Einde inhoudsopgave
Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds
Artikel 8 Politieke dialoog
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2017
- Redactionele toelichting
Voorlopige toepassing vanaf 31-10-2010.
- Bronpublicatie:
22-06-2010, Trb. 2011, 78 (uitgifte: 03-05-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-07-2017, Trb. 2017, 116 (uitgifte: 21-07-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
1.
De partijen gaan regelmatig een brede, evenwichtige en diepgaande politieke dialoog aan, die tot verbintenissen van beide zijden leidt.
2.
Het doel van deze dialoog is het uitwisselen van informatie, het bevorderen van het wederzijdse begrip en het vereenvoudigen van de totstandkoming van overeengekomen prioriteiten en gemeenschappelijke agendapunten, met name door te erkennen dat de verschillende aspecten van de betrekkingen tussen de partijen verband houden, met de diverse samenwerkingsterreinen waarin deze Overeenkomst voorziet. De dialoog dient het overleg tussen de partijen in internationale fora te vereenvoudigen en hun samenwerking te versterken, en een stelsel van effectief multilateralisme te bevorderen en in stand te houden. De dialoog moet tevens voorkomen dat situaties ontstaan waarin een partij het noodzakelijk acht een beroep te doen op de overlegprocedures van de artikelen 96 en 97.
3.
De dialoog heeft betrekking op alle doelstellingen van de Overeenkomst, alsmede alle vraagstukken van gemeenschappelijk, algemeen of regionaal belang, met inbegrip van vraagstukken betreffende regionale of continentale integratie. Door middel van de dialoog dragen de partijen bij tot vrede, veiligheid en stabiliteit, en bevorderen zij de totstandkoming van een stabiel en democratisch politiek klimaat. De dialoog omvat samenwerkingsstrategieën, waaronder de agenda voor de doeltreffendheid van hulp, en wereldwijde en sectorale beleidsvraagstukken, zoals milieu, klimaatverandering, gendervraagstukken, migratie en vraagstukken in verband met het cultureel erfgoed. De dialoog betreft voorts algemeen en sectoraal beleid van beide partijen dat van invloed kan zijn op de verwezenlijking van de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking.
4.
De dialoog concentreert zich onder meer op specifieke politieke vraagstukken van gemeenschappelijk belang of van algemene betekenis voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst, zoals de wapenhandel, buitensporige militaire uitgaven, drugs, georganiseerde criminaliteit en kinderarbeid, alsook discriminatie op welke grond dan ook, zoals ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of sociale afkomst, vermogen, geboorte of andere status. In het kader van de dialoog wordt voorts regelmatig geëvalueerd welke de ontwikkelingen zijn ten aanzien van de eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen, de rechtsstaat en goed bestuur.
5.
Een op brede basis gestoeld beleid ter bevordering van de vrede en ter voorkoming, beheersing en oplossing van gewelddadige conflicten is een belangrijk onderdeel van de dialoog; het streven naar vrede en democratische stabiliteit dient bij de vaststelling van de prioriteitsgebieden voor de samenwerking volledig in aanmerking te worden genomen. Bij de dialoog in dit verband worden de relevante regionale ACS-organisaties en de Afrikaanse Unie, waar van toepassing, ten volle betrokken.
6.
De dialoog wordt op flexibele wijze gevoerd. De dialoog verloopt naargelang de behoefte formeel of informeel, en wordt gevoerd zowel binnen als buiten het institutionele kader, met inbegrip van de ACS-groep en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, in een passende vorm en op passend niveau, onder meer op nationaal, regionaal en continentaal niveau of voor de gehele ACS.
7.
Regionale organisaties en vertegenwoordigers van organisaties van het maatschappelijk middenveld worden bij de dialoog betrokken, alsook waar van toepassing de nationale parlementen van de ACS-staten.
8.
Waar dat passend is, en om situaties te vermijden waarin een partij het noodzakelijk acht een beroep te doen op de overlegprocedure van artikel 96, dient overeenkomstig de modaliteiten van bijlage VII, een systematische en geformaliseerde dialoog te worden gevoerd die betrekking heeft op de essentiële elementen.