Einde inhoudsopgave
Waarde en erfrecht (Publicaties vanwege het Centrum voor Notarieel Recht) 2008/7.2.2
7.2.2 Waarderingsmoment en waarderingsmethoden
prof. dr. mr. W. Burgerhart, datum 31-12-2007
- Datum
31-12-2007
- Auteur
prof. dr. mr. W. Burgerhart
- JCDI
JCDI:ADS613172:1
- Vakgebied(en)
Erfrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
J.E.A.M. van Dijck, G.T.K. Meussen, Waarde in het economische verkeer, Deventer: Kluwer 2004, p. 9. Anders B.C.M. Waaijer, De peildatum voor de successiebelasting, WPNR 5878 (1988). Waaijer pleit voor een verplichte waardering naar het moment waarop men daadwerkelijk over de nalatenschap kan beschikken, waarbij er al veel gewonnen zou zijn als de belastingrechter met wat meer durfde bandbreedte rond de sterfdatum zou benutten door ook rekening te houden met feiten die op de overlijdensdatum nog niet konden worden voorzien. Daarbij zij voor de goede orde aangetekend dat Waaijer het successierecht niet als – uitsluitend – een belasting naar draagkracht aanmerkt.
H. Schuttevâer, J.W. Zwemmer, De Nederlandse successiewetgeving, Deventer: Kluwer 1998, p. 60. Zie ook paragraaf 3.2.
Zie, met vermelding van relevante jurisprudentie, H.J. Hofstra, R.E.C.M. Niessen, Inleiding tot het Nederlands belastingrecht, Deventer: Kluwer 2002, p. 258 e.v. De keuze van een waarderingsmethode is volgens de Hoge Raad een aan de feitenrechter over te laten feitelijke kwestie, ‘mits het wettelijk begrip niet wordt miskend en de gevolgde methode niet zodanig gebreken vertoont dat redelijkerwijze van haar toepassing een behoorlijke waardebepaling niet is te verwachten’. HR 19 oktober 1927, B 4132. Zie HR 23 december 1965, NJ 1967, 44 (Hendriksen/Maatkamp), waarin voor het civiele recht werd beslist dan voor de waardebepaling alle relevante factoren in aanmerking moeten worden genomen. Waar de keuze van een waarderingsmethode in het fiscale recht – blijkens het gemelde arrest van de Hoge Raad – in cassatie niet getoetst kan worden, ben ik van mening dat dit niet altijd op gaat voor het civiele recht. Zie hoofdstuk 5, § 11.
Zie over waardebegrippen en enkele waarderingsmethoden ook hoofdstuk 4, § 3.2.2.
De waardering moet plaatsvinden naar de toestand op het moment van het belastbare feit, waarbij volgens Van Dijck en Meussen bij een waardering ‘in het economische verkeer’ bij een draagkrachtbelasting, zoals de successiebelastingen in hun visie, alleen maar de elementen in aanmerking kunnen komen die in het economische verkeer op dat moment bekend zijn. Rekening houden met onbekende omstandigheden betekent het invoeren van een in het belastingrecht ongebruikelijke fictie (de waarde indien op het bedoelde moment alles bekend zou zijn) in gevallen waarin de wet zelf deze ‘onwerkelijkheid’ niet invoert.1 Zwemmer houdt voor de waardering ten behoeve van de successiebelastingen wel rekening met naderhand intredende ontwikkelingen indien deze een nieuw licht op de waarde ten tijde van overlijden werpen. Als deze – nader – gebleken feiten en omstandigheden al op dat moment bestonden, maar nog niet bekend waren, dan dient daarmee zijns inziens voor de waardering rekening te worden gehouden. Zelfs het vermoeden dat ná overlijden intredende gebeurtenissen gevolgen hebben voor hetgeen op de sterfdag had kunnen worden verwacht, kan volgens hem op de waardering van invloed zijn. Iets anders zijn de naderhand voorgevallen feiten die ten tijde van het overlijden niet voorzienbaar waren; deze mogen niet in aanmerking worden genomen.2 Van Dijck en Meussen nemen een ‘strenger’ standpunt dan Zwemmer in. Dit verschil van opvatting lijkt evenwel voort te vloeien uit het feit dat eerstgenoemden de successiebelastingen als heffingen naar draagkracht aanmerken, terwijl men er volgens Zwemmer – voor de rechtvaardiging van deze belastingen – niet komt met een beroep op de – vermeerdering van de – draagkracht.3
Ter bepaling van een objectieve of een subjectieve waarde zijn vele methoden – en combinaties daarvan – beschikbaar. Een vaste rangorde tussen de verschillende methoden ontbreekt. Afhankelijk van de omstandigheden zal voor een bepaalde methode worden gekozen, met dien verstande dat geen enkele waardebeïnvloedende factor buiten aanmerking mag worden gelaten.4 In het fiscale recht wordt een veelheid aan begrippen gehanteerd waarvan het woord waarde deel uitmaakt (waarde in het economische verkeer, (in)directe opbrengstwaarde, vervangingswaarde, bedrijfswaarde etc.). Niet zelden wordt met het gebruik van bepaalde begrippen inhoud gegeven aan de waarde in het economische verkeer (bijvoorbeeld verkoopwaarde), maar ook worden zij gebruikt om een waarderingsmethode aan te duiden (liquidatiewaarde). Het waardebegrip dient te worden onderscheiden van de waarderingsmethode.5 De methode is de ‘weg’ waarlangs men tot de invulling van een bepaald waardebegrip tracht te komen. De methode dient evenwel zodanig te worden gekozen dat in het licht van het toepasselijke waardebegrip van de desbetreffende heffingswet geen enkele waardebepalende factor uitgesloten wordt.