Einde inhoudsopgave
Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds
Bijlage II Financieringsvoorwaarden
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2017
- Redactionele toelichting
Voorlopige toepassing vanaf 31-10-2010.
- Bronpublicatie:
22-06-2010, Trb. 2011, 78 (uitgifte: 03-05-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-07-2017, Trb. 2017, 116 (uitgifte: 21-07-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Hoofdstuk 1. Financiering van investeringen
Artikel 1
1
De financieringsvoorwaarden voor maatregelen in het kader van de Investeringsfaciliteit, leningen uit de eigen middelen van de Europese Investeringsbank en speciale maatregelen worden in dit hoofdstuk vastgesteld. Deze middelen worden verstrekt aan daarvoor in aanmerking komende ondernemingen, direct dan wel indirect, via daarvoor in aanmerking komende investeringsfondsen en/of financiële tussenpersonen.
2
Middelen voor rentesubsidies, als bedoeld in deze bijlage, worden beschikbaar gesteld uit de toewijzing voor rentesubsidies als bepaald in bijlage I ter, lid 2, onder c), bij deze Overeenkomst.
3
Rentesubsidies kunnen worden gekapitaliseerd of gebruikt in de vorm van niet-terugvorderbare hulp. Het bedrag van de rentesubsidie wordt, na berekening van de waarde op het tijdstip van de overboeking van de lening, afgeboekt op het bedrag van de toewijzing voor rentesubsidies als bepaald in bijlage I ter, artikel 2, onder c), en rechtstreeks overgemaakt aan de Bank. Maximaal 10 % van deze toewijzing voor rentesubsidies mag ook worden gebruikt voor de ondersteuning van projectgerelateerde technische bijstand in ACS-landen.
4
Deze voorwaarden gelden onverminderd de voorwaarden die kunnen worden opgelegd aan ACS-landen waarvoor beperkende leningsvoorwaarden gelden in het kader van het initiatief voor arme landen met een zware schuldenlast (‘HIPC’) of een andere internationaal overeengekomen regeling voor de houdbaarheid van de schuldenlast. Wanneer dergelijke regelingen een reductie vereisen van het rentetarief voor leningen met meer dan 3 %, zoals is toegestaan krachtens de artikelen 2 en 4 van dit hoofdstuk, tracht de Bank de gemiddelde kosten van de middelen door passende medefinanciering met andere donors te verminderen. Indien dit niet mogelijk wordt geacht, kan de rentevoet van de banklening zodanig worden verlaagd dat deze overeenstemt met het niveau in het kader van het HIPC-initiatief of een internationaal overeengekomen regeling voor de houdbaarheid van de schuldenlast.
Artikel 2. Middelen van de Investeringsfaciliteit
1
De middelen van de Investeringsfaciliteit worden, onder andere, gebruikt voor:
- a.
de verstrekking van risicokapitaal in de vorm van:
- i.
aandelenparticipaties in ondernemingen uit de ACS-staten, inclusief financiële instellingen;
- ii.
semikapitaalbijstand aan ondernemingen uit de ACS-staten, inclusief financiële instellingen; en
- iii.
garanties en andere kredietaanvullingen die kunnen worden gebruikt voor het dekken van politieke en andere investeringsgerelateerde risico's, ten behoeve van buitenlandse en plaatselijke investeerders of kredietverleners.
- b.
de verstrekking van gewone leningen.
2
Aandelenparticipaties hebben gewoonlijk betrekking op nietcontrolerende minderheidsbelangen en worden vergoed op basis van de resultaten van het betrokken project.
3
Semikapitaalbijstand kan bestaan uit voorschotten van aandeelhouders, converteerbare obligaties, voorwaardelijke, achtergestelde of participatieleningen of een soortgelijke vorm van bijstand. Deze bijstand kan met name bestaan uit:
- a.
voorwaardelijke leningen, waarvan de aflossing en/of looptijd af hankelijk is van de vervulling van bepaalde voorwaarden met betrekking tot het resultaat van het project; in het specifieke geval van voorwaardelijke leningen voor pre-investeringsonderzoeken of andere projectgerelateerde technische bijstand, kan de aflossing worden geannuleerd indien de investering niet plaatsvindt;
- b.
participatieleningen, waarvan de aflossing en/of looptijd afhankelijk is van de financiële rentabiliteit van het project; en
- c.
achtergestelde leningen, waarvan de terugbetaling pas plaatsvindt nadat de overige verstrekte kredieten zijn terugbetaald.
4
De vergoeding van elke maatregel wordt gespecificeerd bij het verstrekken van de lening. Echter:
- a.
in het geval van voorwaardelijke en participatieleningen omvat de vergoeding gewoonlijk een vaste rentevoet van maximaal 3% en een variabele component die gerelateerd is aan het resultaat van het project; en
- b.
in het geval van achtergestelde leningen is de rentevoet marktconform.
5
De garanties zijn in overeenstemming met de verzekerde risico's en de bijzondere kenmerken van de maatregel.
6
De rentevoet van gewone leningen omvat een referentietarief dat door de Bank wordt toegepast voor vergelijkbare leningen waarvoor dezelfde voorwaarden gelden inzake aflossingsvrije periode en periode van aflossing, alsmede een door de Bank vastgestelde opwaardering.
7
Voor gewone leningen in landen waarvoor geen beperkende leningsvoorwaarden gelden in het kader van het HIPC-initiatief of een andere internationaal overeengekomen regeling voor de houdbaarheid van de schuldenlast, gelden in de volgende gevallen concessionele voorwaarden:
- a)
in het geval van infrastructuurprojecten die een voorwaarde zijn voor de ontwikkeling van de particuliere sector in de minst ontwikkelde landen, in landen die zich in een postconflictsituatie bevinden en in landen die door een natuurramp zijn getroffen. In deze gevallen wordt de rentevoet van de lening verlaagd met maximaal 3 %;
- b)
in het geval van projecten die betrekking hebben op herstructureringsmaatregelen in het kader van privatisering of projecten met aanmerkelijke en duidelijk aantoonbare sociale of milieuvoordelen. In deze gevallen worden de leningen verstrekt met een rentesubsidie waarvan de omvang en vorm afhankelijk zijn van de bijzondere kenmerken van het project. De rentesubsidie bedraagt echter niet meer dan 3 %.
De uiteindelijke rentevoet van leningen die onder a) of b) vallen, bedraagt in geen geval minder dan 50 % van het referentietarief.
8
De voor deze concessionele doeleinden ter beschikking gestelde middelen zijn afkomstig uit de toewijzing voor rentesubsidies als bepaald in bijlage I ter, lid 2, onder c), bij deze Overeenkomst.
9
Rentesubsidies kunnen worden gekapitaliseerd of gebruikt in de vorm van niet-terugvorderbare hulp. Maximaal 15 % van de begroting voor rentesubsidies mag worden gebruikt voor de ondersteuning van projectgerelateerde technische bijstand in ACS-landen.
Artikel 3. Maatregelen van de Investeringsfaciliteit
1
In het kader van de Investeringsfaciliteit wordt in alle sectoren van de economie steun verleend voor investeringen van particuliere en commercieel geleide publieke entiteiten, onder andere voor economische en technologische infrastructuur die opbrengsten genereert en voor de particuliere sector cruciaal is. De Investeringsfaciliteit dient:
- a.
te worden beheerd als een revolverend fonds en gericht te worden op financiële duurzaamheid. Voor de maatregelen in het kader van de Investeringsfaciliteit gelden marktconforme voorwaarden; de maatregelen mogen niet leiden tot verstoringen op de lokale markten of het verplaatsen van particuliere financieringsbronnen; en
- b.
gericht te zijn op katalysering, door het aantrekken van plaatselijke langetermijnmiddelen te bevorderen en buitenlandse particuliere investeerders en kredietverleners te interesseren voor projecten in de ACS-staten.
2
Bij het verstrijken van de geldigheidsduur van dit Financieel Protocol en bij gebreke van een specifiek besluit van de Raad van Ministers worden de cumulatieve nettoterugbetalingen aan de Investeringsfaciliteit overgedragen naar het volgende Protocol.
Artikel 4. EIB-leningen uit de eigen middelen
1
De Bank:
- a.
draagt met de door haar beheerde middelen bij tot de economische en industriële ontwikkeling van de ACS-staten op nationale en regionale basis; daartoe financiert zij, bij wijze van prioriteit, productieve projecten en programma's of andere investeringen gericht op de bevordering van de particuliere sector in alle sectoren van de economie;
- b.
werkt nauw samen met de nationale en regionale ontwikkelingsbanken en met bancaire en financiële instellingen uit de ACS-staten en de EU; en
- c.
wijzigt, in overleg met de betrokken ACS-staat, de in de Overeenkomst omschreven regelingen en procedures voor de tenuitvoerlegging van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, teneinde zo nodig rekening te houden met de aard van de projecten en programma's en in het kader van haar statutaire procedures conform de doelstellingen van de Overeenkomst te handelen.
2
Voor leningen uit de eigen middelen van de Bank gelden de volgende voorwaarden:
- a)
het referentierentetarief is het tarief dat door de Bank wordt toegepast voor leningen tegen dezelfde voorwaarden wat munteenheid en aflossingsperiode betreft op de dag van ondertekening van de overeenkomst of op de datum van overboeking;
- b.
voor landen waarvoor geen beperkende leningsvoorwaarden gelden in het kader van het HIPC-initiatief of een andere internationaal overeengekomen regeling voor de houdbaarheid van de schuldenlast, geldt echter het volgende:
- i)
projecten in de overheidssector komen in principe in aanmerking voor een rentesubsidie van maximaal 3 %;
- ii)
projecten in de particuliere sector, vallende onder de categorieën gespecificeerd in artikel 2, lid 7, onder b), komen in aanmerking voor rentesubsidies onder dezelfde voorwaarden als gespecificeerd in genoemde bepaling.
De uiteindelijke rentevoet bedraagt in geen geval minder dan 50 % van het referentietarief;
- c)
de aflossingsperiode van door de Bank uit eigen middelen verstrekte leningen wordt vastgesteld op basis van de economische en financiële kenmerken van het project. Voor deze leningen geldt gewoonlijk een aflossingsvrije periode, die wordt vastgesteld onder verwijzing naar de periode die voor de uitvoering van het project nodig is.
3
Voor door de Bank uit eigen middelen gefinancierde investeringen in overheidsbedrijven kunnen van de betrokken ACS-staat specifieke projectgerelateerde garanties of verbintenissen worden verlangd.
Artikel 5. Regels inzake wisselkoersrisico
Teneinde de gevolgen van wisselkoersschommelingen zo veel mogelijk te beperken, worden de problemen in verband met het wisselkoersrisico als volgt aangepakt:
- a.
in het geval van aandelenparticipaties die gericht zijn op de versterking van de eigen middelen van een onderneming, komt het wisselkoersrisico in het algemeen voor rekening van de Investeringsfaciliteit;
- b.
in het geval van financiering met risicodragend kapitaal ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf, wordt het wisselkoersrisico in het algemeen gedeeld door enerzijds de Gemeenschap en anderzijds de overige betrokken partijen. Gemiddeld wordt het wisselkoersrisico gelijkelijk gedeeld; en
- c.
voorzover haalbaar en passend, met name in landen die de kenmerken vertonen van macro-economische en financiële stabiliteit, worden in het kader van de Investeringsfaciliteit leningen verstrekt in de lokale munteenheden van de ACS-staten, teneinde aldus het wisselkoersrisico de facto weg te nemen.
Artikel 6. Regels inzake overmaking van deviezen
De betrokken ACS-staten verbinden zich ertoe om ten aanzien van maatregelen uit hoofde van de Overeenkomst waarvoor zij schriftelijk toestemming hebben verleend in het kader van deze Overeenkomst:
- a.
de rente, provisies en aflossing van leningen vrij te stellen van nationale of lokale belastingen of fiscale heffingen die krachtens de wetgeving van de betrokken ACS-staat of ACS-staten verschuldigd zijn;
- b.
de begunstigden de beschikking te geven over de nodige deviezen voor de betaling van rente, provisies en aflossing van leningen, welke bedragen verschuldigd zijn uit hoofde van de financieringsovereenkomsten die gesloten zijn voor de uitvoering van projecten en programma's op hun grondgebied; en
- c.
de Bank de beschikking te geven over de nodige deviezen voor de overmaking van alle bedragen die zij in nationale valuta heeft ontvangen, tegen de wisselkoers die op het ogenblik van de overmaking van toepassing is op transacties tussen de euro of andere deviezen voor overmaking en de nationale valuta. Dit omvat alle soorten vergoedingen, zoals, onder andere, rente, dividend en provisies, alsmede de aflossing van leningen en de opbrengsten uit de verkoop van aandelen, welke bedragen verschuldigd zijn uit hoofde van de financieringsovereenkomsten die gesloten zijn voor de uitvoering van projecten en programma's op hun grondgebied.
Hoofdstuk 2. Speciale maatregelen
Artikel 7
1
In het kader van de samenwerking wordt uit de toewijzing voor niet-terugvorderbare hulp steun verleend voor:
- a.
sociale woningbouw, ter bevordering van de langetermijnontwikkeling van de woningbouw, inclusief secundaire hypotheekfaciliteiten;
- b.
microfinanciering ter stimulering van MKB en micro-ondernemingen; en
- c.
capaciteitsopbouw ter versterking en vergemakkelijking van de effectieve deelname van de particuliere sector aan de sociale en economische ontwikkeling.
2
De ACS-EG-Raad van Ministers neemt, na de ondertekening van deze Overeenkomt en op voorstel van het ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, een besluit over de bepalingen en het bedrag van de middelen die worden toegewezen uit hoofde van de bijdrage voor langetermijnontwikkeling, teneinde deze doelstellingen te verwezenlijken.
Hoofdstuk 3. Financiering voor kortetermijnfluctuaties van de exportopbrengsten
Artikel 8
1
De partijen erkennen dat dalingen van de exportopbrengsten als gevolg van kortetermijnfluctuaties de ontwikkelingsfinanciering en de tenuitvoerlegging van het macro-economisch en sectoraal beleid in gevaar kunnen brengen. De mate van afhankelijkheid van de economie van een ACS-staat van de export van goederen, in het bijzonder van landbouw- en mijnbouwproducten, is derhalve een belangrijk criterium bij de vaststelling van de toewijzing voor langetermijnontwikkeling.
2
Om de negatieve effecten van de instabiliteit van de exportopbrengsten te reduceren en de uitvoering van een door een inkomstendaling in gevaar gebracht ontwikkelingsprogramma te garanderen, kan uit de programmeerbare middelen voor de langetermijnontwikkeling van een land aanvullende financiële steun worden vrijgemaakt op basis van artikel 9 en artikel 10.
Artikel 9. Criteria
1
Aanvullende financiële middelen worden vrijgemaakt indien sprake is van:
- —
een daling van 10 % (2 % in het geval van de minst ontwikkelde, niet aan zee grenzende of insulaire staten en van landen die zich in een situatie na een conflict of een natuurramp bevinden) van de exportopbrengsten van goederen, vergeleken met het rekenkundig gemiddelde van de opbrengsten in de vier aan het toepassingsjaar voorafgaande jaren, waarbij geen rekening wordt gehouden met de meest extreme waarde, of
- —
een daling van 10 % (2 % in het geval van de minst ontwikkelde, niet aan zee grenzende of insulaire staten en van landen die zich in een situatie na een conflict of een natuurramp bevinden) van de exportopbrengsten van alle landbouw- en mijnbouwproducten, vergeleken met het rekenkundig gemiddelde van de opbrengsten in de vier aan het toepassingsjaar voorafgaande jaren, waarbij geen rekening wordt gehouden met de meest extreme waarde voor landen waarvan de exportopbrengsten uit landbouw- of mijnbouwproducten meer dan 40 % van de totale exportopbrengsten uit goederen vertegenwoordigen, of
- —
een daling van 10 % (2 % in het geval van de minst ontwikkelde, niet aan zee grenzende of insulaire staten en van landen die zich in een situatie na een conflict of een natuurramp bevinden) van de exportopbrengsten van alle landbouw- en mijnbouwproducten, vergeleken met het rekenkundig gemiddelde van de opbrengsten in de vier aan het toepassingsjaar voorafgaande jaren, waarbij geen rekening wordt gehouden met de meest extreme waarde voor landen waarvan de exportopbrengsten uit landbouw- of mijnbouwproducten tussen 20 en 40 % van de totale exportopbrengsten uit goederen vertegenwoordigen, mits de totale opbrengsten niet bovenproportioneel stijgen doordat het aandeel van de exportopbrengsten uit land- of mijnbouwproducten in de totale uitvoer afneemt.
2
Het recht op aanvullende financiële middelen is van toepassing wanneer de in lid 1 omschreven daling van de exportopbrengsten ten minste 0,5 % van het bbp bedraagt. Het recht op aanvullende financiële middelen is beperkt tot drie opeenvolgende jaren.
3
De aanvullende financiële middelen worden opgenomen in de openbare rekeningen van het betrokken land. Zij worden gebruikt overeenkomstig de programmeringsregels en -methoden, inclusief de specifieke bepalingen van bijlage IV ‘Procedures voor tenuitvoerlegging en beheer’, op basis van vooraf opgestelde overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betrokken ACS-staat in het jaar volgend op het toepassingsjaar. Bij overeenstemming tussen de partijen kunnen de middelen worden gebruikt voor financiering van in de nationale begroting opgenomen programma's. Een deel van de aanvullende financiële middelen kan evenwel worden bestemd voor specifieke sectoren, met name voor de ontwikkeling van commerciële verzekeringsregelingen die bescherming bieden tegen fluctuaties van exportopbrengsten.
Artikel 9 bis
1
Het bedrag van de aanvullende financiële middelen is gelijk aan de daling van de exportopbrengsten vermenigvuldigd met het rekenkundig gemiddelde van de verhouding overheidsinkomsten/bruto binnenlands product in de vier aan het toepassingsjaar voorafgaande jaren, waarbij geen rekening wordt gehouden met de meest extreme waarde en het verhoudingscijfer ten hoogste 25 % bedraagt.
2
De door de ACS-staten verstrekte gegevens voor het bepalen van de toekenningscriteria en de in artikel 9 omschreven aanvullende financiële middelen worden door de Commissie geanalyseerd in de plaatselijke munteenheid, gecorrigeerd voor inflatie. De Commissie rekent vervolgens het potentiële bedrag van de aanvullende financiële middelen overeenkomstig haar procedures om in euro.
3
Binnen de totale toewijzing voor de nationale indicatieve programma's stelt de Commissie jaarlijks voor alle ACSstaten een toewijzing vast voor steun in geval van kortetermijnfluctuaties van de exportopbrengsten. Indien het bedrag van de financiële middelen dat op basis van de in artikel 9 vastgestelde criteria wordt berekend, hoger is dan die toewijzing, worden de nationale toewijzingen verdeeld naar verhouding van het in euro uitgedrukte potentiële bedrag van de aanvullende financiële middelen voor iedere ACS-staat.
Artikel 10
Het systeem voor de verdeling van aanvullende financiële middelen voorziet in voorschotten om de nadelige gevolgen op te vangen van eventuele vertragingen bij het verkrijgen van de geconsolideerde handelsstatistieken en om ervoor te zorgen dat de betrokken middelen uiterlijk in de begroting van het tweede jaar volgend op het toepassingsjaar kunnen worden opgenomen. Voorschotten zijn voorbehouden voor landen waar de financiële middelen uit hoofde van FLEX via algemene begrotingssteun kunnen worden verstrekt. Zij worden vrijgemaakt op basis van door de regering opgestelde en bij de Commissie ingediende voorlopige exportstatistieken. Voorschotten bedragen ten hoogste 100 % van het geschatte bedrag van de aanvullende financiële middelen voor het toepassingsjaar. De aldus vrijgemaakte bedragen worden aangepast aan de hand van de definitieve geconsolideerde exportstatistieken. Deze statistieken worden uiterlijk op 31 december van het tweede jaar volgend op het toepassingsjaar ingediend.
Artikel 11
De bepalingen in dit hoofdstuk worden uiterlijk na twee jaar herzien; daarna kunnen zij op verzoek van een der partijen worden herzien.
Hoofdstuk 4. Overige bepalingen
Artikel 12. Lopende betalingen en kapitaalverkeer
1
Onverminderd lid 3 hieronder, verbinden de partijen zich ertoe geen beperkingen op te leggen voor betalingen in vrij convertibele munt op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen onderdanen van de Gemeenschap en de ACS-staten.
2
Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans verbinden de partijen zich ertoe geen beperkingen op te leggen op het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot directe investeringen in ondernemingen welke in overeenstemming met de wetten van het gastland zijn opgericht, en investeringen in overeenstemming met deze Overeenkomst, alsook de liquidatie of repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan.
3
Indien een of meer ACS-staten of een of meer lidstaten in ernstige betalingsbalansproblemen verkeren of dreigen te verkeren, kunnen de ACS-staat, de lidstaat of de Gemeenschap, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel, de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten en de artikelen VIII en XIV van de statuten van het Internationaal Monetair Fonds, beperkingen instellen ten aanzien van de lopende betalingen, die van beperkte duur zijn en niet verder gaan dan hetgeen strikt noodzakelijk is voor een herstel van de situatie van de betalingsbalans. De partij die de maatregelen neemt, dient de andere partijen daarvan onverwijld in kennis te stellen en deze andere partijen zo spoedig mogelijk een tijdschema te doen toekomen voor de opheffing van deze maatregelen.
Artikel 13. Regeling voor ondernemingen
Wat de regeling inzake vestiging en diensten betreft, behandelen de ACS-staten enerzijds en de lidstaten anderzijds onderdanen en vennootschappen of ondernemingen uit de ACS-staten respectievelijk de lidstaten op voet van gelijkheid. Indien evenwel een ACS-staat of een lidstaat voor een bepaalde activiteit geen gelijke behandeling kan toepassen, is de ACS-staat respectievelijk de lidstaat niet verplicht voor die activiteit een gelijke behandeling toe te kennen aan onderdanen en vennootschappen of ondernemingen van de betrokken staat.
Artikel 14. Definitie van ‘vennootschappen en ondernemingen’
1
Onder ‘vennootschappen of ondernemingen van een lidstaat of een ACS-staat’ in de zin van deze Overeenkomst worden verstaan vennootschappen of ondernemingen naar burgerlijk recht of handelsrecht, met inbegrip van overheids- of andere bedrijven, coöperatieve verenigingen en alle andere rechtspersonen en verenigingen naar publiek of privaat recht, met uitzondering van vennootschappen zonder winstoogmerk, opgericht in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat of van een ACS-staat en die hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging in een lidstaat of een ACS-staat hebben.
2
Indien zij alleen hun statutaire zetel in een lidstaat of een ACS-staat hebben, dient hun activiteit evenwel een daadwerkelijke en voortdurende band te vertonen met de economie van die lidstaat of die ACS-staat.
Hoofdstuk 5. Overeenkomsten inzake bescherming van investeringen
Artikel 15
1
Bij de tenuitvoerlegging van artikel 78 van deze Overeenkomst nemen de partijen de volgende beginselen in acht:
- a.
iedere staat die partij is bij de Overeenkomst kan in voorkomend geval verzoeken dat onderhandelingen met een andere staat die partij is bij de Overeenkomst worden geopend over een overeenkomst inzake bevordering en bescherming van investeringen;
- b.
bij de opening van onderhandelingen over sluiting, toepassing en interpretatie van bilaterale of multilaterale overeenkomsten inzake be vordering en bescherming van investeringen wordt door de staten die partij zijn bij dergelijke overeenkomsten niet gediscrimineerd tussen staten die partij zijn bij de onderhavige Overeenkomst en evenmin jegens die staten ten opzichte van derde landen;
- c.
de staten die partij zijn bij de Overeenkomst hebben het recht te vragen dat de hierboven bedoelde niet discriminerende behandeling wordt gewijzigd of aangepast wanneer daartoe door internationale verplichtingen of een wijziging van de feitelijke situatie de noodzaak is ontstaan;
- d.
toepassing van de hierboven vermelde beginselen mag niet tot doel of tot gevolg hebben dat inbreuk wordt gemaakt op de soevereiniteit van een staat die partij is bij de Overeenkomst; en
- e.
de relatie tussen de datum van inwerkingtreding van de gesloten overeenkomsten, de bepalingen betreffende de regeling van geschillen en de datum van de bedoelde investeringen worden in die overeenkomsten vastgesteld met inachtneming van de voorgaande leden. De partijen bij de Overeenkomst bevestigen dat als algemeen beginsel geen terugwerkende kracht wordt toegepast, tenzij staten die partij zijn bij de Overeenkomst anders besluiten.
2
De partijen bij de Overeenkomst komen overeen de belangrijkste clausules van een modelovereenkomst inzake bescherming en bevordering van investeringen te onderzoeken, teneinde de onderhandelingen over bilaterale overeenkomsten inzake bescherming en bevordering van investeringen te vereenvoudigen. Bij dit onderzoek, dat uitgaat van de bepalingen van de bestaande bilaterale overeenkomsten tussen de staten die partij zijn bij de Overeenkomst, wordt met name aandacht geschonken aan:
- a.
wettelijke garanties voor eerlijke en rechtvaardige behandeling en bescherming van buitenlandse investeerders;
- b.
een meestbegunstigingsclausule;
- c.
bescherming bij onteigening en nationalisering;
- d.
overdracht van kapitaal en winsten; en
- e.
internationale arbitrage bij geschillen tussen investeerders en het gastland.
3
De partijen komen overeen de capaciteit van de garantiestelsels te onderzoeken, teneinde een positief antwoord te kunnen geven op de specifieke behoefte van kleine en middelgrote ondernemingen om hun investeringen in de ACS-staten veilig te stellen. Deze onderzoeken moeten zo snel mogelijk na de ondertekening van de Overeenkomst worden aangevangen. De Commissie legt het resultaat van deze studies ter goedkeuring en verdere afhandeling voor aan het ACS-EG-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering.