Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/II.7.5.2
II.7.5.2 Sub-participatie
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS362452:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Volgens sommigen moet een sub-participatie als een (limited recourse) geldlening worden aangemerkt. Voor het Nederlandse recht is deze aanname in zijn algemeenheid onjuist. Beide figuren moeten van elkaar worden onderscheiden. De subparticipate kan in de meeste gevallen als een rechtsfiguur ‘sui generis’ worden aangemerkt. Afhankelijk van de wijze waarop de sub-participatie door partijen is vormgegeven, is het echter mogelijk dat de participatie als een (limited recourse) geldlening moet worden gekwalificeerd. Ook is het denkbaar dat de participatie moet worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht en/of lastgeving als bedoeld in art. 7:400 e.v. en 414 e.v. BW. Of dit zo is, moet van geval tot geval worden beoordeeld. De bewoordingen van de sub-participate zullen daarbij een belangrijke rol spelen.
Daarnaast kan de zogeheten risico-participatie worden onderscheiden. In dat geval participeert de participant alleen in het kredietrisico dat aan een onderliggende vorderingenportefeuille is verbonden, bijvoorbeeld doordat hij een garantie afgeeft aan de originator ter zake van de betaling van hoofdsom en rente door de schuldenaren. De participant kan geen aanspraak maken op de betalingen die de originator van de onderliggende schuldenaren ontvangt.
Zie over CLO’s hiervoor: § II.5.5.
Ik laat hier verder buiten beschouwing of het SPV naar Nederlands recht onder omstandigheden wellicht een beroep toekomt op art. 7:424 jo 420 BW. Hoewel dat in de regel niet het geval zal zijn – de overeenkomsten die de originator met de schuldenaren aangaat, worden immers niet aangegaan voor rekening van het SPV – kan dit afhankelijk van de wijze waarop de sub-participatie precies wordt vormgegeven anders zijn.
Vgl. Moody’s Investors Service, Structured Finance, Moody’s view on transferring loans using participations in lieu of assignments in CLOs, June 2009.
Indien een verpanding mogelijk is, rijst evenwel de vraag waarom niet gekozen zou worden voor een structuur gebaseerd op een cessie. Reden zou kunnen zijn dat de vorderingen zijn onderworpen aan een beding dat blijkens haar bewoordingen de overdracht van de vordering uitsluit, maar de verpanding daarentegen (expliciet) toestaat. Ook is denkbaar dat de originator om commerciële redenen niet wenst dat haar schuldenaren ervan op de hoogte zouden kunnen komen dat de vorderingen op hen zijn verkocht, maar er geen bezwaar tegen heeft dat hen eventueel wordt medegedeeld dat de vorderingen als onderpand dienen voor een financieringstransactie.
Vgl. Ruys 1998b, p. 516.
Onoverdraagbaarheidsbedingen komen in de praktijk onder meer voor bij handelsvorderingen en vorderingen uit (gesyndiceerde) bedrijfsleningen. In geval van bedrijfsleningen kan de overdracht van de kredietvordering beperkt zijn toegestaan, voor zover het de overdracht aan een groepsmaatschappij van de leninggever betreft of de leningnemer met de overdracht instemt.
Opgemerkt zij dat naar Nederlands recht volgens de heersende opvatting onoverdraagbare vorderingen niet kunnen worden verpand. In deze studie wordt wat betreft krachtens beding niet-overdraagbare vorderingen echter anders verdedigd. Zie § VI.2.3.
Zie hiervoor: § II.4.
131. Beschrijving. Een figuur die gelijkenis vertoont met de hiervoor beschreven ‘limited recourse loan’ is de sub-participatie.1 De originator kan aan het SPV (of rechtstreeks aan een groep van investeerders) een subparticipatie verlenen in de te effectiseren vorderingenportefeuille. In dat geval betaalt het SPV de originator een bedrag dat is gerelateerd aan de nominale waarde van de te effectiseren vorderingen. Als tegenprestatie verkrijgt het SPV een vordering op de originator tot (periodieke) betaling van een bedrag gelijk aan de bedragen die van schuldenaren van de geëffectiseerde vorderingen worden ontvangen. Indien de originator geen betaling van schuldenaren ontvangt, zal ook het SPV geen uitkering ontvangen. Men spreekt van een funded sub-participatie.2
De sub-participatie als alternatief voor overdracht wordt soms wel toegepast bij de securitisation van bedrijfsleningen (‘collateralised loan obligations’ (CLO’s)).3
132. Dubbel kredietrisico. Evenals een vorderingenverkoop en een limited recourse lening, is een sub-participatie een methode om het economisch belang bij een vorderingenportefeuille over te dragen aan een investeerder. Een sub-participatie is in beginsel een zuiver obligatoire rechtsverhouding. Anders dan in geval van een cessie komt het SPV niet in een rechtstreekse verhouding te staan tot de schuldenaren van de onderliggende vorderingen. Het SPV staat alleen in een rechtsverhouding tot de originator. Het SPV verkrijgt geen vorderingen jegens de schuldenaren en kan derhalve ook geen betaling afdwingen van de vorderingen waarin het participeert. Het SPV loopt derhalve een tweeledig kredietrisico. Op de eerste plaats is dat het insolventierisico van de schuldenaren van de onderliggende vorderingen; het SPV heeft jegens de originator immers slechts een recht op betaling, indien en voor zover de onderliggende schuldenaren betalingen hebben verricht. Op de tweede plaats is het SPV blootgesteld aan het insolventierisico van de originator. In het faillissement van de originator heeft het SPV in beginsel slechts een concurrente vordering tot betaling van de participatie.4
133. Nadelen en voordelen. Een belangrijk nadeel van een sub-participatie is dat de rating van de ABS in beginsel niet hoger zal uitvallen dan de rating van de originator. De kredietwaardigheid van het SPV is immers geheel afhankelijk van de kredietwaardigheid van de originator.5 Het faillissementsrisico dat het SPV ten opzichte van de originator loopt, kan echter worden gemitigeerd doordat de vorderingen waarin het SPV participeert aan het SPV worden verpand.6 Afgezien van een transactiestructuur met een verpanding, zal een originator over het algemeen dan ook geen financieringsvoordelen behalen met een een sub-participatie. Wel kunnen er andere voordelen zijn. Zo geldt voor financiële ondernemingen dat zij door middel van een sub-participatie mogelijk in aanmerking kunnen komen voor een vermindering van het solvabiliteitsvereiste.7 Bovendien kan een sub-participatie een aantrekkelijk alternatief voor cessie zijn, indien:
de onderliggende vorderingen onoverdraagbaar zijn;8,9
het gaat om vorderingen op schuldenaren die in verschillende jurisdicties gevestigd zijn zodat een juridische overdracht vanwege de verschillende betrokken rechtsstelsels bezwaarlijk is of;
de originator onder geen enkele omstandigheid wenst (derhalve ook niet in geval van een ‘trigger event’) dat zijn schuldenaren ervan op de hoogte komen dat het economisch belang bij hun schulden is overgegaan op een derde.
Een alternatief voor een sub-participatie zou een synthetische securitisation kunnen zijn.10 Een nadeel daarvan is echter dat daarmee, anders dan met een funded sub-participatie, in de regel geen financiering wordt verkregen.