en/of onder druk gezet en/of (aldus) een dermate dreigende sfeer gecreëerd dat die [betrokkene 22] geen of (te) weinig weerstand tegen verdachte en/of verdachtes mededader(s) kon/durfde te bieden en/of voortgebouwd op de bij die [betrokkene 22] door eerder agressief/gewelddadig handelen ontstane angst voor (verder) geweld van de zijde van verdachte en/of verdachtes mededader(s) en/of
- -
die [betrokkene 22] vrees ingeboezemd voor repressie en/of repercussie jegens haar en/of haar familie en/of haar vrienden en/of
- -
die [betrokkene 22] in (een) positie/situatie(s) gebracht waarin zij zich niet kon onttrekken aan de van verdachte en verdachtes mededader(s) uitgaande groepsdwang en/of groepsintimidatie en/of
- -
(de) familie(leden) van die [betrokkene 22] (daadwerkelijk) bedreigd en/of laten bedreigen (om te bewerkstelligen dat een aangifte van die [betrokkene 22] zou worden ingetrokken en/of te beletten dat die [betrokkene 22] zou stoppen met haar werk als prostituee);
ALTHANS, voor zover het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR,
terzake dat [verdachte SB] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 01 september 2005 te Alkmaar en/of Utrecht en/of Amsterdam en/of Amstelveen en/of Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Polen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- -
een ander, te weten [betrokkene 22], (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 22] heeft/hebben, heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 22] en/of
- -
die [betrokkene 22] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 22] heeft/hebben, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [betrokkene 22] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) en/of
- -
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [betrokkene 22] en/of
- -
die [betrokkene 22] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 22] heeft/hebben, heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [betrokkene 22]'s, seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n),
immers hebbende die [verdachte SB] en/of diens mededader(s) (telkens)
- -
met die [betrokkene 22] een (liefdes)relatie onderhouden en/of die [betrokkene 22] (aldus) (emotioneel) van hen/hem, [verdachte SB] en/of diens mededader(s), afhankelijk gemaakt en/of
- -
voor die [betrokkene 22] woonruimte/onderdak geregeld en/of laten regelen en/of
- -
voor die [betrokkene 22] (een) werkplek(ken) geregeld en/of laten regelen waar zij als prostituee kon werken en/of die [betrokkene 22] naar haar werkplek(ken) gebracht en/of laten brengen en/of van haar werkplek(ken) opgehaald en/of laten ophalen en/of
- -
die [betrokkene 22] - ook ongesteld - als prostituee laten werken en/of toegezien en/of laten toezien op (een minimum aan) (de) werktijd(en) (en daarmede (aan) (de) inkomsten) van die [betrokkene 22] als prostituee en/of die [betrokkene 22] (verder) in de gaten gehouden en/of in de gaten laten houden en/of gecontroleerd en/of laten controleren en/of de keuze-/bewegingsvrijheid van die [betrokkene 22] ingeperkt en/of laten inperken en/of
- -
die [betrokkene 22] (het) door haar met/in de prostitutie verdiend geld geheel of gedeeltelijk aan hen/hem, [verdachte SB] en/of diens mededader(s), doen afstaan en/of doen afdragen en/of die [betrokkene 22] (aldus) in een (verder) van hen/hem, [verdachte SB] en/of diens mededader(s), afhankelijke positie gehouden en/of
- -
die [betrokkene 22] een - door [verdachte SB] en/of diens mededader(s) geregelde en/of bepaalde - borstvergrotende operatie laten ondergaan (om haar als prostituee aantrekkelijker te maken) en/of
- -
die [betrokkene 22] met de 'blote' hand/vuist en/of met een metalen honkbalknuppel geslagen en/of gedwongen enige tijd in het (ijs)koude water te gaan/blijven staan en/of met de dood bedreigd en/of op (anderszins) agressieve/gewelddadige wijze benaderd en/of onder druk gezet en/of (aldus) een dermate dreigende sfeer gecreëerd dat die [betrokkene 22] geen of (te) weinig weerstand tegen die [verdachte SB] en/of diens mededader(s) kon/durfde te bieden en/of voortgebouwd op de bij die [betrokkene 22] door eerder agressief/gewelddadig handelen ontstane angst voor (verder) geweld van de zijde van die [verdachte SB] en/of diens mededader(s) en/of
- -
die [betrokkene 22] vrees ingeboezemd voor repressie en/of repercussie jegens haar en/of haar familie en/of haar vrienden en/of
- -
die [betrokkene 22] in (een) positie/situatie(s) gebracht waarin zij zich niet kon onttrekken aan de van die [verdachte SB] en diens mededader(s) uitgaande groepsdwang en/of groepsintimidatie en/of
- -
(de) familie(leden) van die [betrokkene 22] (daadwerkelijk) bedreigd en/of laten bedreigen (om te bewerkstelligen dat een aangifte van die [betrokkene 22] zou worden ingetrokken en/of te beletten dat die [betrokkene 22] zou stoppen met haar werk als prostituee),
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks bovengenoemde periode, in elk geval op of omstreeks 27 juli 2005, te Amstelveen en/of Alkmaar en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door van voornoemde [betrokkene 22] geld te ontvangen voor (de betaling van) de huur van haarwoonruimte/onderdak en/of die [betrokkene 22] (op 27 juli 2005) op te zoeken en/of te (achter)volgen en/of (vervolgens) onder druk te zetten en/of in een benauwende situatie te brengen.
- 4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand november 2006 tot en met 07 februari 2007 te Utrecht en/of Scheveningen en/of Den Haag, (beiden) gemeente Den Haag, en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- -
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van (een) ander(en), te weten [betrokkene 21] en/of [betrokkene 13] en/of [betrokkene 2], en/of
- -
die [betrokkene 21] en/of [betrokkene 13] en/of [betrokkene 2] (telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhei(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van (een) perso(o)n(en) te verkrijgen die zeggenschap over die [betrokkene 21] en/of [betrokkene 13] en/of [betrokkene 2] heeft/hebben, heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van hun/haar, [betrokkene 21]'s en/of [betrokkene 13]'s en/of [betrokkene 2], seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n),
immers hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
- -
met voornoemde [betrokkene 21] en/of [betrokkene 13] en/of [betrokkene 2] een (liefdes)relatie onderhouden en/of die [betrokkene 21] en/of [betrokkene 13] en/of [betrokkene 2] (aldus) (emotioneel) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijk gemaakt en/of
- -
die [betrokkene 21] en/of [betrokkene 13] en/of [betrokkene 2] (het) door hen/haar met/in de prostitutie verdiend geld geheel of gedeeltelijk aan hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), doen afstaan en/of doen afdragen en/of die [betrokkene 21] en/of [betrokkene 13] en/of [betrokkene 2] (aldus) in een (verder) van hen/hem, verdachte en/of verdachtes mededader(s), afhankelijke positie gehouden en/of
- -
die [betrokkene 21] en/of [betrokkene 13] en/of [betrokkene 2] onder druk gezet en/of
- -
(mede) door agressief/gewelddadig optreden jegens (een) medeprostituee(s) - beangstigd en/of
- -
die [betrokkene 21] en/of [betrokkene 13] en/of [betrokkene 2] vrees ingeboezemd voor repressie en/of repercussie jegens hen/haar en/of hun/haar familie en/of hun/haar vrienden en/of
- -
die [betrokkene 21] en/of [betrokkene 13] en/of [betrokkene 2] in (een) positie/situatie(s) gebracht waarin zij zich niet kon(den) onttrekken aan de van verdachte en verdachtes mededader(s) uitgaande groepsdwang en/of groepsintimidatie.
- 5.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met 07 februari 2007, te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, en/of Alkmaar en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Amstelveen en/of Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Turkije heeft deelgenomen aan een organisatie, onder meer bestaande uit [verdachte SB] en/of [verdachte HB] en/of [verdachte UT] en/of [verdachte MD] en/of [verdachte BI] en/of verdachte ('de [organisatie SB]'), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van
- -
mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a (oud) van het Wetboek van Strafrecht en/of 273a (oud) van het Wetboek van Strafrecht en/of 273f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees) en/of
- -
(zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die (zware) mishandeling onder andere bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees, klanten van prostituees en/of pooiers) en/of
- -
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en/of klanten van prostituees) en/of
- -
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het voorhanden hebben van steek- en/of vuurwapens) en/of
- -
afpersing, als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees).
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. Daardoor wordt verdachte niet geschaad in zijn verdediging.
3.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 primair, 2, 3 primair, 4 en 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van zes jaren, met aftrek van het voorarrest.
4.
De voorvragen
4.1
De geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
4.2
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de zaak [betrokkene 22]
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van de onderdelen van de tenlastelegging die zich richten op het feitencomplex van 27 juli 2005 op Schiphol. Verdachte is naar aanleiding hiervan op verdenking van wederrechtelijke vrijheidsberoving, dwang en bedreiging in verzekering gesteld. Op 31 juli 2007 heeft het openbaar ministerie de zaak geseponeerd. De officier van justitie heeft dezelfde feitelijkheden in de tenlastelegging opgevoerd. Een nieuwe vervolging ter zake van dat zelfde feitencomplex acht de raadsman in strijd met het beginselen van een behoorlijke procesorde in het bijzonder het vertrouwensbeginsel. De procedure van artikel 255 Sv had gevolgd moeten worden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van de door de raadsman bedoelde feiten. Het door de raadsman genoemde sepot is een beslissing van het openbaar ministerie uit Haarlem. Sindsdien zijn er nieuwe bezwaren ontstaan, in de vorm van tapgesprekken. Bovendien gaat het om andere feiten. Er is geen sprake van schending van het vertrouwensbeginsel.
De beslissing van de rechtbank
De feiten
Uit een ongedateerd proces-verbaal over wederrechtelijke vrijheidsberoving op Schiphol (pagina 37/17328), blijkt dat verdachte op 27 juli 2005, samen met [verdachte SB], [betrokkene 133] en [betrokkene 96] is aangehouden en in verzekering gesteld wegens opzettelijke vrijheidsberoving, dwang en bedreiging. Op 28 juli 2005 zegt [betrokkene 22] naar aanleiding van dit incident tegen de politie dat ze slachtoffer van mensenhandel is. Op 30 juli 2005 wordt de inverzekeringstelling van verdachte voor drie dagen verlengd. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat het Landelijk Parket op 31 juli 2007 deze zaak heeft geseponeerd, omdat er geen wettig bewijs zou zijn.
Het sepot
De officier van justitie heeft niet weersproken dat er is geseponeerd, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid van de justitiële documentatie op dit punt. Niet blijkt dat sprake was van een buitenvervolgingstelling, een verklaring dat de zaak is beëindigd of een kennisgeving niet verdere vervolging, zoals bedoeld in artikel 255 Sv. De verdediging heeft dat ook niet aangevoerd. De rechtbank gaat ervan uit dat hier een sepotbeslissing is genomen, zoals bedoeld in artikel 167 Sv. In dat geval is het door de raadsman genoemde artikel 255 Sv niet van toepassing.
De eerste vraag die beantwoord moet worden is of de sepotbeslissing ziet op hetzelfde feit als waarvoor verdachte nu wordt vervolgd. De rechtbank is van oordeel dat die vraag bevestigend beantwoord moet worden. Het gaat om hetzelfde feitencomplex. Dat het feit aanvankelijk door het openbaar ministerie als wederrechtelijke vrijheidsberoving is benoemd en nu als mensenhandel, doet daaraan niet af.
De tweede vraag is of het openbaar ministerie, gelet op het vertrouwensbeginsel, kan terugkomen op deze sepotbeslissing. De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie alleen op een eerdere sepotbeslissing kan terugkomen als er nieuwe bezwaren zijn. Door te verwijzen naar tapgesprekken heeft de officier van justitie niet duidelijk aangegeven wat in dit geval de nieuwe bezwaren zijn. Daarbij neemt de rechtbank de volgende omstandigheden in aanmerking:
- -
het incident op Schiphol vond plaats op 27 juli 2005;
- -
er is toen al door [betrokkene 22] gesproken over gedwongen prostitutie;
- -
er werden in 2006 al telefoons afgeluisterd ;
- -
begin februari 2007 zijn de meeste verdachten uit het sneeponderzoek, waaronder ook verdachte aangehouden;
- -
verdachte is toen, zo blijkt uit het verhoor bij zijn inverzekeringstelling op 7 februari 2007, ook gevraagd naar het Schipholincident;
- -
verdachte is in april 2007 in vrijheid gesteld;
- -
de sepotbeslissing dateert van 31 juli 2007.
Conclusie
Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte erop mocht vertrouwen dat hij niet vervolgd zou worden voor deze zaak. Het openbaar ministerie heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van nieuwe bezwaren, zodat de beslissing om verdachte alsnog ten aanzien van deze feiten te vervolgen, in strijd is met het vertrouwensbeginsel. De rechtbank zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de feiten die zich afspeelden op Schiphol op 27 juli 2005.
- 4.3.
Tenslotte
De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie voor het overige ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
- 5.
De beoordeling van het bewijs
Leeswijzer
Deze paragraaf bevat een aantal onderdelen die betrekking hebben op de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. Deze bewijsmotivering bestaat per feit uit een aantal onderdelen.
Eerst worden de kort samengevatte standpunten van de officier van justitie en de verdediging weergegeven.
Onder het kopje bewijsoverwegingen zal de rechtbank vervolgens de feiten vaststellen en daarbij tussen haakjes steeds het nummer van het bewijsmiddel vermelden waaraan het is ontleend. In de bewijsoverwegingen motiveert de rechtbank verder in voorkomende gevallen dat, en waarom, zij afwijkt van door de officier van justitie en de verdediging uitdrukkelijk onderbouwde standpunten. In dat geval wordt uitgebreider vermeld hoe die standpunten luiden. Ook de eventuele overige bijzondere bewijsoverwegingen komen in de paragraaf bewijsoverwegingen aan de orde. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die hierna in het vonnis zijn opgenomen. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Onder het kopje conclusie zet de rechtbank uiteen of zij tot een vrijspraak of een bewezenverklaring komt en neemt zij de eventuele bewezenverklaring op.
De genummerde bewijsmiddelen zijn, geordend per feit, als bijlage aan het vonnis gehecht en maken daarvan op die wijze deel uit.
Feitelijk gedeelte van de tenlastelegging
De tenlasteleggingen in de zaken van Sneep II zijn voor wat betreft de mensenhandel toegespitst op de in artikel 273a (oud)/273f en in een enkel geval ook in 250a (oud) Sr, telkens in het eerste lid omschreven onderdelen. De opbouw van de tenlastelegging is steeds dat eerst de onderdelen zijn omschreven, gevolgd door een passage die begint met ‘immers’, welke passage de feitelijke omschrijving bevat. De rechtbank duidt dat deel van de tenlastelegging soms aan als ‘het feitelijk deel van de tenlasteleggging’ of ‘de feitelijke omstandigheden’ maar ook wel als ‘de feitelijkheden’. Met die laatste term wordt dan niet bedoeld: feitelijkheden in de zin van de als dwangmiddel in de delictsomschrijving opgenomen wetsterm. Wanneer dat wél wordt bedoeld, vermeldt de rechtbank dat uitdrukkelijk.
Artikel 273f, eerste lid aanhef en sub 4°, Sr
- Gebondenheid aan de tenlastelegging
De rechtbank stelt voorop dat de tenlastelegging er toe strekt voor de procesdeelnemers – zowel voor het openbaar ministerie en de rechter als voor de verdachte en eventueel de benadeelde partij – de inzet van het geding en de te volgen beslissingsstructuur met de vereiste duidelijkheid vast te leggen. Afgezien van de wettelijke wijzigings- en aanvullingsmogelijkheden (artikelen 312, 313 en 314 Sv) kan de rechter aan de tenlastelegging overeenkomstig haar kennelijke strekking een uitleg geven die met de bewoordingen ervan niet letterlijk overeenstemt, mits die uitleg met die bewoordingen niet onverenigbaar en ook overigens niet onbegrijpelijk is alsmede ook voor de andere procesdeelnemers duidelijk is. Eventuele kennelijke misslagen kunnen aldus worden hersteld (vgl. HR 27 juni 1995, NJ 1996, 126 en 127).
- -
Tenlastelegging in Sneep II
In de zaken die onder de naam Sneep II aan de rechtbank zijn voorgelegd, zijn de tenlasteleggingen die betrekking hebben op mensenhandel, in de meeste gevallen volgens een vast patroon opgebouwd. Primair wordt verdachte verweten dat hij als pleger of medepleger betrokken is geweest, subsidiair is medeplichtigheid tenlastegelegd. In vrijwel alle zaken is onder meer artikel 273f, eerste lid sub 4°Sr, of de corresponderende strafbaarstelling in de vervallen artikelen 273a (oud) en 250a (oud) Sr, tenlastegelegd. Dit onderdeel ziet op degene die in een door een ander gecreëerde uitbuitingssituatie of situatie van onvrijwilligheid (dat zijn de onder 1° genoemde omstandigheden waarbij een dwangmiddel is gebruikt ) enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten. Volgens de wetsgeschiedenis is deze culpoze variant ingevoerd met het oog op personen voor wie niet bewijsbaar geldt dat zij zelf de dwangmiddelen hebben aangewend om een vrouw te dwingen of te bewegen zich tot prostitutie beschikbaar te stellen, maar die, in een situatie waarin een vrouw door anderen daartoe gedwongen of bewogen zich prostitueert, zelf iets doet waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de vrouw zich daardoor prostitueert. In gewoon Nederlands: iemand doet iets, waarvan hij weet of moet vermoeden, dat een vrouw die in een uitbuitingssituatie verkeert, zich daardoor prostitueert.
- -
Bewijsvraag
Voor alle verdachten is een vrijwel gelijkluidende tenlastelegging uitgebracht. Voor vrijwel alle verdachten is gerequireerd tot bewezenverklaring van het (mede)plegen van mensenhandel bij alle vrouwen. Het is de taak van de rechtbank op basis van de tenlastelegging tot een oordeel te komen. De rechtbank constateert bij beantwoording van de bewijsvraag dat niet alle verdachten op eenzelfde wijze bij de verweten gedragingen betrokken zijn geweest. Daardoor kan in veel gevallen opzet en/of medeplegen niet bewezenverklaard worden.
- -
Sub 4°
De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het gedachtestreepje dat ziet op sub 4° in die gevallen bewezen kan worden.
In het huidige sub 4° - en de voorlopers daarvan in de inmiddels vervallen artikelen 273a (oud) en 250a (oud) Sr - heeft de wetgever, voor zover in deze zaak van belang, naar het oordeel van de rechtbank twee situaties strafbaar willen stellen, te weten:
- 1)
een ander met de onder lid 1, sub 1° genoemde middelen dwingen of bewegen, zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van arbeid of diensten, en
- 2)
onder de omstandigheden van lid 1, sub 1°, enige handeling ondernemen waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat een ander zich daardoor beschikbaar stelt voor het verrichten van arbeid of diensten.
Onder 1) valt de uitbuiter zelf, onder 2) bijvoorbeeld degene die door de officier is aangeduid als “facilitator”, ofwel een persoon die op de hoogte is van de uitbuiting en daarbij zelf ook enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moeten vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele diensten. De officier van justitie heeft steeds de delictsomschrijving van sub 4° in zijn geheel tenlastegelegd, ook al had zij, zo leidt de rechtbank uit het requisitoir af, soms alleen het oog op het tweede deel van sub 4°.
De rechtbank loopt door deze wijze van tenlasteleggen tegen een probleem op. In gevallen waarin de rechtbank niet kan bewijzen dat verdachte zelf de pleger van de uitbuiting was en dus zal vrijspreken van het eerste deel van sub 4°, blijft het tweede deel van dat gedachtestreepje over. Dat tweede deel is: dat verdachte “onder genoemde omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die vrouw zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten”, waarna onder “immers” de feitelijke handelingen van de uitbuiter volgen.
De rechtbank is van oordeel dat de overgebleven zin “onder genoemde omstandigheden enige handeling ondernemen” onvoldoende concreet en feitelijk is. Waar doelt de steller van de tenlastelegging dan op? De genoemde omstandigheden worden daarin immers niet meer genoemd, nu het eerste deel van de tenlastelegging is weggestreept. Bovendien zijn de feitelijkheden die na “immers” volgen, geen uitwerking van “enige handeling” die door verdachte wordt verricht. De feitelijkheden die door verdachte worden verricht, staan namelijk in de tenlastelegging genoemd onder het subsidiair tenlastegelegde, ter invulling van de medeplichtigheid.
De rechtbank heeft zich afgevraagd of zij de tenlastelegging verbeterd zou kunnen en moeten lezen in die zin dat de steller van de tenlastelegging het volgende heeft bedoeld ten laste te leggen: dat een medeverdachte (de uitbuiter) de vrouw heeft gedwongen of bewogen, met de dwangmiddelen van lid 1 sub 1°, om zich beschikbaar te stellen voor arbeid en diensten, door de na “immers” genoemde feitelijkheden te verrichten, terwijl verdachte onder die omstandigheden, enige handeling heeft verricht, te weten de handelingen die onder het subsidiair tenlastegelegde staan, ter invulling van de medeplichtigheid. Die feitelijkheden zou de rechtbank daar dan moeten inlezen.
Een dergelijke reconstructie is naar het oordeel van de rechtbank echter niet een uitleg van de tenlastelegging die valt binnen de door de Hoge Raad getrokken grenzen.
- -
De conclusie
De rechtbank zal verdachte in dergelijke gevallen (ook) vrijspreken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het als artikel 273f/273a (oud), onder sub 4°/250a (oud) sub 1° Sr tenlastegelegde.
- 5.1.
[betrokkene 36] (tenlastelegging onder feit 1)
- 5.1.1.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
- 5.1.2.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Tenlastelegging
Aan verdachte is primair medeplegen van en subsidiair medeplichtigheid aan mensenhandel ten aanzien van [betrokkene 36] tenlastegelegd. De tenlastelegging bevat een groot aantal feitelijkheden die de uitwerking vormen van de tenlastelegging voor zover die is toegesneden op artikel 273a (oud)/273f, eerste lid aanhef, sub 1°, 4°, 6° en 9° Sr.
Medeplegen volgens de officier van justitie
De officier van justitie heeft haar requisitoir bij dit feit niet met een conclusie afgesloten. Aangevoerd is slechts dat de bemoeienis van verdachte met het werk van [betrokkene 36] als prostituee bestaat uit het houden van toezicht en controle voor [verdachte SB] en dat deze taak “wordt ondersteund” door twee taps. De officier heeft niet onderbouwd welke bewijsmiddelen ten aanzien van verdachte door die taps worden ondersteund en evenmin hoe dit tot een bewezenverklaring van betrokkenheid van verdachte bij alle uit het eerste lid van artikel 273a (oud)/273f Sr tenlastegelegde subonderdelen moet leiden, met andere woorden: op grond waarvan aan de eisen voor opzet en medeplegen voldaan is.
Verklaring verdachte en [betrokkene 36]
Verdachte is tijdens zijn voorlopige hechtenis in het voorjaar van 2007 diverse keren gehoord maar heeft zich ten aanzien van de tegen hem gerezen verdenkingen steeds op zijn zwijgrecht beroepen.
[Betrokkene 36] is zowel door de politie als door de rechter-commissaris gehoord en heeft, kort gezegd, steeds verklaard geen slachtoffer van mensenhandel te zijn. Zij herkent verdachte als ‘[H]’ op de haar getoonde foto 17 bij haar verhoor bij de politie op 21 maart 2007 (pagina 46A/21202). Bij haar verhoor door de rechter-commissaris op 9 oktober 2009 verklaart zij over verdachte dat hij familie van haar man, [verdachte SB], en een beetje bazig is en een rare persoonlijkheid heeft. Maar met haar werk had hij niets te maken en de vraag of hij haar controleerde tijdens haar werk als prostituee beantwoordt ze ontkennend.
Overige bewijsmiddelen
De enige link die op basis van het dossier tussen verdachte en het werk van [betrokkene 36] te leggen is, zijn de twee door de officier van justitie, als steunbewijs gewaardeerde, tapgesprekken van respectievelijk 4 februari en 15 augustus 2006. In het eerste gesprek vraagt [verdachte SB] aan [H] (de rechtbank begrijpt: verdachte) om even naar [betrokkene 36] te kijken: “Kijk even hoe ze werkt, met wie ze praat daarna moet je komen”. Hoe dit is afgelopen, valt uit het dossier niet op te maken. Het tweede gesprek, van 15 augustus 2006, wordt gevoerd tussen [betrokkene 20], evenals [betrokkene 36] als prostituee werkzaam, en [betrokkene 36]. Het kan uitgelegd worden als een mededeling van [betrokkene 36] dat ze [H] (id.) in de Trompettersteeg (in het Amsterdamse prostitutiegebied) probeert te ontlopen. Zelfs wanneer aangenomen zou moeten worden dat verdachte in het eerste gesprek met een controlerende taak voor [betrokkene 36] belast werd, dan nog ontbreekt elk bewijs voor het gehele complex van aan verdachte verweten strafbare handelingen, ook in de tenlastegelegde deelnemingsvormen. Met andere woorden: er is ten aanzien van verdachte geen bewijs waaraan de tapgesprekken steun bieden. Beide gesprekken zijn noch op zichzelf, noch in combinatie met elkaar voldoende voor een bewezenverklaring van (mede)plegen van of medeplichtigheid aan/bij mensenhandel ten aanzien van [betrokkene 36].
- 5.1.3.
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
- 5.2.
[betrokkene 29] (tenlastelegging onder feit 2)
- 5.2.1.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
- 5.2.2.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Telastelegging
Aan verdachte is medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [betrokkene 29] tenlastegelegd. De tenlastelegging bevat een groot aantal feitelijkheden die de uitwerking vormen van de tenlastelegging voor zover die is toegesneden op artikel 273a (oud)/273f, eerste lid aanhef, sub 1°, 4°, 6° en 9° Sr.
Sms-berichten wel, maar tapgesprekken niet bruikbaar voor het bewijs
De raadsman stelt dat voor het bewijs geen gebruik mag worden gemaakt van de samenvattingen van tapgesprekken.
De rechtbank stelt voorop dat geen rechtsregel zich verzet tegen het gebruik van een geschrift - als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv – die in samenvattende vorm de inhoud van een telefoongesprek bevat. Of van zo een samenvatting in een concreet geval gebruik gemaakt kan worden, is afhankelijk van het oordeel van de rechtbank over de betrouwbaarheid ervan. Daarbij kunnen diverse factoren een rol spelen. Uiteraard is ook van belang of de betrouwbaarheid gemotiveerd is betwist.
Het zaaksdossier [betrokkene 29] bevat tapgesprekken van een nummer eindigend op 902, in de vorm van in de Duitse taal gemaakte samenvattingen waarvan een vertaling in het Nederlands is gemaakt. Daarnaast zijn er de Nederlandse vertalingen van samengevatte, waarschijnlijk Duitse tapgesprekken van een nummer eindigend op 316, maar de Duitse versies daarvan trof de rechtbank niet in ordner 46H aan.
Bij deze samenvattingen doet zich de bijzonderheid voor dat niet alleen de samenvattingen zeer summier zijn, maar ook dat deze in de vorm van lijsten worden weergegeven. In die lijsten worden geen relevante bijzonderheden vermeld, zoals over de wijze waarop is vastgesteld wie aan het gesprek deelneemt of hoe lang een gesprek heeft geduurd. Het is voor de rechtbank daardoor niet mogelijk zich een oordeel te vormen over de betrouwbaarheid van de inhoud van het gesprek. Het is daarom dat de rechtbank deze samenvattingen niet zal gebruiken voor het bewijs.
Vaststelling dat de sms-berichten van [betrokkene 29] naar verdachte of vice versa zijn gestuurd
Het verweer dat alleen gebruik mag worden gemaakt van sms-berichten waarvan [betrokkene 29] bevestigt dat ze door haar zijn verstuurd, verwerpt de rechtbank op grond van het volgende.
[Betrokkene 29] checkt op 27 januari 2007 in bij Hotel Breukelen en geeft daar als telefoonnummer op [XXX]. Met dat toestel zijn telefoongesprekken gevoerd en sms-berichten verstuurd die in Duitsland zijn getapt op het Duitse nummer [YYY], volgens het loopproces-verbaal en het in de noot genoemde audioproces-verbaal vermoedelijk in gebruik bij verdachte. Niet wordt gerelateerd waarop dat vermoeden is gebaseerd. De rechtbank concludeert dat het toestel bij verdachte in gebruik was op basis van de inhoud van de berichten die onmiskenbaar door [betrokkene 29] verstuurd zijn naar haar partner. Die partner was in die periode verdachte .
Die gesprekken en berichten in de periode van 16 november 2006 tot en met 26 januari 2007 zijn gerelateerd op de pagina’s 46H/24124 tot en met 24165. Uit die pagina’s leidt de rechtbank af dat het nummer volledig luidt: [YYY]. Feit van algemene bekendheid is dat 49 het landennummer is van Duitsland.
Dat nummer [XXX] is aangetroffen in de onder verdachte inbeslaggenomen mobiele telefoon [ZZZ]. Dat verdachte dit toestel gebruikte leidt de rechtbank af uit het feit dat het toestel met dit nummer bij hem in beslag is genomen én uit zijn deelname aan het tapgesprek op pagina 46H/24175. Bedoeld nummer, eindigend op […], stond opgeslagen bij de contactpersonen onder de naam “[AD]”. (46H/4959, INB code W.02 gelezen in combinatie met 46H/24186, administratienummer W.02 en 46H/24188). De rechtbank concludeert dat dit […] nummer van [betrokkene 29] in Duitsland is.
Daarnaast zijn er op het Duitse nummer [AAA] gesprekken en berichten getapt in de periode van 15 tot en met 18 december 2006 met een toestel met het nummer [BBB]. Die zijn gerelateerd op de pagina’s 46H/24165 tot en met 24171. Het nummer eindigend op […], is eveneens aangetroffen in de onder verdachte inbeslaggenomen mobiele telefoon, dit keer onder de naam “[A]” (zie wederom 46H/4959, INB code W.02 gelezen in combinatie met 46H/24186, administratienummer W.02 en 46H/24188). De telefoon met dat 06-nummer (eindigend op […]) gebruikte verdachte in zijn tapgesprek met [verdachte SB] op 1 februari 2007 (46H/180).
De rechtbank concludeert dat het nummer, eindigend op […] van [betrokkene 29] is omdat verdachte in zijn mobiele telefoon twee nummers onder de naam “[A]” heeft opgenomen, één met de toevoeging D, kennelijk van Duitsland, en één van een mobiel toestel. Uit het dossier blijkt bovendien dat “[A]” zoveel betekent als Liefste, schat e.d. Verdachte had in de periode waarin de gesprekken zijn getapt een liefdesrelatie met [betrokkene 29], zoals onder meer blijkt uit haar verklaring bij de rechter-commissaris.
De rechtbank gebruikt diverse sms-berichten als bewijsmiddelen. Op basis van de hiervoor getrokken conclusie dat de betrokken telefoons bij verdachte respectievelijk [betrokkene 29] in gebruik waren, in combinatie met de inhoud van de gesprekken en de verklaring van [betrokkene 29] bij de rechter-commissaris, concludeert de rechtbank dat verdachte en [betrokkene 29] die sms-berichten hebben gewisseld. Op basis van de sms-berichten kan het volgend vastgesteld worden.
Liefdesrelatie, afhankelijkheid, werken in de prostitutie, slaan, vrees voor repercussie familie
[Betrokkene 29] is als getuige door de rechter-commissaris gehoord. Hoewel zij verdachte niet van mensenhandel beschuldigt, stelt de rechtbank op basis van de inhoud haar verklaring en de overige bewijsmiddelen het volgende vast.
[betrokkene 29] en verdachte hadden een liefdesrelatie van 2001/2002 tot mei 2009, dus ook in de tenlastegelegde periode (1, 12). Tijdens die relatie is [betrokkene 29] naar Nederland gereisd om hier in de prostitutie te werken (1). Zij werkte voor verdachte: in een sms-bericht van 16 december 2006 verwijt zij hem : “Geen man die van zijn vrouw houdt laat haar als hoer werken” (12). Op 29 december 2006 worden verdachte en [betrokkene 29] samen op het Zandpad aangetroffen, [betrokkene 29] verklaart dat zij daar als prostituee werkt (3). Op 27 juli 2005 wordt zij in het prostitutiegebied het Zandpad in Utrecht aangetroffen als prostituee (2). Die datum is het begin van de bewezenverklaarde periode. De rechtbank zal dus een kortere periode dan tenlastegelegd bewezenverklaren.
Binnen de relatie beet [betrokkene 29] van zich af. Zij verdacht hem ervan dat hij andere vrouwen had en schold hem regelmatig de huid vol. Ze maakte het uit, maar kwam ook steeds weer bij hem terug. Zo schrijft ze het hem ook: ik kom terug, ik ga werken in Nederland en ik neem alle klappen op de koop toe (14). Zij was emotioneel afhankelijk van hem (6, 9 en 14). Zij verwijt verdachte dat een zekere [betrokkene 108] haar zus heeft verteld dat zij in de prostitutie werkt en dat verdachte haar pooier is. Dat is waarvoor zij altijd bang is geweest (4, 15). Daarmee is de vrees voor repercussies voor haar familie gegeven.
Kamers regelen en geld afstaan
Uit de inhoud van de sms-berichten leidt de rechtbank af dat [betrokkene 29] het geld dat zij als prostituee verdiende, afdroeg aan verdachte (8, 10, 11, 13, 18). Hij verscheen met haar op het Zandpad (3). Hij regelde kamers voor haar (5, 7, 16, 17, 19, 20). In tapgesprekken tussen [verdachte SB] en verdachte leest de rechtbank dat verdachte niet alleen zijn vrouw als prostituee liet werken, maar ook een zekere [S] (19 en 20). [Betrokkene 29] verklaart bij de rechter-commissaris dat háár werknaam niet [S] was. [S] was volgens haar de vrouw uit [woonplaats], met wie zij gedurende vier à vijf weken een werkkamer heeft gedeeld. Uit een van de tapgesprekken blijkt dat verdachte met die [S] in januari 2007 bemoeienis had (19). Daaruit volgt dat verdachte in dat tapgesprek (19) met ‘mijn vrouw’ [betrokkene 29] bedoelt en [S] bij naam noemt en dat hij voor beiden een werkkamer probeert te regelen in overleg met [verdachte SB]. [Betrokkene 29] voelt zich uitgebuit, zij is alleen goed genoeg om als prostituee voor hem te werken (10).
Zwaar lichamelijk letsel
Het is de rechtbank niet duidelijk op basis van welke bewijsmiddelen de officier van justitie tot bewezenverklaring hiervan heeft gerequireerd. De rechtbank heeft dergelijk bewijs niet aangetroffen en zal verdachte daarom van dit (strafverzwarende) bestanddeel vrijspreken.
Medeplegen
Er is onvoldoende bewijs om dit feit in de tenlastegelegde medeplegenvariant bewezen te kunnen verklaren. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
- 5.2.3.
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 27 juli 2005 tot en met 7 februari 2007 en in de maand mei 2007, te Utrecht en Breukelen of elders in Nederland en/of Duitsland
- -
een ander, te weten [betrokkene 29] door dreiging met een andere feitelijkheid en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten diensten van seksuele aard en
- -
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die [betrokkene 29] en
- -
die [betrokkene 29] door dreiging met een andere feitelijkheid en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen of bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [betrokkene 29]'s, seksuele handelingen met of voor derden, immers hebbende verdachte
- -
met voornoemde [betrokkene 29] een liefdesrelatie onderhouden en die [betrokkene 29] aldus
emotioneel van hem, verdachte, afhankelijk gemaakt en
- -
voor die [betrokkene 29] werkplekken geregeld waar zij als prostituee kon werken en
- -
die [betrokkene 29] als prostituee laten werken en
- -
die [betrokkene 29] het door haar met/in de prostitutie verdiend geld gedeeltelijk aan hem doen
afstaan en doen overmaken en die [betrokkene 29] aldus in een verder van hem, verdachte, afhankelijke positie gehouden en
- -
die [betrokkene 29] vrees ingeboezemd voor repercussie jegens haar familie.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
- 5.3.
[Betrokkene 22] (tenlastelegging onder feit 3)
- 5.3.1.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie requireert tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak.
- 5.3.2.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Tenlastelegging
Aan verdachte is onder 3 primair medeplegen van mensenhandel, ten aanzien van [betrokkene 22] tenlastegelegd. Subsidiair is medeplichtigheid aan dit feit tenlastgelegd. De tenlastelegging onder feit 3 bevat een aantal feitelijkheden die de uitwerking vormen van de tenlastelegging voor zover die is toegesneden op artikel 273a (oud), eerste lid aanhef, sub 1°, 4°, 6° en 9° Sr.
De verklaringen van [betrokkene 22] en verdachte
[Betrokkene 22] is verschillende keren gehoord door de politie en de rechter-commissaris. Ze legt verklaringen af die als belastend kunnen worden aangemerkt voor [verdachte SB]. Ze verklaart dat ze vanaf eind 2004 een jaar gedwongen voor [verdachte SB] in de prostitutie heeft gewerkt en haar geld aan hem afstond. Over verdachte verklaart zij dat hij niets met haar prostitutiewerkzaamheden in Nederland te maken had. Ze gaf hem wel sporadisch geld, maar daartoe was ze niet verplicht. Het was geld om haar huur mee te betalen. Verdachte heeft zich nooit met haar werkplek, werktijden of haar inkomsten bemoeid en heeft haar ook nooit geslagen of bedreigd of haar familie bedreigd. [Betrokkene 22] verklaart dat verdachte welaanwezig was bij een incident op Schiphol toen ze [verdachte SB] verlaten had en daar door een aantal mannen werd tegengehouden, maar haar toen niet bedreigde.
Verdachte verklaart niet over [betrokkene 22].
Overige bewijsmiddelen
Er zijn verklaringen van [betrokkene 48], van [betrokkene 47] (de moeder van [betrokkene 22]), en van de prostituees [betrokkene 4 ] en [betrokkene 34]. Zij allen verklaren over [betrokkene 22] in relatie tot [verdachte SB]. Ze verklaren niets over verdachte.
De rechtbank laat de stukken die betrekking hebben op het gebeuren op Schiphol op 27 juli 2005 buiten beschouwing. Niet omdat zij niet redengevend kunnen zijn voor het tenlastegelegde nu [betrokkene 22] na 27 juli 2005 niet meer in de prostitutie heeft gewerkt, maar omdat de rechtbank de officier van justitie ten aanzien van die feiten niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Er is dus maar één verklaring, te weten die van [betrokkene 22], waaruit de betrokkenheid van verdachte blijkt. Nog daargelaten dat het enkele feit dat verdachte sporadisch geld heeft aangenomen van [betrokkene 22] voor de huur van de woonruimte, geen bewijs oplevert voor het tenlastegelegde feit, is, gelet op het voorschrift van artikel 342, tweede lid, Sv, de enkele verklaring van [betrokkene 22] onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde mensenhandel te komen. Aan beantwoording van de vraag of verdachte bij een en ander als pleger, medepleger of medeplichtige betrokken is geweest, komt de rechtbank derhalve niet meer toe.
- 5.3.3.
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
- 5.4.
[Betrokkene 21] en [betrokkene 13] (tenlastelegging onder feit 4)
- 5.4.1.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie requireert tot bewezenverklaring van het telastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak.
- 5.4.2.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Inleiding
Aan verdachte is het medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [betrokkene 21] en [betrokkene 13] tenlastegelegd. De tenlastelegging bevat een groot aantal feitelijkheden die de uitwerking vormen van de tenlastelegging voor zover die is toegesneden op artikel 273f, eerste lid aanhef, sub 6° en 9° Sr.
Verdachte is door de politie gehoord en ontkent zich aan mensenhandel te hebben schuldig gemaakt.
[Betrokkene 13] en [betrokkene 21] zijn door de politie gehoord en beschuldigen verdachte, kort gezegd, van mensenhandel. [Betrokkene 21] is ook door de rechter-commissaris gehoord. [Betrokkene 13] is na een daartoe strekkend rechtshulpverzoek op 19 oktober 2010 door een Duitse rechter gehoord. Bij dat verhoor is noch de raadsman noch de Nederlandse rechter-commissaris aanwezig geweest. Verdachte heeft zijn ondervragingsrecht daardoor niet op behoorlijke wijze kunnen uitoefenen.
Het verweer over het gebruik van de verklaring van [betrokkene 13]
De verdediging voert aan dat de verklaring van [betrokkene 13] niet voor het bewijs gebruikt mag worden, nu de verdediging niet in de gelegenheid is geweest deze getuige vragen te stellen en haar verklaring niet in voldoende mate steun vindt in ander bewijs.
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie in een geval als het onderhavige, waarin de verdediging niet in enig stadium de gelegenheid heeft gehad de persoon die een verklaring tegenover de politie heeft afgelegd te (doen) ondervragen, art. 6 EVRM aan het gebruik tot het bewijs van het proces-verbaal van de politie met een dergelijke verklaring niet in de weg staat, als de betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde feit in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen, en voorts dat dit steunbewijs dan betrekking zal moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die hij betwist.
De raadsman heeft de gehele verklaring van [betrokkene 13] betwist. De rechtbank begrijpt hetgeen hij in verband daarmee heeft aangevoerd aldus, dat zijn bezwaar er in de kern op neerkomt dat hij [betrokkene 13] vragen had willen stellen, omdat de chronologie van haar verklaringen niet duidelijk is. De rechtbank heeft nu te beoordelen of de verklaring van [betrokkene 13] als geheel, met een speciale focus op de chronologie, voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen en overweegt daartoe het volgende.
De verklaringen van [betrokkene 13] en [betrokkene 21] over de periode voorafgaand aan de tenlastegelegde periode
[Betrokkene 21] verklaart dat ze verdachte heeft leren kennen in 2003/2004 in Duitsland. Ze krijgen na een paar weken een relatie. Ze gaat met hem naar Nederland en werkt in Alkmaar en Utrecht in de prostitutie. Verdachte neemt al haar geld af. Ongeveer acht á negen maanden later verbreekt ze de relatie en gaat ze terug naar Duitsland. Daar raakt ze bevriend met [betrokkene 13]. Eind 2005 (zo leidt de rechtbank uit de verklaring van [betrokkene 21] af) ontmoeten [betrokkene 21] en [betrokkene 13] bij toeval in een café in Frankfurt verdachte. Verdachte stelt voor dat zij in Saarbrücken gaan werken. Dat doen ze korte tijd. [Betrokkene 13] verdient daar niet zo veel. Daarom vragen de vrouwen aan een zekere [S] en verdachte of ze in Nederland mogen werken, waarna ze enige tijd in Utrecht werken. [H] nam het geld van [betrokkene 21] af ( 2, 3).
Ook [betrokkene 13] verklaart over de vriendschap met [betrokkene 21], die ze [V] noemt, de ontmoeting met verdachte in Frankfurt en over Saarbrücken. Volgens haar hebben ze daar eind 2005 gewerkt. Ook zij vertelt dat ze vanwege de slechte verdiensten naar Nederland gingen. Het was verdachte die dat voorstelde. Het was toen januari 2006 (4). De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de vrouwen overeenstemmen en elkaar in zoverre ondersteunen. Ook de chronologie klopt.
De verklaringen van [betrokkene 13] en [betrokkene 21] over de tenlastegelegde periode
[Betrokkene 13] verklaart dat ze in oktober 2006 samen met [betrokkene 21] in Den Haag gaat werken. Ze spreken dan met verdachte af dat ze hem en zijn broer [betrokkene 93], 1500 euro per week betalen. Los daarvan hebben ze van verdachte niet veel last. In de tweede helft van november gaat verdachte meer geld van hen vragen. [Betrokkene 21] en [betrokkene 13] verblijven dan in een hotel in Scheveningen. Vanaf dat moment moeten de vrouwen bijna al hun geld aan verdachte geven (1 en 5).
[Betrokkene 21] verklaart over deze periode niets specifieks. Ze is er ook niet naar gevraagd. Ze verklaart wel op 8 mei 2007 tegen de politie dat ze – nadat ze vijf jaar lang een relatie met verdachte heeft gehad en voor hem heeft moeten werken in de prostitutie – sinds drie maanden (de rechtbank begrijpt vanaf februari 2007) van hem af is (1).
Bedreigingen en geweld naar vrouwen
[Betrokkene 21] verklaart dat [verdachte SB] bedreigend was. Hij bemoeide zich met haar en verdachte en jutte verdachte op om haar onder druk te zetten. [Verdachte SB] was degene voor wie ze bang was: ze was zo bang dat ze in haar verklaring (1) zijn naam niet durft te noemen. Het staat voor de rechtbank echter vast dat de man wiens naam ze op die plaats in haar verklaring niet durft te noemen, mededader [verdachte SB] is waarover ze elders wel verklaart.
[Betrokkene 21] vertelt dat verdachte onder invloed van [verdachte SB] ook steeds vaker klaagt dat [betrokkene 21] niet genoeg verdiende. Ze verklaart ook over het geweld van de mannen tegen andere vrouwen, waardoor ze bang werd (2 en 3). Tegen de politie verklaart [betrokkene 21] op 8 mei 2007 dat ze bang is dat [H] haar moeder en dochtertje iets zal aandoen (1).
Ook [betrokkene 13] verklaart zo over de rol van [verdachte SB] en de aard van de bedreigingen. [Verdachte SB] was de baas. Hij bepaalde wat er wel en niet gebeurde. Hij bepaalde ook hoeveel geld ze moesten afstaan (5). [Betrokkene 13] was bang voor verdachte omdat ze gezien had hoe hij, [verdachte SB] en [S], met hun vrouwen omgingen. Er werden vrouwen geslagen en onder druk gezet. Ze verklaart dat er werd gedreigd dat ze [betrokkene 21]s kind of haar moeder iets aan zouden doen. [Betrokkene 13] was bang voor hun reactie als ze niet zou doen wat [verdachte SB] en verdachte zeiden (6). De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [betrokkene 13] en [betrokkene 21] elkaar ook ondersteunen op het punt van de angst voor de mannen, de bedreigingen naar henzelf en de familie van [betrokkene 21], en de rol die [verdachte SB] daarbij speelde.
Steunbewijs
De verklaringen van [betrokkene 21] en [betrokkene 13] bestrijken gezamenlijk de periode van januari 2006 tot 7 februari 2007. De officier van justitie heeft er echter voor gekozen om alleen de periode vanaf november 2006 tot 7 februari 2007 ten laste te leggen. Juist over die periode verklaart [betrokkene 21] vrijwel niets. Dat plaatst de rechtbank voor de vraag of haar verklaringen dan in voldoende mate steun geven aan de verklaringen van [betrokkene 13] over de feiten die wel zijn tenlastegelegd. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend op grond van het volgende. De verklaringen van [betrokkene 21] ondersteunen, zoals hierboven is vastgesteld, die van [betrokkene 13] als het gaat om de periode voorafgaand aan de tenlastegelegde periode waarin dezelfde strafbare feiten worden gepleegd. Eigenlijk was er sprake van een doorlopende periode waarin [betrokkene 21] en [betrokkene 13] werden uitgebuit. Daarnaast verklaart [betrokkene 21] bij de politie dat ze sinds februari 2007 ‘van verdachte af is’ (1). Onder die omstandigheden geven de verklaringen van [betrokkene 21] in voldoende mate steun aan de verklaringen van [betrokkene 13]. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [betrokkene 13]s verklaring dat zij en [betrokkene 21] in november 2006 in een hotel in Scheveningen verbleven, ook bevestigd wordt door [betrokkene 21]’s aangifte van diefstal uit de hotelkamer in Scheveningen (7). De rechtbank stelt vast dat ook op dat punt de chronologie van [betrokkene 13]s verklaring klopt.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [betrokkene 13] voor het bewijs gebruikt kan worden ook al is de verdediging niet in de gelegenheid geweest haar vragen te stellen.
Uit de hierboven vastgestelde feitelijkheden leidt de rechtbank af dat verdachte in de tenlastegelegde periode, tezamen met [verdachte SB], [betrokkene 21] en [betrokkene 13] door dwang en bedreiging met geweld heeft gedwongen om het door hen in de prostitutie verdiende geld (gedeeltelijk) aan hem af te staan.
De periode
Uit de verklaring van [betrokkene 13] kan worden afgeleid dat [betrokkene 21] en zij vanaf oktober, dus ook vanaf november zoals is tenlastegelegd, tot het moment dat ze in het hotel in Scheveningen verbleven, 1500 euro per week afstonden aan verdachte (5). Uit [betrokkene 21]’s aangifte van diefstal uit haar hotelkamer in Scheveningen van 2 december 2006, waarin ze verklaart al bijna twee weken in dat hotel te verblijven, leidt de rechtbank af dat zij rond 20 november 2006 naar het hotel in Scheveningen zijn gegaan (7). Met kerst gingen ze naar Duitsland, na oud en nieuw kwamen ze even terug in Nederland. Vanwege de ziekte van [betrokkene 21] is er toen niet veel gewerkt. Aangezien [betrokkene 21] in het ziekenhuis in Duitsland moest worden opgenomen vertrokken beiden weer naar Duitsland. Ze waren in het carnavalsweekend (rechtbank: het weekend van 17 februari 2007) nog in Duitsland en zijn daar dus tot het einde van de tenlastegelegde periode gebleven (5). De rechtbank acht daarom niet bewezen dat [betrokkene 13] en [betrokkene 21] na 24 december 2006 nog gedwongen of bewogen werden hun geld af te staan. Verdachte heeft [betrokkene 13] wel gezegd dat ze dan maar in Duitsland moest werken, maar het kan niet worden vastgesteld dat ze dat heeft gedaan en evenmin of ze haar geld aan verdachte heeft afgestaan.
- 5.4.3.
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat verdachte het ten aanzien van [betrokkene 21] en [betrokkene 13] tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van november 2006 tot en met 23 december 2006 te Scheveningen en/of Den Haag, (beide) gemeente Den Haag, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
- -
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van anderen, te weten [betrokkene 21] en [betrokkene 13] en
- -
die [betrokkene 21] en [betrokkene 13] telkens door dwang en door dreiging met geweld hebben gedwongen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van hun, [betrokkene 21]s en [betrokkene 13]s, seksuele handelingen met of voor derden, immers hebbende verdachten/of zijn medeverdachte telkens
- -
die [betrokkene 21] en [betrokkene 13] het door hen met/in de prostitutie verdiend geld aan hem, verdachte, doen afstaan en/of doen afdragen en
- -
die [betrokkene 21] en [betrokkene 13] onder druk gezet en mede door agressief/gewelddadig optreden jegens medeprostituees, beangstigd en
- -
die [betrokkene 21] en [betrokkene 13] vrees ingeboezemd voor repressie en repercussie jegens hen en de familie van [betrokkene 21].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte ten aanzien van [betrokkene 21] en [betrokkene 13] meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
- 5.5.
[Betrokkene 2] (tenlastelegging onder feit 4)
- 5.5.1.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
- 5.5.2.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Tenlastelegging
Aan verdachte is medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [betrokkene 2] tenlastegelegd. De tenlastelegging bevat een aantal feitelijkheden die de uitwerking vormen van de tenlastelegging voor zover die is toegesneden op artikel 273f, eerste lid aanhef, sub 6° en 9° Sr. Als dwangmiddel is in de eerste plaats het, door het aangaan van een liefdesrelatie met en het doen afstaan van verdiensten aan verdachte, afhankelijk maken van [betrokkene 2] van verdachte tenlastegelegd. In de tweede plaats is onder druk zetten en vrees inboezemen tenlastegelegd.
Verklaring [betrokkene 2] en overige bewijsmiddelen
[Betrokkene 2] is door de rechter-commissaris gehoord en heeft verklaard dat zij vanaf eind 2006 twee à drie maanden tot een half jaar in Amsterdam in de prostitutie heeft gewerkt en daarna in Utrecht. Zij zegt verdachte en zijn medeverdachte [verdachte BK] niet te kennen en geen liefdesrelatie met verdachte te hebben (gehad). [Betrokkene 93] kent zij evenmin. Zij verklaart dat zij geen geld hoefde af te staan.
Er zijn aanwijzingen in het dossier te vinden dat [betrokkene 2] verdachte, [verdachte BK] en [betrokkene 93] wél kende. Wat met name opvalt is dat op of omstreeks 4 december 2006 de mobiele telefoon van [betrokkene 2] gestolen wordt door een klant en dat door [betrokkene 93] daarna een telefoongesprek gevoerd wordt via die gestolen telefoon met de klant. [Betrokkene 2] bevestigt de diefstal van haar telefoon tegenover de rechter-commissaris. Met een telefoon met hetzelfde nummer [CCC] belt voorafgaand aan de diefstal een zekere [S] op 25, 26 november en 2 december met medeverdachte [verdachte BK] en vraagt hem om hulp. Op 4 december – na de diefstal – belt [S] met een ander mobiel nummer opnieuw naar [verdachte BK]. Een dag later wil een zekere [betrokkene 76] van [betrokkene 93] weten of het telefoonnummer van [S] is veranderd. [Betrokkene 93] antwoordt bevestigend en zegt dat [S] haar telefoon heeft laten stelen.
Hoewel er daarom vraagtekens te plaatsen zijn bij de verklaring van [betrokkene 2], levert de enkele verklaring van [betrokkene 14] dat [betrokkene 2] geld aan verdachte moest afstaan, onvoldoende wettig bewijs op om tot een bewezenverklaring daarvan te kunnen komen. Voor het door een liefderelatie afhankelijk maken dan wel het onder druk zetten of vrees inboezemen is geen enkel bewijsmiddel voorhanden.
De rechtbank zal verdachte van dit feit dan ook vrijspreken.
- 5.5.3.
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte ten aanzien van [betrokkene 2] is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
- 5.6.
Deelneming aan de criminele organisatie [SB] (tenlastelegging onder feit 5)
- 5.6.1.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde deelneming aan een criminele organisatie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde feit bepleit.
- 5.6.2.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Juridisch kader
Volgens bestendige jurisprudentie moet onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr worden verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Het oogmerk van die organisatie, te weten het plegen van misdrijven, hoeft in de tenlastelegging niet nader omschreven te zijn, maar zal uit de bewijsmiddelen moeten blijken. Voor het bewijs van dit oogmerk zal o.a. betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Niet hoeft te worden bewezen dat verdachte in meerdere misdrijven heeft geparticipeerd. Er is sprake van deelnemen aan de organisatie indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor deelneming is voldoende dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De betrokkene behoeft dus geen wetenschap te hebben van één of verscheidene concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
De rechtbank behandelt de vraag of de tenlastegelegde deelneming aan een criminele organisatie kan worden bewezen in drie stappen, te weten:
- -
het bestaan van een organisatie
- -
het oogmerk van de organisatie
- -
de deelneming aan de organisatie door verdachte.
Het bestaan van een organisatie
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
[Betrokkene 94] heeft op 21 februari 2004 verklaard dat hij sinds een maand of twee op de Wallen in Amsterdam werkte voor een groep pooiers, die allemaal uit Duitsland kwamen en elkaar al heel lang kenden. Ze waren genaamd [verdachte SB], [verdachte HB], [M] (de rechtbank begrijpt telkens daar waar over [M]/[M] gesproken wordt: [verdachte NT]) en [C] (de rechtbank begrijpt telkens daar waar over [C]/[C] gesproken wordt: [verdachte UT]). De groep had meisjes voor zich werken in Amsterdam en in Den Haag. [Verdachte SB] was volgens [betrokkene 94] één van de leiders van de groep. [Betrokkene 94] heeft voor die groep als boodschappenjongen gewerkt en hij moest meisjes beschermen tegen lastige klanten (10). Daarnaast hebben de getuigen [betrokkene 14] (8) en [betrokkene 4 ] (9) beiden verklaard dat [verdachte SB] pooier was en dat er verschillende meisjes voor hem in de prostitutie werkten. Hij was ‘de grote man’ en ‘de grote baas’ van de groep die bij hem hoorde. Voorts wordt in tapgesprekken tussen [verdachte SB] en [verdachte UT] (1 en 4) en in een gesprek tussen ene [K] en [verdachte UT] (3) gesproken over de groep/gemeenschap en wordt gezegd dat [verdachte SB] de baas is.
Binnen de organisatie waren bodyguards actief die de vrouwen die als prostituee werkten moesten beschermen. Voor dit werk werden de bodyguards door de organisatie betaald. Of wel rechtstreeks door de mannen, zoals blijkt uit een tapgesprek tussen [verdachte NT] en [verdachte HB] (20) ofwel door de vrouwen zelf, zoals [betrokkene 36] heeft verklaard (35). In een tapgesprek tussen [verdachte UT] en [verdachte ZO](5), dat twee minuten later gevolgd wordt door een tapgesprek tussen [verdachte UT] en [verdachte SB] (6), wordt gesproken over de aanschaf en de verdeling van de kosten van kogelwerende vesten voor [verdachte ZO] en anderen (de rechtbank begrijpt: ter bescherming van de bodyguards). [Verdachte UT] zegt hierover dat “wij de helft als bedrijf op ons nemen”. Met deze verdeling (en de bijbehorende betalingsregeling) gaat [verdachte SB] vervolgens akkoord. Blijkbaar heeft [verdachte SB], zo concludeert de rechtbank, als leider van de organisatie het laatste woord hierin.
De werktijden van de bodyguards werden bepaald door [verdachte SB], in overleg met [verdachte UT]. Dit leidt de rechtbank af uit drie tapgesprekken die kort na elkaar gevoerd zijn. In het eerste gesprek, tussen [verdachte UT] en [verdachte ZO], beklaagt [verdachte ZO] zich over zijn lange werktijden en vraagt hij of hij thuis mag blijven omdat hij pijnlijke voeten en griep heeft (17). In een direct daarop volgend tapgesprek overleggen [verdachte UT] en [verdachte SB] hierover en wordt beslist dat [verdachte ZO] om 12 uur á 1 uur kan beginnen met werken (18). De dag daarop overleggen [verdachte UT] en [verdachte SB] over de werktijden van de bodyguards. [Verdachte SB] is daarbij degene die de beslissing neemt over de aan te houden werktijden (19).
Binnen de organisatie wordt getracht om eenmaal bezette kamers voor de organisatie te behouden: als de vrouw van een deelnemer aan de organisatie een kamer ‘teruggeeft’, wordt dit doorgegeven aan een andere deelnemer zodat een andere vrouw in die kamer kan werken (2).
Verder blijkt uit een tapgesprek tussen [verdachte NT] en [verdachte SB] (7) dat toen ‘[V]’ (de rechtbank begrijpt: [verdachte ZO]) en ‘[B]’ (de rechtbank begrijpt: [verdachte BK]) op 8 januari 2007 door de politie waren aangehouden, vanuit de organisatie voor een advocaat is gezorgd.
En als op 7 februari 2007 tenslotte de politie begint met ontmanteling van de organisatie, breekt onrust uit. In een tapgesprek tussen [verdachte NT] en verdachte wordt besproken dat er een inval is gedaan en dat ‘ze’ (de rechtbank begrijpt: de politie) ook achter verdachte aanzitten. Daarop instrueert [verdachte NT] verdachte: “Pak je simkaart, eet het op, kauw erop en slik het door” (55), kennelijk met de bedoeling sporen uit te wissen.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, onder leiding van in elk geval [verdachte SB]. Als deelnemer kunnen verder in elk geval aangemerkt worden [verdachte HB] (9, 10), [verdachte UT] alias [C](9, 10) en [verdachte BI] alias [A](8, 9). De structuur bestond hierin dat [verdachte SB] veel zaken, zoals de werktijden, bepaalde en die via mededeelnemers, zoals [verdachte UT], liet doorgeven aan de lager op de ladder van de organisatie staande bodyguards. Ook de secundaire arbeidsvoorwaarden (kogelwerende vesten) werden geregeld en via de lijn [verdachte SB]-[verdachte UT] doorgegeven naar de onderste geledingen. De organisatie is gedurende de gehele aan verdachte tenlastegelegde periode in Nederland actief geweest en is daarmee als duurzaam aan te merken. De stelselmatigheid komt tot uiting in de grote hoeveelheid vrouwen die tot slachtoffer van mensenhandel werden gemaakt door de verschillende deelnemers aan de organisatie.
Het oogmerk van de organisatie
De groep personen onder leiding van [verdachte SB] had, zo verklaren de getuigen [betrokkene 14] en [betrokkene 4], op diverse plaatsen in Nederland een aantal vrouwen voor zich werken als prostituee (8 en 9). Ook andere vrouwen hebben verklaard over seksuele uitbuiting door leden van de organisatie, met betrekking tot henzelf en/of andere vrouwen. Sommige vrouwen verklaren ook over geweld dat daarbij gebruikt werd. De rechtbank verwijst in dit verband naar verklaringen van [betrokkene 11] (41), [betrokkene 65](42), [betrokkene 25] (45) en [betrokkene 8] (46). Deze verklaringen worden op hoofdlijnen ondersteund door hetgeen de getuige [betrokkene 55] (43) verklaart. Voorts heeft [betrokkene 94] verklaard dat de groep meisjes voor zich aan het werk had en heeft hij gezien dat [verdachte SB], [M] en [C] mensen in elkaar sloegen als ze foto’s van meisjes namen. Hij heeft ook verklaard dat [verdachte SB] hem met een vuurwapen heeft bedreigd om te zorgen dat hij voor hem zou blijven werken (10).
In dit verband is ook van belang dat [verdachte ZO] en [verdachte BK] op 8 januari 2007 een onbekend gebleven man op de Wallen in Amsterdam in elkaar hebben geslagen. De man is geslagen en gestompt en hij is tegen zijn hoofd en tegen zijn lichaam geschopt terwijl hij op de grond lag (11). In een tapgesprek tussen [verdachte NT] en [verdachte SB] van diezelfde 8e januari 2007 zegt [verdachte SB] tegen [verdacht NT] dat [V] en [B] vast zitten en ‘drie dagen hebben gekregen’. [Verdachte NT] zegt dat hij eerst heeft gebeld met [C] om te vragen of ‘ze’ een advocaat hadden gestuurd. [Verdachte SB] zegt daarop tegen [verdachte NT] dat het eerste wat ‘we’ zullen doen, vroeg in de ochtend, is een advocaat sturen (7). Uit het feit dat [verdachte SB] met [verdachte NT] overlegt over het regelen van een advocaat en zich daarvoor kennelijk verantwoordelijk acht, leidt de rechtbank af dat de mishandeling waarvoor [verdachte ZO] en [verdachte BK] waren aangehouden in het kader van die organisatie was gepleegd.
Uit eerder genoemde verklaring van [betrokkene 94] (10) leidt de rechtbank af dat pooiers die niet tot de organisatie behoorden protectiegeld aan [verdachte SB] moesten betalen.
Tot slot blijkt uit verschillende getuigenverklaringen dat leden van de organisatie beschikten over vuurwapens (8, 10, 45 en 47). Tijdens een doorzoeking in een woning in Amsterdam, op 7 februari 2007, zijn onder verdachte een revolver en een aantal patronen in beslag genomen (12).
De mishandeling van prostituees is in de hiervoor genoemde individuele gevallen gepleegd teneinde de betreffende vrouwen te dwingen om als prostituee te werken en hun inkomsten (deels) af te staan. De mishandeling van klanten van prostituees is het gevolg van de werkwijze van de organisatie als het gaat om de bescherming van de vrouwen die – voor de organisatie – in de raamprostitutie werkten. De wapens werden gebruikt om mensen bang te maken en onder druk te zetten.
Er is, met andere woorden, sprake geweest van het door verschillende leden van de organisatie meermalen, en dus stelselmatig, plegen van het misdrijf mensenhandel. Ook werden regelmatig daarmee samenhangende misdrijven, mishandeling, wapenbezit en bedreigingen van prostituees en klanten en afpersing van prostituees en hun pooiers gepleegd. Ook daarop had de organisatie het oogmerk. Een organisatie die, zoals de rechtbank bij de vaststelling van het bestaan ervan al heeft overwogen, duurzaam en gestructureerd was, waar werkzaamheden waren verdeeld. Uit dit alles leidt de rechtbank af dat het oogmerk van de organisatie op het plegen van de in de tenlastelegging onder 4 genoemde misdrijven was gericht.
De deelneming door verdachte aan de organisatie
Verdachte heeft verklaard dat hij niet in de prostitutie zit, hij is geen pooier. Hij maakt ook geen deel uit van een criminele organisatie. Hij zegt wel eens op de Wallen in Amsterdam te zijn geweest, maar alleen om uit te gaan.
De rechtbank leidt echter uit de hieronder te bespreken bewijsmiddelen af dat verdachte in de tenlastegelegde periode verschillende activiteiten heeft ontplooid op de Wallen in Amsterdam en aan het Zandpad in Utrecht. Deze activiteiten hielden het volgende in.
Het voor zich laten werken van vrouwen als prostituee
Voor het bewijs van deze activiteiten verwijst de rechtbank naar de bewezenverklaringen onder feit 2 [betrokkene 29]) en feit 4 ([betrokkene 21] en [betrokkene 13]) en naar de bewijsmiddelen die aan die bewezenverklaringen ten grondslag liggen.
Het oppassen op prostituees
Uit een tapgesprek tussen [verdachte SB] en verdachte blijkt dat verdachte in opdracht van [verdachte SB] op het meisje van [verdachte DS] moet passen. [Verdachte SB] zegt dat hij haar van [verdachte DS] heeft afgepakt en als cadeau aan [verdachte BK] heeft gegeven (53).
Het innen van geld van andere pooiers
Uit een aantal tapgesprekken waarin verdachte en [verdachte SB] met elkaar spreken over het ‘afrekenen’ en ‘afbetalen van schuld’, leidt de rechtbank af dat er pooiers waren die schulden hadden bij de organisatie. Ze moesten die schulden blijkbaar afbetalen met een vast bedrag per week (‘totdat jij je schuld hebt afbetaald zal ik per week twee van jou nemen/krijgen’). Verdachte moest van [verdachte SB] dat geld innen (50, 51, 52).
Het regelen van kamers voor prostituees
In twee tapgesprekken tussen [verdachte SB] en verdachte wordt gesproken over het naar Duitsland sturen van een meisje en het plaatsen van een meisje in een andere kamer door verdachte, omdat [A] een nieuwe vrouw heeft meegebracht (54 en 55). De rechtbank leidt uit deze gesprekken af dat verdachte zich ook bezighield met het regelen van kamers voor de prostituees.
Uit de aangehaalde tapgesprekken (en uit 56) en de verklaringen van de getuige [S] [betrokkene 21] (57 en 58) blijkt dat verdachte werd aangestuurd door [verdachte SB]. [Verdachte SB] was degene die verdachte opdroeg wat hij moest doen en met wie verdachte overleg pleegde over de te verrichten werkzaamheden.
Dat verdachte wist dat het oogmerk van de organisatie bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen, leidt de rechtbank af uit het feit dat verdachte in de tenlastegelegde periode zelf ook is opgetreden als pooier van prostituees. Voorts blijkt uit tapgesprekken dat verdachte geweld richting prostituees niet schuwde en dat hij wist dat met de meisjes werd omgesprongen als waren zij objecten die weggegeven kunnen worden (50 en 53).
Op basis van het hiervoor overwogene stelt de rechtbank vast dat verdachte in de tenlastegelegde periode – in opdracht van [verdachte SB] – de hiervoor omschreven werkzaamheden heeft uitgevoerd. Verdachte behoorde tot de organisatie waarvan [verdachte SB], [verdachte HB], [verdachte UT] en [verdachte BI] deel uitmaakten en met zijn werkzaamheden heeft verdachte het oogmerk van die organisatie, te weten de seksuele uitbuiting van prostituees, ondersteund.
Periode van deelneming
Het eerste tapgesprek waaruit kan worden afgeleid dat verdachte werkzaamheden verricht voor de organisatie dateert van september 2006 (50). De laatste gesprekken zijn van begin februari 2007 (54, 55 en 56). De periode waarin verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie vangt naar het oordeel van de rechtbank dan ook aan op 1 september 2006 en eindigt op 7 februari 2007.
- 5.6.3.
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 september 2006 tot en met 7 februari 2007, in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, onder meer bestaande uit [verdachte SB] en [verdachte HB] en [verdachte UT] en [verdachte BI], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van
- -
mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a (oud) van het Wetboek van Strafrecht en/of 273a (oud) van het Wetboek van Strafrecht en/of 273f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees) en
- -
mishandeling, als bedoeld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mishandeling onder andere bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees, klanten van prostituees en/of pooiers) en
- -
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en/of klanten van prostituees) en
- -
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het voorhanden hebben van steek- en/of vuurwapens) en
- -
afpersing, als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
- 5.7.
Afsluitende overwegingen
Inleiding
De rechtbank zal bij gebrek aan bewijs (veel) minder feiten bewezen verklaren dan de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank realiseert zich dat dit bevreemding kan wekken gelet op zowel de inhoud van de tenlastelegging als die van het requisitoir. De rechtbank overweegt daarom nog het volgende.
Inhoud dossier, tenlastelegging en requisitoir.
De officier van justitie heeft in het requisitoir voorbeelden opgesomd van gruwelijkheden waaraan verdachte en zijn mededaders zich naar het oordeel van het openbaar ministerie hebben schuldig gemaakt. Daarbij spreekt de officier in algemeenheden.
Zo is genoemd dat de vrouwen zeer vernederende handelingen en bejegeningen moesten ondergaan: (anale) verkrachtingen, brandmerken door middel van tatoeages, op hen urineren, gedwongen abortussen en bepalen door verdachten van de omvang van borstvergroting(en).
De rechtbank stelt vast dat de opgesomde handelingen en bejegeningen slechts enkele keren in de tenlasteleggingen van de in Sneep II terecht staande verdachten zijn opgenomen. Het urineren op vrouwen is in geen enkele zaak tenlastegelegd.
De rechtbank stelt ook vast dat bij vrijwel alle wél tenlastegelegde handelingen daarvan wegens het ontbreken van bewijs zal worden vrijgesproken. Slechts één keer is bewezen geacht dat een vrouw is bewogen om een tatoeage te laten zetten en in één zaak kan bewezen worden dat verdachte als dwangmiddel bij mensenhandel, met een slachtoffer tegen haar wil seksuele handelingen heeft verricht.
De officier geeft verder als voorbeeld dat leden (cursivering van de rechtbank) van de groep vrouwen (cursivering van de rechtbank) aan elkaar cadeau gaven (bijvoorbeeld [betrokkene 39]). De rechtbank stelt vast dat in het hele dossier één keer sprake is geweest van een dergelijk “cadeau”, daar waar [verdachte SB] tegen [verdachte BK] zegt dat hij hem [betrokkene 39] cadeau geeft. Dit is in geen enkele zaak tenlastegelegd.
Verder zouden de paspoorten van de vrouwen vaak zijn ingenomen. Dit is bij geen enkele verdachte opgenomen in de tenlastelegging. Op basis van het dossier kan vastgesteld worden dat dit in één geval, bij [betrokkene 22], is gebeurd.
Er zou in Vinkeveen tegen groepskorting een bungalowpark zijn afgehuurd om vrouwen en leden van de criminele organisatie onder te kunnen brengen. Tenlastegelegd is het niet.
Vrouwen moesten kort na de (borstvergrotende) operatie weer aan het werk gaan. Dit is in geen enkele tenlastelegging opgenomen en de rechtbank heeft het evenmin kunnen vaststellen.
Conclusie
Samengevat: de inhoud van het requisitoir schetst een beeld van feiten die zouden hebben plaatsgevonden, welk beeld in de tenlasteleggingen niet altijd niet is terug te vinden en in de gevallen waarin dat anders is, slechts in de twee genoemde gevallen in een bewezenverklaring uitmondt.
De rechtbank overweegt dat door de formulering van het requisitoir, bedoeld of onbedoeld, de indruk wordt gewekt dat de beschreven praktijk een algemene was. Dat alle vrouwen die in het Sneepdossier als slachtoffer worden genoemd, door het openbaar ministerie becijferd op 120, aan al deze gruwelijkheden blootgesteld zijn geweest. En ook dat alle verdachten zich hieraan hebben schuldig gemaakt, althans daarbij betrokken waren. Dat draagt bij aan een beeldvorming, ook in de media en maatschappij, die op gespannen voet staat met de feiten zoals die op basis van het dossier kunnen worden vastgesteld.
De rechtbank wil niet de ernst van de wel bewijsbare feitelijkheden bagatelliseren of iets afdoen aan de ernst van mensenhandel. De rechtbank hecht er echter aan om het door de officier van justitie geschetste beeld te relativeren, in die zin dat een substantieel aantal van de in het requisitoir genoemde algemeenheden niet zijn tenlastegelegd en geen onderbouwing vinden in het dossier en dat een groot deel van de aan verdachten wel tenlastegelegde feiten niet bewezen kan worden.
- 6.
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 2 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 273a (oud)/273f Sr.
Het onder feit 4 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 273f juncto 47 Sr.
Het onder feit 5 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 140 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2 het misdrijf: mensenhandel;
feit 4 ten aanzien van [betrokkene 21] en [betrokkene 13] het misdrijf: medeplegen van mensenhandel, meermalen gepleegd;
feit 5 het misdrijf: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
- 7.
De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
- 8.
De op te leggen straf of maatregel
- 8.1.
De feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel en deelneming aan een criminele organisatie die ondermeer het seksueel uitbuiten van vrouwen (mensenhandel) tot oogmerk had.
Mensenhandel
Verdachte heeft gedurende twee maanden, samen met medeverdachte [verdachte SB], twee vrouwen voor zich laten werken in de prostitutie. De vrouwen en, via hen, de familie van een van hen, werden bedreigd en geïntimideerd, waardoor ze hun geld afgaven. Daarnaast heeft verdachte gedurende anderhalf jaar nóg een vrouw voor zich in de prostitutie laten werken. Die vrouw heeft hij emotioneel afhankelijk van zich gemaakt en ook bang voor wat haar en haar familie aangedaan zou worden, waardoor ze haar geld aan hem afstond.
De criminele organisatie
De criminele organisatie bestond uit een samenwerkingsverband tussen verschillende mannen die als pooier optraden, in die zin dat zij vrouwen als prostituee lieten werken en hen dwongen of bewogen de verdiensten af te staan. De organisatie had bodyguards in dienst die onder meer tot taak hadden de prostituees te beschermen tegen lastige klanten en hen na hun werk te begeleiden naar een taxi. Medeverdachten [verdachte SB] en [verdachte NT] hadden een leidinggevende positie. Op de Wallen in Amsterdam en op het Zandpad in Utrecht speelde de criminele organisatie een belangrijke rol. Prostituees werden benaderd om voor leden van de organisatie in de prostitutie te gaan werken. Er werden ook vrouwen overgehaald die niet eerder als prostituee hadden gewerkt. In sommige gevallen begonnen de pooiers een liefdesrelatie met de vrouwen die zij vervolgens tot slachtoffer van hun mensenhandel maakten en/of werden de vrouwen (op die wijze) ingepalmd en afhankelijk gemaakt en op die manier bewogen om in de prostitutie te gaan werken en hun geld af te staan. In andere gevallen werden ze daartoe gedwongen door het toepassen van – soms grof - geweld, dan wel door dreiging daarmee. Voor de vrouwen werd veelal huisvesting en een werkplek geregeld. De meeste vrouwen maakten lange werkdagen, hadden weinig of geen vrije dagen en kregen weinig of geen gelegenheid om zelf sociale contacten te onderhouden of hun familie te bezoeken. Het door hen verdiende geld stonden ze af aan hun man/pooier. Er waren ook prostituees die niet al hun geld hoefden af te geven, maar wel beschermingsgeld aan de organisatie moesten betalen omdat zij zonder dat niet werden gedoogd.
De rol van verdachte in de organisatie
Verdachte maakte gedurende ongeveer een half jaar deel uit van de organisatie. Hij vervulde de rol van pooier.
- 8.2.
Het referentiekader
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes jaren, met aftrek van het voorarrest. Deze eis wordt in algemene termen gemotiveerd met een verwijzing naar de ernst van het feit, de generale preventie en de mate van angst die verdachte en/of zijn medeverdachte(n) een aantal slachtoffers nog steeds inboezem(t)(en). Benadrukt wordt dat er (strafverlichtend) geen rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat een vrouw ontkent slachtoffer te zijn. De eis wordt ten aanzien van verdachte in het bijzonder, summier onderbouwd door een verwijzing naar de gevorderde veroordeling voor mensenhandel ter zake van zes vrouwen gedurende vijf jaar en deelneming aan een criminele organisatie vanaf 2002.
In de inleiding van het requisitoir heeft de officier van justitie gewezen op de recente verhoging van het wettelijk strafmaximum en de inwerkingtreding van de Richtlijn voor strafvordering mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting van het College van procureurs-generaal op 1 september 2010 (Richtlijn strafvordering).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd, samengevat, dat de officier van justitie bij de strafeis “te kort door de bocht” gaat door alle zaken uit Sneep II op één hoop te gooien en niet per zaak en feit te differentiëren.
Oriëntatiepunten LOVS, uitspraken van andere colleges en de rapportages van de NRM
Het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren (LOVS) heeft ten aanzien van mensenhandel en deelneming aan een criminele organisatie geen oriëntatiepunten vastgesteld. De door andere colleges in mensenhandelzaken opgelegde straffen variëren van enkele maanden tot enkele jaren gevangenisstraf, vaak voor meer delicten dan alleen mensenhandel. Een eenduidige lijn is moeilijk vast te stellen. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de rapportages van de Nationaal rapporteur Mensenhandel (NRM).
De uitspraken van de rechtbank in Sneep I
De rechtbank te Utrecht, nevenzittingsplaats Almelo, heeft op 11 juli 2008 zes medeverdachten in de Sneep I zaken veroordeeld. In die vonnissen heeft de rechtbank een kader voor de strafoplegging bij mensenhandel geformuleerd. Uitgangspunt was een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van acht tot tien maanden per slachtoffer, welk strafminimum door de rechtbank is verhoogd indien er ten opzichte van een slachtoffer sprake was van ernstig geweld, verkrachting, gedwongen borstvergroting en abortus als wettelijke strafverzwaringsgrond. Ook werd rekening gehouden met de rol van de verdachten en de lengte van de bewezenverklaarde periode.
Voor deelname aan de criminele organisatie werd een gevangenisstraf van 12 maanden tot uitgangspunt genomen en voor de verdachten die daarbij een leidinggevende rol hebben vervuld een gevangenisstraf van 24 maanden.
De arresten van het hof in Sneep I
Het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, heeft bij arresten van 20 december 2010, in de appelzaken van Sneep I, uitspraak gedaan. Het hof heeft zich niet uitgelaten over het door de rechtbank in Sneep I bepaalde kader en evenmin zelf een aanzet daartoe gedaan. Het hof lijkt een gemiddelde straf te hebben gehanteerd van één jaar per slachtoffer. De rechtbank interpreteert die arresten zo, dat bij de strafoplegging rekening is gehouden met factoren als ernstig geweld, verkrachting, periode en rol van de verdachten. Van bewezenverklaring van gedwongen abortussen, borstvergrotingen en/of tatoeages is geen sprake geweest. Dat brengt de rechtbank tot de conclusie dat het hof, hoewel dit niet expliciet is overwogen, bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf ongeveer dezelfde maatstaf heeft gehanteerd als de rechtbank in Sneep I. Het Hof heeft bovendien, anders dan in eerste aanleg, om diverse redenen naast gevangenisstraffen ook geldboetes opgelegd.
Verhoging strafmaat en Richtlijn strafvordering
De officier van justitie heeft bij requisitoir opgemerkt dat het wettelijk strafmaximum is verhoogd. Die wetswijziging heeft plaatsgevonden per 1 juli 2009 en had tot gevolg dat het strafmaximum van een eventueel op te leggen gevangenisstraf van zes naar acht jaar is gegaan.
Voor zover de officier van justitie heeft willen betogen dat met dat hogere strafmaximum rekening gehouden moet worden, overweegt de rechtbank dat daarvan, gelet op het bepaalde in artikel 1, tweede lid, Sr, geen sprake kan zijn omdat bedoeld hoger maximum per 1 juli 2009, dus na de bewezenverklaarde periode, van kracht is geworden.
Uit het requisitoir is niet duidelijk geworden of de officier van justitie meent dat de rechtbank met de Richtlijn strafvordering rekening moet houden. Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank daarom op dat zij niet aan een dergelijke richtlijn gebonden is, terwijl deze op 1 september 2010 in werking getreden richtlijn, blijkens de inhoud ervan, niet geldt voor feiten begaan vóór 1 juli 2009.
- 8.3.
Het kader in de Sneep II zaken
Op basis van de hiervoor opgesomde factoren stelt de rechtbank als volgt het kader vast waarbinnen zij de strafmaat zal bepalen in de Sneep II zaken.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten geen andere dan vrijheidsstraf vereist. Dat is in lijn met het requisitoir. De officier van justitie heeft niet toegelicht of, en zo ja hoe, per feit de hoogte van de geëiste straf is bepaald. De strafeis lijkt echter aan te sluiten bij de door de rechtbank in Sneep I gehanteerde norm. De rechtbank zal die norm in de Sneep II zaken ook toepassen omdat uit een oogpunt van rechtsgelijkheid de verdachten in Sneep II niet zwaarder gestraft mogen worden dan de verdachten uit Sneep I en omdat de recente verhoging van het strafmaximum in deze zaak niet geldt.
Wel zal de rechtbank rekening houden met de veroordeling in hoger beroep van de Sneep I verdachten tot gevangenisstraffen én geldboetes. Omdat de rechtbank zoals gezegd alleen een vrijheidsstraf gepast vindt, zal geen geldboete worden opgelegd. Om de rechtsgelijkheid tussen de inmiddels in hoger beroep veroordeelde Sneep I verdachten en de Sneep II verdachten te bevorderen, kiest de rechtbank in de onderhavige zaken voor de bovenkant van de in Sneep I gehanteerde norm van acht á tien maanden. De vrijheidsstraffen vallen daardoor hoger uit dan in de Sneep I zaken in eerste aanleg en sluiten aan bij de straffen die door het hof in Sneep I zijn opgelegd.
Vorenstaande leidt ertoe dat de rechtbank voor de bewezenverklaarde mensenhandelzaken als uitgangspunt een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tien maanden per slachtoffer zal hanteren. Dit strafminimum zal worden verhoogd indien er sprake was van geweld, ernstig geweld of verkrachting of wanneer het feit in vereniging werd gepleegd dan wel wanneer het ging om een in vergelijking met de overige zaken lange periode. Voor deelneming aan een criminele organisatie gaat de rechtbank uit van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van twaalf maanden, te verlagen als de rol van verdachte in vergelijking met die van anderen ondergeschikt was. Aan verdachten die leiding hebben gegeven aan de organisatie wordt een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van 24 maanden opgelegd.
- 8.4.
De strafoplegging bij verdachte
Dit betekent voor verdachte het volgende.
Hij heeft zich gedurende anderhalf jaar schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van een vrouw. In diezelfde periode heeft hij zich ook gedurende ongeveer twee maanden, samen met een medeverdachte, schuldig gemaakt aan seksuele uitbuiting van twee andere vrouwen. Voor deze mensenhandel ten aanzien van deze vrouwen, waarvan twee in vereniging, zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van 34 maanden opleggen.
Daarnaast heeft verdachte als pooier gedurende ongeveer een half jaar deel uitgemaakt van een criminele organisatie. Hiervoor legt de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op van twaalf maanden.
Aan verdachte wordt daarom een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van 46 maanden opgelegd.
- 8.5.
Beslag
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen wapenstok, het pistool, de munitie en
drie kogelwerende vesten vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, nu deze aan verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, terwijl zij bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, en de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van het inbeslaggenomen Turkse document en een zak met kleingeld.
- 9.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.
Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 36b, 36d en 57 Sr.
10. De beslissing
De rechtbank:
niet-ontvankelijkheid officier van justitie
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het recht tot strafvervolging ten aanzien van feit 3 [betrokkene 22]) voor zover dit feit betrekking heeft op het gebeuren op Schiphol op 27 juli 2005.
vrijspraak/bewezenverklaring
- -
verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair en feit 4 ten aanzien van [betrokkene 2] tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- -
verklaart bewezen, dat verdachte het onder feit 2, feit 4 ten aanzien van [betrokkene 21] en [betrokkene 13] en feit 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- -
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2, feit 4 ten aanzien van [betrokkene 21] en [betrokkene 13] en feit 5 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- -
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- -
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2: mensenhandel;
feit 4: medeplegen van mensenhandel, meermalen gepleegd;
feit 5: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
- -
verklaart verdachte strafbaar voor het onder sub 2, 4 en 5 bewezenverklaarde;
straf
- -
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 46 (zesenveertig) maanden;
- -
bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
beslag
- -
verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen wapenstok, het pistool, de munitie en drie kogelwerende vesten.
- -
gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen Turkse document en een zak met kleingeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.C. Geeve, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van J. Last, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2011.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat, geordend per feit, de genummerde bewijsmiddelen.
Ter toelichting op een aantal bewijsmiddelen geldt, voor zover van toepassing, het volgende.
Algemeen bewijsmiddel
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier Sneep, proces-verbaal Z32084, 27-019999 van het Korps landelijke politiediensten, Dienst Nationale Recherche. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Proces-verbaal van verhoor door rechter-commissaris
Wanneer hierna wordt verwezen naar het proces-verbaal van de rechter-commissaris, betreft dit een proces-verbaal van de rechter-commissaris in de rechtbank Utrecht, nevenzittingsplaats Almelo.
Telefoontap
Wanneer hierna wordt verwezen naar een tapgesprek, betreft dit een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een schriftelijke weergave van een telefoongesprek waarvan de kenmerken worden vermeld – voorzover van toepassing – namelijk datum, tijdstip, lijnnummer, gespreksnummer, ordnernummer/pagina. Indien het gesprek in een vreemde taal is gevoerd, wordt verwezen naar de schriftelijke weergave van de vertaling in de Nederlandse taal.
Sms-bericht
Wanneer hierna wordt verwezen naar een sms-bericht, betreft dit een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een schriftelijke weergave van een getapt sms-bericht waarvan de kenmerken worden vermeld – voorzover van toepassing – namelijk datum, tijdstip, lijnnummer, volgnummer, ordnernummer/pagina. Indien het bericht in een vreemde taal is geschreven, wordt verwezen naar de schriftelijke weergave van de vertaling in de Nederlandse taal.
Foto
Wanneer in de bewijsmiddelen wordt gesproken over foto’s uit ordner 16 dan betreffen dit - tenzij anders wordt vermeld – in ordner 16 onder de noemer ‘verdachten-betrokkenen’ of ‘slachtoffers’ opgenomen foto’s. De ordner bevat verder twee ambtsedige processen-verbaal waarin wordt gerelateerd welke foto’s van welke ‘verdachten’ of ‘slachtoffers’ in de ordner zijn opgenomen. Ook wanneer in het voorbereidend onderzoek foto’s zijn getoond onder andere aanduidingen (bijvoorbeeld ‘de fotomap’) maar met een uit de context op te maken corresponderende nummering, gaat de rechtbank ervan uit dat gedoeld wordt op ordner 16.
In die gevallen waarin het bewijsmiddel zelf niet vermeldt wie volgens de in ordner 16 opgenomen processen-verbaal op de getoonde foto zijn afgebeeld, zal de rechtbank dit zelf doen. Zij brengt dit tot uitdrukking door toevoeging in het bewijsmiddel (achter het fotonummer) van de tekst: “de rechtbank stelt vast (…)”, gevolgd door de naam van de persoon die staat afgebeeld op de uit ordner 16 afkomstige foto. Die vaststelling door de rechtbank is gebaseerd op de inhoud van voornoemde ambtsedige processen-verbaal (16/80018004 voor de verdachten en 16/80638067 voor de slachtoffers).
Bewijsmiddelen [betrokkene 29] (tenlastelegging onder feit 2)
- 1.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3° Sv, te weten een in de Nederlandse taal vertaald proces-verbaal van een verhoor door rechter Maier bij het Kantongerecht Mannheim, van getuige [betrokkene 29], van 25 november 2009, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
[verdachte CÖ] noem ik [H]. Foto 17: dat is [H] (de rechtbank stelt vast: [verdachte CÖ]). Ik heb hem in 2001/2002 in Mannheim leren kennen. In mei 2009 zijn we uit elkaar gegaan.
We waren in de vorm van een relatie bij elkaar. In 2006 ben ik naar Vinkeveen, Nederland gekomen. [H] was twee jaar voor mij naar Nederland gegaan. We hebben bij kennissen in een park met allemaal kleine huisjes geslapen. Ik ben steeds heen en weer gereden tussen Nederland en Mannheim. Ik was één week à tien dagen aaneengesloten in Nederland. In totaal ben ik met tussenpozen circa drie maanden in Nederland geweest, volgens mij twee à drie jaar. . Ik ben in Utrecht gaan werken en heb daar altijd gewerkt op één keer in Alkmaar. Mijn werknaam was niet [S]: [S] komt ook uit Mannheim en we deelden de kamer: we hebben elkaar in de kamer afgewisseld gedurende misschien vier of vijf weken.
Ik heb in mei 2007 € 2.580,-- naar [H] in Turkije overgemaakt. Hij was toen uit de gevangenis gekomen, teruggegaan naar Turkije en had geen geld.
Met het geld van de prostitutie heb ik de huur voor de woning in Mannheim betaald. In Nederland heb ik alles zelf betaald.
Foto 43 (de rechtbank stelt vast: [betrokkene 29]): dat ben ik.
- 2.
Een geschrift, te weten een zgn. mutatie van een waarneming van een rapporteur in het kader van een prostitutiecontrole op het Zandpad in Utrecht op 27 juli 2005, pagina 46H/24025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[betrokkene 29], geboren op 1979 te [plaats] kwam zich melden om te werken op boot 108 plank 3.
- 3.
Een geschrift, te weten een zgn. mutatie van een waarneming van rapporteurs van de regiopolitie Utrecht van 29 december 2006, pagina 46H/24039, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 29 december 2006 rijdt een zwarte Volkswagen Toureq met Duits kenteken [nr.]enige tijd over het Zandpad in Utrecht. Vervolgens zien rapporteurs dat achter de Volkswagen een grijze Opel Tigra met Duits kenteken [nr.] rijdt met daarin een dame. Beide voertuigen werden gecontroleerd door rapporteurs. In Volkswagen blijkt [verdachte CÖ] en in Opel blijkt [betrokkene 29], die aangaf op Zandpad te werken, te zitten.
- 4.
Een sms-bericht op 1 december 2006 om 20:30, nummer 4440, pagina 46H/2414:
“(…) die homofiel [betrokkene 108] is tijdens deze kerstparty naar mijn kleine zus gegaan en heeft aan haar gevraagd of ze wel wist dat jij een pooier bent. je kunt je wel voorstellen hoe gechoqueerd mijn zus daarover is. Dat is nu al de tweede keer dat die grote schoft heeft geroddeld. Ik heb nog meer problemen”.
- 5.
Een sms-bericht op 2 december 2006 om 16:53 uur, nummer 1636, pagina 46H/24126:
“En de kamer in Utrecht kun je afzeggen, ik zal me er niet meer mee bezig houden”.
- 6.
Een sms-bericht op 3 december 2006 om 15:26 uur, nummer 1792, pagina 46H/24126:
“Eerst maak je een hoer van me en dan zeg je dat ik voor jou een stuk stront bent en neuk bovendien meer dan 6 maanden een solide oude”.
- 7.
Een sms-bericht van verdachte aan [betrokkene 29] op 3 december 2006 om 15:46 uur, nummer 1799, pagina 46H/24126:
“Ik heb de benen uit m’n gat gelopen voor een kamer maar dat kon jou niets schelen”.
- 8.
Een sms-bericht op 3 december 2006 om 15:57 uur, nummer 1805, pagina 46H/24126:
“(…) Je hebt me niet eens genoeg geld gegeven om met de taxi naar het hotel te rijden”.
- 9.
Een sms-bericht op 6 december 2006 om 12:50 uur, nummer 2291, pagina 46H/24129:
“is het ook gek, terwijl ik weet dat ik nergens zoveel geld kan verdienen als in Utrecht. Aub ben niet meer boos op mij. Ik rij gelijk morgen vroeg met de auto okay”.
10.
Een sms-bericht op 15 december 2006 om 00:37 uur, nummers 2670 t/m 2672, pagina 46H/24165:
“Je buit me net als alle andere uit. Ik ben goed genoeg (…) om voor jou geld te verdienen. Ik weet waarom ik zo geworden ben. Omdat iedereen mij uitbuit en met mij doen wat ze willen. Voor het werk ben ik nog goed genoeg maar niet om te trouwen of om kinderen te krijgen”.
11.
Een sms-bericht op 16 december 2006 om 04:20 uur, nummers 3005, 3008, 3009, pagina 46H/24167:
“het minste van het minste mij niet helpen maar wel mijn geld willen hebben (…)
Ik zou me in jouw plaats diep schamen om mijn vrouw in een ver vreemd land zo alleen te laten en als ze voor jou moet werken en zulke grote problemen heeft”.
- 12.
Een sms-bericht op 16 december 2006 om 21:01 uur, nummers 3152, pagina 46H/24170:
“Ik moet me elke dag laten neuken. Jij hebt mijn liefde niet verdiend en het zal tussen ons nooit wat worden omdat dat geen liefde is. Geen man die van zijn vrouw houdt laat haar als hoer werken”.
- 13.
Een sms-bericht op 16 december 2006 om 21:08 uur, nummers 3156, pagina 46H/24171:
“En ik heb alle rekeningen van de laatste zes maanden betaald en jij hebt me niets extra’s gegeven (…) je hebt me niets teruggegeven en dat weet ik heel precies dat ik alles al alleen had betaald.
- 14.
Een sms-bericht op 20 januari 2007 om 04:34r, nummers 5201 t/m5204, pagina 46H/24153:
“Maar ik kan niet meer zonder je leven en ik zou nooit kunnen ophouden van je te houden. Dit was mijn laatste poging om van je te scheiden. Ik wil alleen zeggen dat ik ga werken en ik vertrek ook helemaal naar Holland omdat ik het zo niet meer uithoud een dubbelleven te leven. Ik heb je nodig en het spijt me werkelijk dat ik mijn zenuwen heb verloren. Ik neem ook alle klappen op de koop toe. Geef me aub mijn kamer in Utrecht terug zodat ik het weer kan goedmaken aub”.
- 15.
Een sms-bericht op 23 januari 2007 om 20:07 uur, nummers 5836 t/m 5838, pagina 46H/24158:
‘Over die flikker [betrokkene 108] omdat mijn zuster zich grote zorgen maakt en al haar vrienden denken dat ik als hoer m’n geld verdien en jouw [M] toen heeft gezegd dat je mij in Nederland verkoopt enzovoorts. Dat is nu precies wat ik altijd heb willen vermijden: dat mijn zus eronder lijdt en naar zoiets moet luisteren. Je hebt geen idee hoe erg zoiets is”.
- 16.
Een sms-bericht op 25 januari 2007om 23:00 uur, nummer 6500 en 6501 46H/24163:
“En ik heb deze angst dat die van het kantoor mij mijn kamer niet meer geven”.
- 17.
Een sms-bericht op 25 januari 2007 om 23:04 uur, nummer 6402, pagina 46H/24163:
“Maak je geen zorgen ik ga niet naar haar toe en jij krijgt je kamer”.
- 18.
Een proces-verbaal rapportage financiële bevinding van 15 augustus 2007, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant (46H/24173):
In het kader van de Wet Ongebruikelijke Transacties worden in de Intranet Verdachte Transacties databas (IVT) verdachte transacties opgenomen. Uit dat IVT zijn de volgende gegevens afkomstig:
“Transactiedatum: 29-05-2007
(…)
Plaats transactie: Utrecht
(…)
Begunstigde: [verdachte CÖ]
Opdrachtgever: J [betrokkene 29]
Valutasoorten: MTV EUR 2580
- 19.
Een tapgesprek tussen [H] (stemherkenning) en [verdachte SB] (stemherkenning) op 31 januari 2007 om 22:38:44 uur, lijn 33-G, nummer 54, pagina 46H/24176A:
S: Wat ben jij aan het doen. Ben je onderweg?
H: Ik ga naar de ‘straat’.
S: Waarom?
H: Ga kijken, ga... kijken naar het meisje.
S: Wat?
H: Ga zomaar, om rond te kijken.
S: Er is toch niets verkeerds aan de hand, of niet dan?
(…)
H: Ik heb een probleem.
(…)
Het gaat om de kamers. Ik heb er een van het office en daar waar [betrokkene 29] nu is, die is van [verdachte TK].
S: Nee van mij.
H: Ja, van jou.
En ik wil die overdag overnemen van dinges.
S: Van [betrokkene 116] (…)
H: Het probleem is, als ik mijn meisje daar overdag.
laat werken, en [betrokkene 114] ziet dat …
S: Wie?
H: [betrokken 114], de verhuurder van het office, als hij het ziet dan neemt hij de kamer af en dan hebben we geen kamer meer, dus moet ik weten hoe het met de kamer van [verdachte TK] staat, of [betrokkene 82] er vast kan blijven of niet.
S: Nee, die kan daar niet vast blijven. Ik verkoop die kamer..
H: wat zeg je?
S: ik verkoop die kamer.
H: Aan wie?
S: [betrokkene 116] geeft mij daar minimaal 5000 lira op. Minimaal..
H: Oke..En wil hij er die dan overdag in doen?
(…)
S: Hij heeft er twee.
H: Ja, weet ik, een werkt toch ‘s avonds.
S: Ja en één overdag.
(…)
H: Ja, het probleem is als ik die kamer nu afgeef, weet je, [betrokkene 29] en ik neem overdag van jou de kamer, en als hij het dan ziet, dan neemt hij misschien [betrokkene 29] de avondkamer ook nog af, begrijp je, en dan hebben we helemaal geen kamer meer. (…) Dan heb ik niets meer. Dus ik moet ik bedenken hoe ik dat ga doen, of ik mijn vrouw overdag laat werken, voor een week en het risico neem een kamer te verliezen. En overdag is toch maar voor een week; of ik geef [U] deze kamer en stuur mijn vrouw naar Duitsland.
S: Weet ik niet mijn beste, je moet het zelf weten..
H: oke, ik denk er over na. Ik laat het je over een uur weten.
S: Is goed mijn beste. Ik kus je.
- 20.
Een tapgesprek tussen [H] (stemherkenning) en [verdachte SB] (stemherkenning) op
1 februari 2007 om 16:13:13 uur, lijn 33-G, nummer 86, pagina 46H/24180:
H: Ik heb het meisje naar Duitsland gestuurd.
S: Ja.
H: [betrokkene 29] gaat nu in de officekamer.
Bewijsmiddelen [betrokkene 21] en [betrokkene 13] (tenlastelegging onder feit 4)
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van 22 juni 2007, pagina 46F/23124, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisanten:
Op 7 mei 2007 worden wij, verbalisanten aangesproken door een vrouw die we kennen onder de werknaam [E]. Haar volledige persoonsgegevens zijn: [betrokkene 13], geboren te [plaats] op 1979, gebruik makend van telefoonnummer [nr.].
Het is ons bekend dat [E] samen met haar vriendin [W] vanuit Duitsland naar Den Haag is gekomen om in de prostitutie te werken. De volledige persoonsgegevens van [W] zijn: [betrokkene 21], geboren te [plaats] op 1978, gebruikmakend van het telefoonnummer [nr.].
[E] zegt dat ze sinds november 2006 geld heeft moeten afstaan aan [verdachte CÖ] die [H] wordt genoemd en ongeveer 25 jaar oud is. Ze vraagt of het klopt dat hij is aangehouden. Ze wilde niet veel vertellen omdat ze bang was en zijn vriendjes hier nog los lopen die het voor hem opknappen. Ze is zojuist nog door hem gebeld. Op dinsdag 8 mei 2007 is er in het pand in de [adres] in Den Haag gesproken met [E] en [W]. [W] vertelt dat ze 5 jaar een relatie met [H] heeft gehad en voor hem in de prostitutie heeft moeten werken. Ze moest het geld aan hem afdragen. Als ze zei dat ze wilde stoppen met werken werd ze gebeld door [S]. Ze is heel bang voor hem en besloot dan maar te blijven werken. Ze geeft aan sinds drie maanden van [H] af te zijn. Ze is bang om aangifte te doen, in verband met de gevolgen voor haar moeder en dochtertje in Duitsland. [H] weet waar ze wonen.
[E] vertelt dat ze heeft gezien dat [S] een meisje heeft geslagen met een honkbalknuppel. Ze heeft ook gezien dat hij meisjes sloeg met zijn vuisten. Soms ging hij met meerdere meisjes tegelijk uit eten en naar bed. Zonder aanleiding werd er hierna een van de meisjes mishandeld. [S] wordt door [E] en [W] als de baas gezien. Ze zijn erg bang voor hem.
2.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3e Sv, te weten een roces-verbaal van verhoor door rechter P. van Sandvliet, onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, van de getuige [betrokkene 21], van 15 januari 2010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ja, ik ken [verdachte CÖ]. Een andere naam die ik gehoord heb, is [H]. Ik heb een relatie met hem gehad. Ik heb hem zes á zeven jaar geleden leren kennen in Frankfurt am Main. Een paar weken later kregen wij een relatie. Hij is er over begonnen of ik niet in Nederland kon werken in plaats van in Duitsland. Ik heb daar over nagedacht. Het leek mij niet slecht. Ik ben begonnen te werken in Alkmaar Ik gaf al mijn geld af aan [H]. Als u mij vraagt op wiens initiatief ik het geld aan [H] afgaf, dan zeg ik dat [H] het geld mij afnam. Na acht à negen maanden ben ik weggegaan. Ik heb [H] één à twee jaar later weer gezien. Dat was door toeval. Ik had in Köln [betrokkene 13] leren kennen. [betrokkene 13] was op zeker moment samen met een zekere [S]. Zij wilde hem gaan bezoeken in Frankfurt en vroeg mij of ik mee wilde gaan. Dat heb ik gedaan. In het café troffen wij [S], en tot mijn grote verbazing ook [H]. Zij kenden elkaar. Dat was niet bij mij en bij [betrokkene 13] bekend. Ik heb toen lang gesproken met [H] en we zijn weer bij elkaar gekomen. [H] stelde voor dat [betrokkene 13] en ik in Saarbrücken in een privehuis zouden werken. Daar zijn [betrokkene 13] en ik niet lang geweest. [betrokkene 13] verdiende er niet goed. We hebben toen gevraagd of we naar Nederland mochten en dat mocht van [S] en [H]. Ik was toen een paar weken thuis en daarna ben ik naar Nederland gegaan. Toen is [betrokkene 13] met mij meegegaan. Wij woonden toen weer in het bungalowpark in Vinkeveen. [betrokkene 13] woonde bij [betrokkene 36] en ik bij [R] [betrokkene 13] en ik werkten in Utrecht.
Nadat ik een keer aan [betrokkene 36] geld had gevraagd voor benzine, haalden [verdachte SB] en [H] mij samen op met de jeep van [verdachte SB]. [verdachte SB] was heel erg boos en wilde dat [H] mij zou straffen. [H] probeerde [verdachte SB] wat rustiger te krijgen en zei dat het toch niet zo'n groot verhaal was. [verdachte SB] was echter niet rustig te krijgen op zulke momenten. [verdachte SB] draaide zich toen naar mij om in de auto en schreeuwde mij toe wie ik wel niet dacht te zijn. Ik moest voor straf langer op het werk blijven. Ik moest langer werken. Ik mocht niet bellen. Ik mocht niet het [H] praten. Als ik thuis was moest ik gelijk naar mijn kamer gaan. Ik voelde mij bestraft als een klein kind. U merkt op dat u ziet, dat ik terwijl ik dit vertel heel emotioneel ben en huil. U vraagt mij waarom ik hier zo emotioneel over ben. Ik zeg u dat ik heel veel heb gezien wat [verdachte SB] heeft gedaan met andere vrouwen. Hij heeft onder andere [betrokkene 36] met een baseballbat geslagen. Hij heeft haar van de trap geduwd. Vrouwen moesten van hem in het meer springen en daar in blijven tot ze eruit mochten. [verdachte SB] heeft voortdurend andere mannen verteld hoe zij met hun vrouwen om moesten gaan. Alle mannen uit de groep waren bang voor hem. [verdachte SB] genoot daarvan. Hij vond het fijn wanneer dingen gingen zoals hij wilde dat ze gingen. [H] dreigde ook met [verdachte SB]. [verdachte SB] sloeg mij niet. Ik was niet zijn vrouw. Hij deed het meer psychologisch. Hij kijkt naar je op een bepaalde manier en zegt dingen op een bepaalde manier. Daarnaast zie je wat hij met zijn eigen vrouwen doet. [H] werd ook steeds meer zoals [verdachte SB]. Hij zei dat ik niet meer zo goed verdiende. Ik voelde dat hij meer druk uit ging oefenen. Als ik geen geld aan [H] had gegeven was hij niet met mij samen geweest. Ik ben bang met name voor een ander persoon dan [verdachte CÖ]. Over deze persoon wil ik het niet hebben. Dat durf ik niet. Hij weet mij toch overal te vinden. Ik ben van Nederland naar Duitsland gegaan. Van Duitsland weer naar Nederland en van Nederland weer naar België. De politie heeft mij gezegd dat ze mij politiebescherming zouden geven, maar opeens stond er toch weer iemand uit de groep voor mij. Een keer was het [verdachte CÖ] zelf. [H] heeft mij één keer geslagen. Hij gaf mij een heftige oorvijg omdat ik niet had geluisterd. [H] was ook bang voor [verdachte SB]. [H] dreigde ook met [verdachte SB].
3.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3e Sv, te weten een proces-verbaal van verhoor door de onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, van de getuige [betrokkene 21], van 16 maart 2010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ik was nooit uit Nederland weggekomen als [verdachte SB] er nog was geweest. Het prostitutiemilieu rond [verdachte SB] hield in dat de vrouwen die in dit prostitutiemilieu werkten, werkmachines waren. Ze hebben niet geleefd, ze waren allen object. Ze moesten geld verdienen. Als er niet genoeg geld werd verdiend, kregen ze straf. Ik heb begrepen dat ze een bepaald bedrag per dag moesten verdienen. Als dat niet verdiend werd dan moesten ze blijven staan tot het was verdiend of anders kregen ze er een binnen van [verdachte SB] ofwel met de hand ofwel met de baseballknuppel, of met wat hij kon vinden. [H] heeft wel voordeel getrokken uit mijn werken in de prostitutie. Ik gaf mijn geld af. Ik voelde mij wel bedreigd. Het was psychische terreur. Mijn werknaam is [V]. Mijn echte naam [S]] noemde mij wel [S].
Foto 17 (de rechtbank stelt vast: verdachte)
Deze man ken ik onder vele namen. [H], [J], [Ö] of kleine [Ö].
Met ‘werken’ in mijn verklaring bij de rechter-commissaris van 15 januari 2010 bedoel ik werken in de prostitutie.
Als de advocaat mij vraagt of op mij druk uigeoefend is met betrekking tot de prostitutie dan zeg ik: ‘Ja, uiteindelijk ja’. Het kwam voor dat [H] mij onder druk gezet heeft. Als [verdachte SB] erbij was, was hij harder. Dit was meestal aan de telefoon. Ik vroeg dan wie er bij hem was. Hij zei dan, als het [verdachte SB] was, dat hij bij de Goeroe was. Dit was mijn naam voor [verdachte SB]. Dan wist ik dat hij bij [verdachte SB] was. Hij gebruikte dan echte grove woorden Aanvankelijk was ik niet bang voor [H]. Later wel. Dat was ook de reden dat ik weg ben gegaan. Dit was psychische terreur. Dit kwam naar boven omdat hij gevoeld heeft dat ik weg wilde. Als de rechter-commissaris mij voorhoudt dat angst voor repercussie eigenlijk inhoudt dat hij angst gecreëerd zou hebben bij mij voor de gevolgen als ik iets zou doen.
Opmerking rechter-commissaris: De advocaat heeft de getuige een deel van de tenlastelegging voorgelezen met betrekking tot ondermeer repercussie. Einde opmerking rechter-commissaris.
Dit is een correcte omschrijving van wat ik heb ervaren. Dit hield inderdaad verband met het werken in de prostitutie. As de advocaat mij vraagt of het op enigerlei wijze moeilijk was om mij te onttrekken aan [H], bij hem weg te gaan, dan zeg ik: ‘Ja’. Dit is ook de reden geweest waarom ik naar de politie ben gegaan in Nederland. [H] wilde mij niet laten gaan.
Mijn werknaam is [V].
4.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 13] [betrokkene 13] van 27 november 2007, pagina 6D/3041 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Inmiddels waren [V] en ik vrienden geworden. We kwamen erachter dat we allebei [H] kenden. [V] en ik hebben korte tijd in Saarbrücken gewerkt. [S] en [H] brachten ons daarheen. De zaken gingen daar niet goed. In die tijd spraken we erover om naar Nederland te gaan. [S] en [H] waren hierover begonnen.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 13] van 18 februari 2008, pagina 6D/3047 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ik heb twee weken in Amsterdam gewerkt. In Amsterdam verdiende ik niet veel. Ik moest van [verdachte SB] bij [betrokkene 36] gaan werken. Dan zou ik meer verdienen. Ik ben toen in het huis van [verdachte SB] gaan slapen. [H] wist dat ik samen zou willen blijven met [V]. We konden dan allebei voor hem werken. Ik zou hem 1000 euro per week moeten betalen. 500 euro voor hem en 500 voor [verdachte SB]. Dat gebeurde zo omdat [verdachte SB] de baas was. [H] moest met hem overleggen of ik in Nederland kon blijven. [H] kon die beslissing niet zelf nemen. Hij moest dat overleggen met [verdachte SB]. Toen ik in Utrecht werkte sliep ik nog steeds in het huis van [verdachte SB]. [H] en [verdachte SB] haalden bij mij het geld op.
In oktober gingen we naar Den Haag. In het begin sliepen we in het Ibis hotel. We konden afspraken maken met [H]. [V] had vroeger al haar geld aan [H] afgegeven, maar vanaf een bepaald moment spraken we af dat we 1500 euro per week moesten afstaan. We hadden eigenlijk niet veel last van hem. Na korte tijd ging het mis. Dat was toen we naar het hotel in Scheveningen gingen, kort voor de kerst. Vanaf dat moment moesten we al ons geld afgeven. We kregen nog maar een beetje geld van [H]. Eigenlijk kregen we geld van zijn vrouw [F]. Het was toen omgedraaid. Wij kregen maar een beetje en hij had alles. Met de kerst zijn we toen naar Duitsland gegaan en na Oud en Nieuw kwamen we weer terug. [V] is toen ziek geworden en we hebben niet veel gewerkt. [V] moest naar het ziekenhuis. Eerst in Nederland, toen in Duitsland. [H] vroeg zich wel af waarom ik dan niet gewoon in Nederland kon werken. Uiteindelijk moest ik dan maar ik Duitsland gaan werken. We werden gebeld door [F] dat [H] was aangehouden en vastzat. [V] zei dat we het dan nu allemaal zelf zouden gaan regelen.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 13] van 23 april 2008, pagina 6D/3051 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ik was bang voor de mannen. Ik heb gewoon gezien hoe [S] en [H] met hun vrouwen omgingen. Ik was bang dat mij dat ook zou overkomen. Er werden vrouwen geslagen. Onder andere [betrokkene 36] en [R] die voor [verdachte SB] werkten. Ik was bang voor de reactie van de mannen als ik niet zou doen wat ze zeiden. Ik heb een tijdje in de woning van [verdachte SB] en [betrokkene 36] gewoond. Ik hoorde [betrokkene 36] soms huilen en schreeuwen. [betrokkene 36] zei me dat het ging over het feit dat ze niet genoeg had verdiend als prostituee. Ik werd daar nog banger van. Daarom ging ik niet in discussie en gaf ik mijn geld. [V] werd bedreigd als ik te weinig verdiende. Verdachte zei dan tegen haar dat ik moest oppassen. Later zei hij dat [V] verantwoordelijk was voor mijn verdiensten. Aangezien het mij weinig interesseerde dat ik werd bedreigd, bedreigden ze mij via [V]. Ik wilde niet dat haar iets ergs zou overkomen. Dat was mijn zwakke plek. Bij [V] was het anders. Zij had een kindje en bij haar dreigde hij dat hij haar kindje of haar moeder iets zou aandoen. Ik hoorde dat [R] een keer geld in haar schoen had gestopt om het op die manier achter te houden. [verdachte SB] ontdekte dat en ze werd flink mishandeld. Daarvan was ik zo bang dat ik het wel uit mijn hoofd liet om geld te verstoppen. Ik zag geen andere mogelijkheid dan mijn geld af te geven. We durfden niet weg te lopen omdat verdachte zei dat hij wist waar de dochter van [S] was.
7.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3e Sv, te weten een stuk inhoudende onder meer: Proces-verbaal van aangifte van 2 december 2006, pagina 46F/23061, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naam: [betrokkene 21]
Voornaam: [S]
Geboortedatum: 1978
Geboorteland: [land]
Telefoon: [nr.]
Die aangifte deed en verklaarde: Ik verblijf sinds bijna 2 weken samen met mijn vriendin [betrokkene 13] in het Strandhotel aan de Zeekant 11. Ik doe aangifte van diefstal van 500 euro uit het nachtkastje van een hotelkamer, mede namens mijn vriendin [betrokkene 13]. [betrokkene 13] en ik bewaren ons geld samen in het middelste laatje van het nachtkastje.
Bewijsmiddelen deelneming aan een criminele organisatie (tenlastelegging onder feit 5)
1.
Een tapgesprek tussen [verdachte UT] alias [C] (stemherkenning) en [verdachte SB] (stemherkenning) op 23 januari 2006 om 23.40 uur, pagina 47A/35489E:
- U.
= [verdachte UT] en S = [verdachte SB]
U: Nee nee.. ik zal zeggen Abi je weet dat [verdachte SB] abi onze hoofd is. Welnu.. zoals je weet vormen wij een gemeenschap (…) Ik kan niet iets doen zonder het medeweten van de gemeenschap…
S: Hé luister even..wij vormen een gesloten gemeenschap! Begrijp je.. Wij zijn op ons zelf.. wij zijn een gemeenschap!
(…)
S: ‘Jij wil de gemeenschap in, maar heb je met [verdachte SB] gesproken dan?’, moet je zeggen.
U: Exact.
S: ‘[verdachte SB] abi laat zelfs zijn familie of beste vrienden van daar niet toe in de gemeenschap hier’ moet je zeggen.’Hij zegt nee..’ moet je zeggen, begrijp je?
- 2.
Een tapgesprek tussen [verdachte UT] alias [C] (stemherkenning) en [verdachte HB] (stemherkenning) van 27 februari 2006 om 13.49 uur, 48/35716A:
[verdachte UT]= U en [verdachte HB] = H
H: Luister mijn meisje heeft de kamer [terug] gegeven, weet je.
U: Ja.
H: Jij moet tegen [betrokkene 36] zeggen, zij wilde die kamer toch.
U: Ja.
H: Dat het niet naar een vreemde gaat, weet je.
U: Ja, ik begrijp het.
H: Kamer. .[niet te verstaan]... weet je.
U: Ja.. wat is er nu met jouw meisje, komt ze niet?
H: Vandaag heeft ze haar kamer afgegeven, laat d’r maar.. [niet te verstaan].. oke dan.
U: heumm.
H: Ik ben al erbij ingeschoten.
U: Maak je daar niet druk om.
H: Nee, ik mij daar ook niet druk om. Je moet het vandaag zeggen, ze heeft vandaag haar kamer terug gegeven weet je.
U: Oke, ik zal het zeggen Reis! (baas, patroon).
- 3.
Een tapgesprek tussen [verdachte MY] (stemherkenning) en [verdachte UT] (stemherkenning) op
5 september 2006 om 14.01 uur, pagina 50A/37003E:
K: (…) En de Reis (= baas, kapitein, leider) van onze groep is [verdachte SB].. kijk hij is 10 jaar jonger dan ik maar ik noem hem Reis.. wat die man ook zegt tegen mij... als hij zegt sla dan sla ik, als hij zegt dood, dan dood ik… als hij zegt ga, dan ga ik, als hij zegt schijt, dan schijt ik! Zo is het… anders loopt dit werk niet.
- 4.
Een tapgesprek tussen [verdachte UT](stemherkenning) en [verdachte SB] (stemherkenning) op 22 september 2006 om 17.15 uur, pagina 47/35311A-C:
[verdachte SB] = S en [verdachte UT] = U
S: Luister het is niet makkelijk om een rang te hebben emmi (oom).
U: Ja.
S: Jij bent de hoogste in rang daar.
U: Is zo.
S: Ja het is niet makkelijk.
U: Na jou kom ik. [verdachte HB] abi is vertrokken.
S: Dan moet jij het kunnen verdragen, het is niet makkelijk, dat weet je.
- 5.
Een tapgesprek tussen [verdachte UT] alias [C] (wordt gezegd) en [verdachte ZO] alias [V] (wordt gezegd) van 19 oktober 2006 om 23.53 uur, pagina 47A/35492A en 35492B:
[vedachte UT = U en [verdachte ZO] = Z
Z: Hallo.
U: Hallo wat ben je aan het doen.
Z: Wat moet ik doen. Ik zit te wachten op een kogelvrije vest.
U: Wat?
Z: Vest, vest.
U: Luister er is een (1) vest, we zullen voor jullie beiden een vest laten brengen. Maar de vesten zijn heel erg duur, ouwe.
Z: Hou dan 100 pegels in elke keer van ons rekening in.
U: Luister even de vesten kosten 700 pegels.
Z: Oke dan je hoeft mijn week geld niet te betalen deze week.
U: Een moment. [Z].. luister even naar mij… er is geen sprake niet geven.
Z: Mijn excuses.
U: Zijn wij zo slecht dat we geen geld geven.
Z: Mijn excuses.
U: Luister goed naar mij.. deze vesten kosten 700 pegels.. je hebt vesten voor 500 pegels, voor 350 pegels.. maar die zijn slecht.
Z: het moet stevig zijn.
U: Wij.. er wordt ook ijzer er tussen in gezet waar geen mes doorheen kan, daarom zijn deze 200 – 300 pegels duurder vanwege dat het niet doorsteekbaar is met een mes.. begrijp je het.
Z: Akkoord.
U: Luister daarom is het zo dat wij de helft als bedrijf op ons nemen en de helft zullen jullie bij moeten dragen.
Z: De helft jullie.
U: Ja. Voor jullie is het dan 350.
Z: Akkoord.
U: Wij zullen dan elke week 50 pegels inhouden op jullie weekgeld.
Z: Akkoord mijn broeder. Wanneer krijgen we de jassen?
U: Is dat akkoord?
Z: Akkoord. Akkoord. Jouw wil is mijn bevel!
(…)
Z: (…). Wanneer krijgen we de vesten.
U: De vesten aanstaande maandag en vermoedelijk is al eentje aanwezig, we zullen laten brengen.
Z: Als hier een is geef die aan mij direkt…. de andere…
U: We zullen zien, ik zal jou terugbellen. Tot ziens.
- 6.
Een tapgesprek tussen [verdachte SB] (stemherkenning) en [verdachte UT] alias [C] (stemherkenning) van 19 oktober 2006 om 23.55 uur, pagina 47A/35493:
[verdachte UT] vertelt wat hij gedaan heeft en zegt dat hij elke dag [verdachte ZO] en de zijnen belt om te vragen of alles goed gaat, en dat [verdachte ZO] gevraagd heeft wanneer hun vesten zullen komen.[verdachte UT] heeft verteld dat er vesten zijn die niet met een mes doorstoken kunnen worden en ook kogelwerend zijn dat die 700 kosten en dat er ook goedkope zijn voor 400, 500 maar dat die slecht zijn.
Gesprek gedeeltelijk woordelijk uitgewerkt waarbij U = [verdachte UT] en S = [verdachte SB] is.
U: De helft gaan wij als bedrijf dragen en de helft moeten jullie betalen en wij zullen per week 50 inhouden op jullie weekloon.
S: 50 kan niet emmi (oom), het moet 100 zijn per keer.
U: Of je 100 of 50 doet, ik weet het niet Reis.
S: Anders komt er geen einde aan.
U: Is dat akkoord.
S: Ja.
- 7.
Een tapgesprek tussen [verdachte NT] alias [M] (stemherkenning) en [verdachte SB] (stemherkenning) op 8 januari 2007 om 15.43 uur, pag. 49A/36588A t/m 36588C:
M: Heumm, zijn de jongens vrij gekomen?
S: Nee, ze hebben drie dagen gekregen.
M: Drie dagen gegeven?
S: Ja drie dagen verlengd.
M: Potverdikkemie die klootzakken.
S: Die zij geslagen hebben was een Nederlander.
(…)
M: Ik heb jou gebeld en je werd niet wakker en daarna heb ik [verdachte UT] gebeld met zo van hebben jullie een advocaat gestuurd.
S: Natuurlijk sturen we een advocaat.
M: Jaa.
S: Je weet het dat is het eerste wat wij doen, vroeg in de ochtend, de advocaat sturen.
(…)
S: Je weet het, we moeten wel… dat de jongens vrijkomen.
M: Wie zitten er vast, [verdachte ZO] zit vast.
S: [verdachte ZO]zit vast, [B]zit vast.
M: [niet te verstaan] zit vast.
S: Wat?
M: De broer van [betrokkene 93] zit vast en verder?
S: Ik weet van hun twee... verder weet ik niet.
M: Ik heb van drie personen gehoord, zoek even uit of er een derde is.
S: Als ik de advocaat kan bereiken zal ik het vragen. Ik weet van twee.
- 8.
Het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 14] van 29 oktober 2007, pagina 46A/21411 t/m 21419, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
- U.
toont mij een fotoserie bestaande uit 58 foto's van mannen en u vraagt mij of ik mannen herken.
Foto 02.
De man afgebeeld op foto 02 is de mij bekende [verdachte SB]. Hij is de grote man. Als [verdachte SB] tegen anderen zegt spring uit het raam, dan springen ze uit het raam. Ik weet dat hij diverse vrouwen voor zich had/heeft werken. Naast de vrouwen in de prostitutie laten werken zou hij zich bezig houden met wapenhandel. Toen ik bij [betrokkene 57]woonde bracht hij met [verdachte TK] een wapen naar de woning van [betrokkene 57] om die daar op te bergen. Dat was een pistool en dat heb ik zelf gezien.
Opmerking verbalisant: De man afgebeeld op foto 02 betreft [verdachte SB].
Foto 03.
Dat is de mij bekende [A]. Hij was ook zo'n grote baas als [verdachte SB] en heeft verschillende vrouwen voor zich werken in de prostitutie. Hij maakt deel uit van de groep. Daarmee bedoel ik de criminele groep die bij [verdachte SB] hoort.
Opmerking verbalisant: De man afgebeeld op foto 03 betreft [verdachte BI].
- 9.
Het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 4] van 19 november 2007, pagina 46O/26166 t/m 26170, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
- U.
toont mij een fotoboek, bestaande uit een serie van 58 foto's van mannen. Ik kan daar het volgende over verklaren.
Foto 02.
De man afgebeeld op foto 02 is [verdachte SB], de man waar ik een relatie mee heb gehad. [verdachte SB] was pooier, handelaar van diverse vrouwen. Hij was de grote baas. Ik weet dat [betrokkene 36] een vrouw van hem was, [betrokkene 9] was een vrouw van hem, ik dus en dan was er nog een Poolse vrouw. Daarnaast dienden alle mensen die vrouwen hadden werken, die met of naast hem werkten, geld af te dragen aan [verdachte SB]. Dat heeft hij altijd gezegd. [verdachte SB] handelde naast in mensen ook nog in wapens.
Opmerking verbalisanten: De man afgebeeld op foto 02 betreft [verdachte SB].
Foto 03.
De man afgebeeld op foto 03 is mij bekend als [A]. Hij was een pooier, een mensenhandelaar. Hij was de pooier van 3 meisjes, 2 daarvan ken ik met voornaam, [M] en [R]. Voor [verdachte SB] reed [A] rond op het Zandpad om voor [verdachte SB] werkende vrouwen in de gaten te houden.
Opmerking verbalisanten: De man afgebeeld op foto 03 betreft [verdachte BI].
Foto 31.
De man afgebeeld op foto 31 is mij bekend als [verdachte HB] , de broer van [verdachte SB]. Hij is pooier. Hij had twee vrouwen, te weten [betrokkene 58] en [betrokkene 66]. Hij was de pooier van deze twee vrouwen.
Opmerking verbalisanten: De man afgebeeld op foto 31 betreft [verdachte HB].
Foto 32.
De man afgebeeld op foto 32 is mij bekend als [C]. Hij had een meisje voor zich werken met de naam [betrokkene 20]. Hij beschermde mij op het Zandpad.
Opmerking verbalisanten: De man afgebeeld op foto 32 betreft [verdachte UT].
- 10.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 94] van 21 februari 2004, pagina 46A/21396 t/m 21401, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Sinds een maand of twee werk ik als boodschappenjongen voor een groep pooiers op de Wallen in Amsterdam. Het zijn allemaal Turkse mannen en ik ken alleen hun voornaam. Ze zijn genaamd [verdachte SB], [verdachte HB], [M], [C] (…). [verdachte SB] en [verdachte HB] zijn broer van elkaar. Ze komen allemaal uit Duitsland en kennen elkaar al heel lang. Die groep heeft meisjes voor zich werken. [verdachte SB] en [verdachte HB] zijn de leiders van de groep. Ik weet dat ze ook met wapens bezig zijn. Ik heb bij [verdachte SB] een vuurwapen gezien, omdat [verdachte SB] mij daarmee heeft bedreigd. Hij liet mij dat wapen zien en zei dat ik voor hem moest blijven werken. [verdachte SB] regelt wapens, (…) en meisjes. Ik denk dat de groep minimaal 10 meisjes hier heeft werken. Dan hebben ze ook nog meisjes in Den Haag.
Ik zal vertellen wat ik moet doen van [verdachte SB]. Als een meisje problemen heeft met een klant krijg ik een telefoontje van [verdachte SB]. Ik moet van [verdachte SB] daar dan naar toe. Ik moet van [verdachte SB] dan de klant in elkaar slaan. Ik heb gezien dat [verdachte SB], [M] en [C] mensen in elkaar slaan als ze foto’s nemen van de meisjes. Ik weet dat [verdachte SB], [M] en [C] een paar weken geleden met een paar Marokkanen gevochten hebben. Iedereen in de buurt is bang van de groep. Ik weet dat pooiers van andere meisjes uit de buurt die niet van de groep zijn protectiegeld betalen aan [verdachte SB].
De vrouwen en wapens halen ze in Duitsland. Ik ben daar één keer bij geweest. Ik bedoel met wapens van die kleine wapens die je bij je kunt dragen.
De groep ragt hier de boel af. Iedereen bedreigen en de boel in elkaar slaan, mensen bang maken. Ik ben zeer bang voor [verdachte SB] en [verdachte HB] en die vrienden van hun. Als ze weten dat ik tegen hen aangifte wil doen, dan maken zij mij af. [M] en [verdachte SB] hebben gezien dat ik naar het politiebureau werd gebracht. Ze zeiden allebei in de Turkse taal dat ik niets moest zeggen, anders was ik de lul.
Ik ben aangehouden omdat ik een hoertje bedreigd zou hebben. Ik ben wel naar dat meisje toegegaan. Dat gebeurde in opdracht van [verdachte SB]. Ik moest tegen haar zeggen dat zij al haar geld aan [verdachte SB] en [verdachte HB] moest geven. Ik moest haar gaan bedreigen. [verdachte SB] zei tegen mij dat als zij moeilijk ging doen ik dan maar wat klappen moest geven.
Ik heb 2 maanden lang elke avond gewerkt voor [verdachte SB]. Ik moest werken van hem. Ik kon geen avond vrij krijgen.
Ik ben ervan overtuigd dat alle door mij genoemde meisjes tegen hun wil werken voor [verdachte SB], [verdachte HB], [C], (…) en [M]. Ik weet van alle meisjes dat zij hun verdiende geld moeten afstaan.
11.
Het proces-verbaal van bevindingen van [betrokkene 59] van 8 januari 2007, pagina 49/36152 en 36153, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
“Ik [betrokkene 59] (15214), brigadier van politie, dienstdoende bij Wijkteam Beursstraat, verklaar het volgende:
Naar aanleiding van een openlijke geweldpleging welke is gepleegd op maandag 8 januari 2007 omstreeks 01:51 uur op de openbare weg de Oudezijds Voorburgwal/Oudekennissteeg verklaar ik het volgende.
Het personeel van de afdeling cameratoezicht heeft hiervan tijdens hun dienst waarnemingen gedaan. Ik verbalisant heb de camerabeelden uitgekeken. Te zien op deze beelden is een zeer ernstige openlijke geweldpleging/ poging doodslag.
- -
maandag 8 januari 2007 te 01:51 uur:
Ik zag dat de verdachte [verdachte BK] een onbekend gebleven man vasthield aan de achterzijde van zijn lichaam. Ik zag dat [verdachte ZO] voor het slachtoffer stond en tot twee maal direct achter elkaar met zijn linkerarm een felle krachtige slaande beweging maakt naar het hoofd van het slachtoffer. Ik zag dat het slachtoffer in een reflex kennelijk uit zelfbescherming [verdachte ZO] raakte in zijn gezicht. Vervolgens zag ik dat [verdachte ZO] met grote kracht zijn rechterhand naar achteren bracht een uithaalde naar de borst van het slachtoffer en hem raakte. Ik zag dat [verdachte BK] het slachtoffer naar achteren trok met de bedoeling hem op de grond te krijgen. Door deze combinatie van het trekken van [verdachte BK] en het slaan van [verdachte ZO] kwam het slachtoffer ten val op de grond. Ik zag dat een omstander [verdachte ZO] vastpakte bij zijn arm om hem kennelijk te doen stoppen met geweldplegingen. Echter [verdachte ZO] trok zich hier niets van aan. Ik zag dat het slachtoffer nog steeds op de grond lag. Ik zag dat [verdachte ZO] met zijn rechterbeen grote kracht schopte tegen de benen van het slachtoffer. Het slachtoffer kon niets doen en lag hulpeloos op de grond. Ik zag dat twee onbekend gebleven andere mannen, welke niet zijn aangehouden ook beiden een trappende beweging maakten naar het lichaam van het slachtoffer. Ik zag dat [verdachte BK] met zijn been intrapte op het slachtoffer dat op de grond lag. Ik zag dat [verdachte ZO] bukte bij het slachtoffer en met zijn rechterhand insloeg op het lichaam van het slachtoffer. Ik zag dat een omstander [verdachte ZO] wilde tegenhouden van zijn geweldplegingen. Ik zag dat [verdachte ZO] dit niet duldde. Ik zag dat [verdachte ZO] de omstander wegduwde en doorging met zijn geweld. Ik zag dat [verdachte BK] bukte en twee keer insloeg op het slachtoffer. Tegelijkertijd zag ik dat [verdachte ZO] vervolgens tenminste twee keer met grote kracht als ware hij aan het voetballen, intrapte op het slachtoffer. Vervolgens zag ik dat [verdachte BK] vier keer intrapte op het slachtoffer in de richting van zijn hoofd en hem ook daarbij raakte.
Verdachte
Naam : [verdachte ZO] (man)
Voornamen : [Z]
Geboren te : [plaats]
Geboren op : /1970
Geboorteland : [land]
(…)
Verdachte
Naam : [verdachte BK] (man)
Voornamen : [B]
Geboren te : [plaats]
Geboren op : 1983
Geboorteland : [land]
- 12.
De kennisgeving van inbeslagneming van [betrokkene 60] inspecteur van politie, van 7 februari 2007, pagina 47A/4195 en 4196, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In beslag genomen onder [verdachte CÖ], [adres] te Amsterdam:
Omschrijving goederen
- -
12 patronen .32 S&W met vol loden punt
- -
een kluis met daarin een revolver Arminus model HW5, cal 32 S.u.W serienummer 115332 en 7 patronen .32 SeW 03.
13 t/m 16.
Vervallen
17.
Een tapgesprek tussen [verdachte UT] alias [C] (stemherkenning) en [verdachte ZO] (stemherkenning) van 29 oktober 2006 om 20.28 uur, pagina 48A/35908A:
[verdachte ZO] = Z en [verdachte UT] = U
Z: Hallo.
U: Ja.
Z: [C] neem mij niet kwalijk dat ik je lastig val... ik heb veel pijn in mijn voeten.
U: Wat is er aan de hand?
Z: Ik heb tot half negen gewacht broeder wat moet ik doen.
U: Heumm.
Z: Tot half negen.
U: Nee toch! Op wie heb je als laatste gewacht?
Z: Op wie ik heb zitten wachten [S], [K] en het meisje van [verdachte MY] [betrokkene 62]. Ik ben pas om half negen gekomen en de zwellingen van mijn voeten zijn nog steeds niet afgenomen.
U: Wie is [betrokkene 62], meisje van [verdachte MY]?
Z: Die van [verdachte MY] toch, [betrokkene 62] [niet te verstaan].
U: Ja.
Z: Ze zijn om half negen naar huis gegaan... [H] was net wakker geworden, hij is ze komen halen. Ik heb nog niet geslapen. Ik lig als een blok.
U: Wat moeten we doen?
Z: Ik heb griep. Gisteren aan [H] het laten zien. Ik heb gezegd van [H] kijk zie je hoe mijn haren staan van de kou.. Je hoort mijn stem broeder heb ik gezegd. . ik heb niet eens 1 dag...[niet te verstaan].. Waarom laat je ze tot half negen hier mijn broeder heb ik gezegd.. Ja oke knijp je ogen een keer dicht zegt hij ([H]).. Hoe? Op welke wijze moet ik het volhouden heb ik gezegd?
U: Heumm.
Z: “[betrokkene 36] wegbrengen, [betrokkene 9] wegbrengen, [betrokkene 20] wegbrengen, [betrokkene 126] wegbrengen, [betrokkene 26] wegbrengen.. mevrouw die van nummer 110 bij Casa Rossa naar de passage moet, die moet weggebracht worden.. Hoe moet ik dat redden broeder.. dan heb je toch geen voeten meer over, zelfs een beer zou er kapot aan gaan man.. Genade alsjeblieft! “.
U: Is goed, ik zal praten.
18.
Een tapgesprek tussen [verdachte UT] alias [C] (stemherkenning) en [verdachte SB] (stemherkenning) van 29 oktober 2006 om 20.34 uur, pagina 48A/35909A:
[verdachte SB] = S en [verdachte UT] = U
U: Wat ik wilde zeggen is dat [verdachte ZO] gebeld heeft.
S: Ja.
U: Zijn stem klonk heel slecht, hij is ook ziek.
S: Ja.
Hij zei van broeder ik heb kou gevat. Hij zei tegen mij laat mij vandaag blijven, niet gaan.
S: Wat zei hij, blijven, niet naar het werk gaan zei hij?
U: Ja. Ik heb gezegd van dat ik het niet zou weten maar dat hij om 12 uur, 1 uur kan gaan beginnen.
S: Ja natuurlijk dat kan.
19.
Een tapgesprek tussen [verdachte SB] (stemherkenning) en [verdachte UT] alias [C] (stemherkenning) van 30 oktober 2006 om 23.38 uur, pagina 48A/35913 en 35914:
[verdachte UT] = U en [verdachte SB] = S
U: Wat ik wilde vragen, de bodyguards werken die door de week van 7 tot 4 uur in de ochtend?
S: Zij hebben geen normale tijden.. niet meer..
U: Is het zo?
S: Wanneer de meisjes gaan dan gaat hij ook, je moet dat laten voor wat het is...
U: Ja.
(…)
U: [verdachte ZO].. euhmn hij zei dat zij wel tot 6 uur in de ochtend blijven, tot 7 uur blijven ze ook wel door de week. Ik heb gezegd van het kan niet [verdachte ZO]. Hij zweerde dat het zo was... ik zei nog tegen hem van verwissel niet de weekeinden. . . Hij zei toen nee en zei van zeg het tegen REIS... of hij op de hoogte is..
S: Nee ik ben niet op de hoogte.. dat ze doordeweeks zo lang blijven.
U: Hij zegt in de weekeinden ben ik tot 8 uur in de ochtend hier, in het weekeinde maakt het niet uit of ik hier om half negen hier ben.. hij vraagt of het door de week ook zo is.
S: Haa.
U: Ik heb [verdachte ZO] gevraagd of hij niet in de war is... of hij de waarheid zegt. Hij heeft gezworen.
S: Welk meisje blijft daar?
U: Ik weet het niet abi, ik zal dat te weten komen en jou terugbellen.
S: Vraag het aan hem en we betalen hem ook dienovereenkomstig meer geld.. het is niet als vroeger.
U: Ik heb gezegd van ik weet het niet, Reis heeft het zo gezegd toen hij in Turkije was, normaal is het door de week van 7 tot 4 en in de weekeinde. .8 uur half negen moet je daar zijn heb ik gezegd.
S: ... we betalen dienovereenkomstig ook meer geld.
U: Hoe moet ik het zeggen.. wat moet ik nu zeggen abi.
S: We betalen dienovereenkomstig ook meer geld maar je moet wel even te weten komen welk meisje daar blijft, we zijn daar nieuwsgierig naar.
U: Zal ik zeggen mijn broer vraagt welke meisjes, zeg het maar.
S: Hij moet blijven, het is zoals altijd, hij moet gaan als het laatste meisje vertrokken is.
20.
Een tapgesprek tussen [verdachte HB] en [verdachte NT] op 21 december 2005 om 20:01 uur, pagina 47/35038:
[verdachte NT] wordt gebeld door [verdachte HB] [verdachte SB]. [verdachte NT] zegt dat [verdachte HB] hem had moeten bellen. Gesprek over [verdachte ZO] die steeds maar weer om geld vraagt. [verdachte HB] zegt dat [verdachte NT] geen geld aan [verdachte ZO] moet geven; dat hij met [verdachte ZO] heeft gesproken en dat onze [betrokkene 63] (opm.: de lange) de enige is die geld aan hem moet geven. [verdachte HB] zegt: Ik heb met de meisjes gesproken en de meisjes zouden het zelf geven. [...] [verdachte NT] zegt: Behalve [betrokkene 119](fonetisch) betaal ik toch 130, 130? Op z’n minst gaf ik elke week 250-300 Euro aan hem. [verdachte HB] zegt: [verdachte NT], je moet dat allemaal berekenen. [verdachte NT] zegt: Maakt niet uit [verdachte HB] abi. Dat heb ik zelf als zakgeld gegeven. Tot nu toe heb jij het gegeven en nu geven wij het. Om de zaken van de meisjes van onze [verdachte SB], van jou en die andere niet te vertragen, gaf ik (hem) 50 Euro.
21 t/m 34.
Vervallen
35.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 36] van 3 maart 2007 – voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte –, pagina 48A/36054 t/m 36057:
V: Hoeveel is het bodyguard geld?
A: 100 euro, dat is een vaste prijs. Dit is wat de meisjes per week moeten betalen.
V: Moet jij dat geld elke week ontvangen?
A: Ik kijk of iedereen heeft betaald, anders is het niet eerlijk.
V: Komt dat geld bij jou?
A: Soms bij andere meisjes. Ik doe het graag. Ik ontferm me daar over, want die jongens moeten toch ook betaald worden.
V: Voor wie doe je het?
A: Voor de jongens. Zij zijn er ook als ik ze nodig ben.
V: Hoeveel meisjes betalen bodyguardgeld?
A: De laatste tijd ongeveer vier vijf meisjes inclusief mezelf. Het verschilt heel erg, meisjes komen en meisjes gaan.
36 t/m 40.
Vervallen
41.
Het proces-verbaal van bevindingen van [betrokkene 45] en [betrokkene 42] van 2 mei 2006, pagina 46E/22542 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisanten:
Op dinsdag 2 mei 2006 hadden wij, verbalisanten [betrokkene 42] en [betrokkene 45], een gesprek met:
[betrokkene 11], , geboren op 1982 te Amsterdam.
[betrokkene 11] verklaart dat [D] (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 5) een vriendin was en werkte voor [M] (de rechtbank begrijpt: [verdachte NT]). [betrokkene 5] heeft pasgeleden een maagbloeding opgelopen door een van de mishandelingen door [M]. Vlak hierna moest [betrokkene 5] alweer aan het werk in de prostitutie.
42.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [betrokkene 65]van 25 mei 2004, pagina 1/118 t/m 120, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ik heb van augustus 2003 tot april 2004 als prostituee in Amsterdam gewerkt. Ik werkte daar naast twee meisjes die voor [verdachte SB] en [verdachte HB] werken. Deze meisjes ken ik als [betrokkene 66], ik noem haar [C], en [betrokkene 36] (noot verbalisanten: hiermee worden bedoeld [betrokkene 66]
en [betrokkene 36]).
[betrokkene 66] is de vriendin van [verdachte HB] . Zij wordt gedwongen tot prostitutie door [verdachte HB]. [verdachte HB] gebruikt veel geweld tegen haar. Ik heb regelmatig blauwe plekken op haar lichaam gezien. Ik heb ook vaak gehoord dat [verdachte HB] bij [betrokkene 66] in de kamer was. Ik hoorde dan ruzie, gegil van [betrokkene 66] en dat er kennelijk geweld tegen haar werd gebruikt. [betrokkene 66] vertelde mij ook dat [verdachte HB] haar sloeg. Ze vertelde mij dat ze klappen van hem kreeg als ze niet genoeg verdiende. Ze kreeg veel klappen. Ze ging niet bij hem weg. Dat wilde ze wel, maar ze vertelde tegen me dat ze bang was dat hij naar haar familie zou gaan. Die weten niet dat ze in de prostitutie werkt. Zij moet al haar verdiende geld afgeven aan [verdachte HB].
[betrokkene 36] is de vriendin van [verdachte SB]. Zij krijgt veel klappen van [verdachte SB]. Ze heeft heel vaak blauwe plekken. Dat heb ik vaak gezien. Ik heb haar zien werken met twee blauwe ogen. Ze vertelde me toen dat ze door [verdachte SB] in elkaar was geslagen omdat ze had aangepapt met een neger-pooier. [betrokkene 36] is doodsbang voor [verdachte SB]. [betrokkene 36] werkt elke week 4 dagen en gaat elke week naar Turkije om het geld aan [verdachte SB] te brengen.
Over [verdachte HB] [verdachte SB] en [M] ([verdachte NT]) kan ik het volgende vertellen.
(…)
De loopjongens die voor [verdachte SB] en [verdachte NT] werken halen geen geld op voor ze. [verdachte HB], en [M] ontvangen hun geld rechtstreeks uit handen van de meisjes. De loopjongens moeten boodschappen voor de meisjes doen en moeten klanten eruit werken als dat nodig is. De loopjongens krijgen 150 euro per week per te beschermen meisje.
Voor [M] werkt in ieder geval een meisje genaamd [betrokkene 32]. [verdachte SB] heeft naast [betrokkene 36] ook [betrokkene 9] voor zich werken en [verdachte HB] heeft naast [betrokkene 66] ook [betrokkene 67] voor zich werken.
43.
Het proces-verbaal van bevindingen van 12 augustus 2006, pagina 2/528 t/m 532, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisanten:
Op 12 augustus 2006 verscheen aan het bureau van politie de ons bekende [betrokkene 55] (geboren op 1960 te [plaats] in [land]) en verklaarde het volgende.
[verdachte UT, [verdachte SB] en [verdachte NT] zouden zich regelmatig ophouden in Alkmaar en verblijven regelmatig in Vinkenveen. Eveneens zouden hier veel dames verblijven, alsmede andere pooiers. Wij, verbalisanten, weten dat indien [betrokkene 55] verklaart over [C] dat hiermee bedoeld wordt [verdachte UT], met [S] bedoeld wordt [verdachte SB] en met [M] bedoeld wordt [verdachte NT].
[betrokkene 55] verklaarde dat [betrokkene 20], een meisje dat in een politie-uniform werkt, van [C] is. [M] heeft [betrokkene 119] en een Marokkaans meisje voor zich werken. [betrokkene 9] [betrokkene 36] en [betrokkene 83] zouden voor [verdachte SB] moeten werken. [verdachte HB] heeft ook meisjes voor zich werken.
44.
Vervallen
45.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 25] van 9 december 2006, pagina 17/8345 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
[Z] en ik werkten in de prostitutie in Alkmaar in 2006. Vrienden van ons [S] ( de rechtbank begrijpt: [verdachte SB]) en [verdachte TK] vertelden ons dat we beter naar Amsterdam konden gaan. Vanaf het moment dat we daar werkten moesten we aan hen geld afdragen. [S] regelde mijn geldzaken en [verdachte TK] die van [Z]. We betaalden 500 á 600 euro per dag. Ook moesten we de kamerhuur van 130 euro betalen. Ik kreeg 50 euro voor mezelf van [S]. In november werd ik door [S] mishandeld. Hij vroeg me de oorbellen uit te doen en sloeg me toen in gezicht, ik klapte tegen de muur. [Z] en [verdachte TK] waren er bij. Daarna sloeg hij nog een keer, ik klapte weer tegen de muur. Het deed pijn en ik werd draaierig en misselijk. Hij dacht dat ik zonder condoom had gewerkt. [verdachte TK] was er ook bij. Hij zat op een stoel. [S] zei “Mocht ik nog zoiets horen dan maak ik je af”. Hij was buiten zichzelf en agressief. Ik ben bang van [S] ik heb een vuurwapen bij hem gezien in de Porsche. [S] heeft ook altijd een dolk bij zich en een tasje met geld.
46.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 8] van 9 december 2006, pagina 17/8355 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Ik ben met mijn vriendin [betrokkene 25] in Alkmaar in de prostitutie gaan werken. In de zomer van 2006 ontmoetten we daar [verdachte TK]. Hij was een klant. Als hij kwam was dat altijd met een grote groep. De baas was [verdachte SB].
Een aantal weken geleden werden we door [verdachte SB] en [verdachte TK] opgehaald. We gingen naar het Ibishotel in Den Haag. [verdachte SB] zei tegen [betrokkene 25] dat ze haar oorbellen moest uitdoen. Ik zag dat [verdachte SB] [betrokkene 25] plotseling opzettelijk en met kracht heel hard met zijn vlakke hand in het gezicht sloeg. Deze klap was zo hard dat ze met haar hoofd tegen de muur terechtkwam. Ik zag dat [betrokkene 25] direct begon te huilen en in een soort shock terechtkwam. Hierna zag ik dat [verdachte SB] [betrokkene 25] nogmaals opzettelijk en met kracht in haar gezicht sloeg met zijn vlakke hand. Ik schrok hier heel erg van. Ik zag dat [betrokkene 25] naar aanleiding van deze mishandeling een blauwe plek aan de zijkant van haar hoofd kreeg. Ook zag ik dat een gedeelte van het wit van haar oog rood was geworden. De volgende dag was de handafdruk van [verdachte SB] nog steeds te zien in het gezicht van [betrokkene 25]
47.
Het proces-verbaal van verhoor van aangifte van [betrokkene 4] van 15 oktober 2007, pagina 46O/26128, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik heb gezien dat [verdachte SB] een vuurwapen opborg in een kast bij mij op de slaapkamer. Dat was toen mijn dochter al geboren was. Dat was medio november 2004. Ik heb wel eens gezien dat [verdachte SB], [C] of [verdachte HB] een vuurwapen verstopten in het gat in de badkamer. Het gat in het plafond van de badkamer van mijn werkkamer op het Zandpad.
48 en 49.
Vervallen
50.
Een tapgesprek tussen [verdachte SB] (stemherkenning) en [H] (stemherkenning) op 16 september 2006, 22:41, pagina 47A/35537A:
S: [betrokkene 109] (fonetisch) ga je nog wel afrekenen toch?
H: Ja ja natuurlijk.
S: Wanneer? Morgen of vandaag. Vannacht?
H: Morgen morgen. Ik zal het vannacht doen anders. Ik ga het vannacht doen.
(…)
S: Je moet vannacht met [betrokkene 109] wel afrekenen oke.
H: Tuurlijk tuurlijk.. dat sowieso.
S: Reken tot de laatste cent af met die flikker.
H: Ik had hem gisteren bijna klappen verkocht.
S: Hmm..waarom? Wat is er gebeurd?
H: Die kutwijf die zat hier.. ze lag op het bed.. ik kwam de kamer binnen.. zij zit toch bij het meisje.. zij zat daar.. ik heb [betrokkene 109] bij me geroepen.. ik zei “Wat is er hier gaande.. wat denkt die meid van jou wel dat ze is !? Zij zit daar maar..”. Zij zou 200 euro hebben verdiend en omdat 100 ervan aan de bodyguard heeft meegegeven had ze er de pest in en zat daar maar. Mijn meisje zou haar nog uitgefoeterd hebben zo van ‘Wat maak jij nou! Opstaan jij!’ weet je.
(…)
H: Waarschijnlijk neemt hij het meisje niet echt goed te grazen. Ik zal haar een keertje goed te grazen nemen zodat ze alles weer op een rijtje heeft.
S: Dat is niet aan ons.. hij moet het zelf doen ouwe.. hij moet zijn schuld aflossen.
(…)
H: het zijn klootzakken joh… noch [betrokkene 90] (fonetisch) noch [betrokkene 109] vertellen het.. zij geven toch weekgeld.. zelfs dat weten de meiden niet.
(…)
S: Het is beter dat de meiden het niet weten.
51.
Een tapgesprek tussen [verdachte SB] (stemherkenning) en [H] (stemherkenning) van 11 oktober 2006 om 02:32 uur, pagina 47A/35541A en 35541B:
H: [betrokkkene 109] is nu gekomen.
S: Tja hij is gekomen maar zijn schuld.. we hebben tot nog toe maar 1000 lira (lees euro) gekregen betaald van zijn schuld.
H: Ik weet het joh.. Ik heb hem vandaag ook de les gelezen.. ik zei zus en zo.
[verdachte SB] (Duits): dat gaat toch niet. Je weet, wat ik bedoel. En die [betrokkene 90] net zo.
(…)
H: [betrokkene 109] is toen gekomen en ik zei tegen hem per week ‘twee’, kan mij persoonlijk niets schelen of je het doet of niet.
S: Het gaat niet zo ouwe..begrijp je?
H: Ik heb gezegd ‘totdat jij je schuld hebt afbetaald zal ik per week twee van jou krijgen/nemen’.
(…)
H: Ja.. ik heb tegen [betrokkene 109] gezegd ‘twee per week’ en tegen [betrokkene 90] heb ik gezegd ‘jij regelt het maar met jouw trut’. (…)
S: (Turks): Want zij hebben deze week geen bodyguardgeld betaald.. geen van ze. Geen van beiden.
H: Bodyguardgeld?
S: Beiden hebben dat niet betaald deze week.
(…)
H: Die van [betrokkene 90] zal ik wel betalen en die van [betrokkene 109] zal ik nu wel vragen.
S: Is goed. Pak het maar en geef het daar aan [betrokkene 36] af. Oke mijn beste?
H: Oke mijn abi.
52.
Een tapgesprek tussen [verdachte SB] (stemherkenning) en [H] (stemherkenning) op 11 oktober 2006, 23:23 uur, pagina 47A/35543 A en 35543B:
S: Is [betrokkene 109] daar?
H: Ja, hij is nu hier.
S: Wat is er gebeurd?
H: Nou goed dan, ja duidelijk, hij doet wat ik zeg.
S: Wanneer? Maar elke dag dan wel..[niet te verstaan] moeten we van hem nemen.
H: Dinsdag, ik heb tegen hem gezegd op alle dinsdag.
S: Ja.
H: Ik geef het aan jou.
S: Ja, die flikker die moet zijn schuld betalen. Die klootzak.
H: Ja ik heb het gezegd, per week twee, per week moet hij twee geven.
S: Oke. Hoe zal anders zijn schuld ooit afbetaald zijn.
H: Wat zeg je?
S: Hoe zal anders zijn schuld ooit afbetaald zijn.
H: Ja, ja, ik heb het tegen hem gezegd. Twee per week heb ik gezegd [niet te verstaan].
S: Ja oke.
H: Ik heb gezegd negen weken en daarna normaal heb ik gezegd.
S: Aha. ..[niet te verstaan].. [ze praten door elkaar heen] Heeft die tot nu niets, heeft hij die flikker geen geld gespaard...
H: Nee, hij heeft niets gespaard.
S: Ja!
H: Ja! Ik heb gezegd: “het interesseert mij niet meer of zij daar pijn heeft, of haar kut zeer doet... maak niet uit. Ik heb gezegd kijk, ik heb jullie uit gered van mijn broer, de volgende keer zal ik mij om jullie bekommeren”.
53.
Een tapgesprek tussen (S) [verdachte SB] (stemherkenning) en (H) NN [H] (stemherkenning) op 30 januari 2007 om 16:32 uur, pagina 40/18220:
S: Als jij in de straat bent je weet het meisje van [verdachte DS]?
H: Ja.
S: Zij is niet meer van [verdachte DS]. Ik heb haar van [verdachte DS] afgepakt.
H: Wat zeg je?
S: Ik heb haar van [verdachte DS] afgepakt.
H: Mooi.
S: Ik heb haar aan [verdachte BK] gegeven.
H: Ze is nu van [verdachte BK]?
S: Als jij daar bent moet je op haar letten. Is dat goed?
(…)
H: (…) het meisje van [verdachte DS] zou gezegd hebben van Albaniërs.
S: Dat heb ik opgelost.
(…)
S: Ja, ik heb haar genomen, ze verblijft bij mij … Ze is het meisje geworden van[verdachte BK]. Cadeau aan hem.
(…)
S: Wat heeft zij te zoeken bij die flikker van [verdachte DS].
54.
Een tapgesprek tussen [verdachte SB] (stemherkenning) en [H] (stemherkenning) van 1 februari 2007 om 15:03 uur, pagina 48A/35005A:
[verdachte SB] = S en [H] = H
H: [verdachte BI] heeft gebeld en hij heeft een nieuwe vrouw meegebracht en die wilde de kamer overdag hebben voor een paar dagen. En hij komt al.
S: Goed mijn beste.
H: Dat noem ik pech. Maar doet er niet toe, ik stuur ze wel naar Duitsland. Wat moet ik anders doen.
S: Waarom? Ze kan in Amsterdam werken.
H: Ja, die wil daar niet. Die wil niet naar Amsterdam.
S: Plaats haar in Spaustraat, daar is het ook goed.
H: Ja, maar dan moet ik er ‘s avonds naast staan. Er is daar immers niemand. Die is nu bang, die gaat niet alleen.
S: Ik wil wel daar staan, is geen probleem, als jij werk te doen hebt.
55.
Een tapgesprek tussen [verdachte SB] (stemherkenning) en [H] (stemherkenning) van 1 februari 2007 om 16.13 uur, pagina 48A/36006A:
[verdachte SB] = S en [H] = H
H: Ik heb het meisje naar Duitsland gestuurd.
S: Ja.
H: [betrokkene 21] gaat nu in de office kamer.
S: [betrokkene 21]?
H: Dinges. . . 162, wat ik van jou heb, de kamer.
S: Ik begrijp het niet.
H: Ik heb jou kamer toch nu op dit moment. Het meisje van [U] heeft het.
S: Ja.
H: het meisje van [U] gaat naar het office en dan kan [verdachte BI] hem ‘s avonds hebben, die zoekt een kamer in Utrecht.
S: Waar gaat jouw meisje naar toe? Waar gaat [betrokkene 21] naar toe?
H: [betrokkene 21] gaat naar het ‘office’, ik heb toch van het office’ ook een kamer.
S: Oke
H: Die gaat daarheen. .en dan is die van jou weer vrij en kun je die aan [verdachte BI] geven.
S: Oke.
H: [verdachte BI] zocht daar.
S: Ik weet het niet.
H: Bel [verdachte BI] even op, want die wilde overdag de kamer van [betrokkene 116] en nu is die ‘s avonds vrij, dan kan die er ‘s avonds in, dat wil [verdachte BI] liever denk ik.
S: Oke ik zal bellen en het zeggen.
56.
Een tapgesprek tussen [verdachte SB] (stemherkenning) en [H] (stemherkenning) op 6 februari 2007, om 21:50 uur, pagina 47A/35555A:
S: Heb je het ingezameld, je weet vandaag is het dinsdag?
H: Ja, ja ik ga zo de stad in en zal het inzamelen.
S: Zamel het in en kom want ik heb werk te doen later.
H: Ja.
S: Ik kan het niet door de telefoon tegen jou zeggen.
H: Zal ik ook komen.
S: Zamel het in en kom naar mij toe.
H: Is goed.
S: Er zijn dingen die ik met jou moet bespreken. Zamel het in en kom.. .is dat goed.
H: Is goed..
(…)
S: Zamel het in en kom.. ik zeg toch dat ik dingen heb die ik moet bespreken.
H: Oke ik kom.
57.
Een geschrift, te weten een in de Nederlandse taal vertaald proces-verbaal van verhoor door P. van Sandvliet, Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, in België, van [betrokkene 21] op 15 januari 2010, pagina 7, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
[verdachte SB] heeft voortdurend andere mannen verteld hoe zij met hun vrouwen om moesten gaan. Alle mannen uit de groep waren bang voor hem. [verdachte SB] genoot daarvan. Hij vond het fijn wanneer dingen gingen zoals hij wilde dat ze gingen.
Ik heb geluk gehad met [H]. Wij konden praten. Ik kon [H] rustig krijgen door met hem te praten. [verdachte SB] heeft ook geprobeerd hem te besturen naar mij toe. Dit werd ook steeds sterker naar mate ik daar langer was. Ik weet niet hoe dat ging tussen [H] en zijn andere vrouwen.
[H] heeft mij één keer geslagen. Hij gaf mij een heftige oorvijg omdat ik niet had geluisterd. [H] was ook bang voor [verdachte SB]. [H] dreigde ook met [verdachte SB]. Ik ben nooit door [verdachte SB] geslagen. Ik was niet zijn vrouw. Hij doet dat anders. Hij doet het meer psychologisch. Hij kijkt je op een bepaalde manier en zegt dingen op een bepaalde manier. Daarnaast zie je wat hij met zijn eigen vrouwen doet.
(…)
De tweede keer dat ik naar Nederland kwam, ben ik ongeveer een jaar in Nederland gebleven. [betrokkene 13] en ik zijn samen er vandoor gegaan. Dat hebben we 's nachts gedaan. Ik was niet meer verliefd. Het was alleen maar werken en het ging mij te veel over [verdachte SB]. Ik vroeg mij op een gegeven moment af met wie ik een relatie had, met [H] of met [verdachte SB]. [H] werd ook steeds meer zoals [verdachte SB]. Hij deed steeds vaker wat [verdachte SB] wilde. Hij begon op te merken naar mij toe dat ik niet meer zo goed verdiende. Het was mooi als ik meer zou verdienen. Ik voelde dat hij meer druk op mij ging uitoefenen.
58.
Een geschrift, te weten een in de Nederlandse taal vertaald proces-verbaal van verhoor door P. van Sandvliet, Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, in België, van [betrokkene 21] op 16 maart 2010, pagina 3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Foto 17. (de rechtbank stelt vast: verdachte)
Deze man ken ik onder vele namen. [H], [J], [Ö] of kleine [Ö].
(…)
Als de officier van justitie mij vraagt hoe ik terugkijk op mijn relatie met deze man in het verleden, dan zeg ik dat dat niet mooi was. Dat was hij niet alleen. Ik bedoel daarmee, dat [verdachte SB] daar achter zat. [verdachte SB] heeft hen allemaal aangestuurd. Wat hij vroeg, dat deden zij, dat gebeurde. Het was een wet.