De procesovereenkomst
Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/7.7:7.7 Conclusie
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/7.7
7.7 Conclusie
Documentgegevens:
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS391847:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Uit sommige wetsbepalingen blijkt dat partijen door middel van een bepaalde verklaring of gedraging af kunnen wijken van het procesrecht. In deze gevallen hangt het van de strekking van de wetsbepaling af, in hoeverre partijen reeds aan een voorafgaande overeenkomst gebonden zijn (paragraaf 7.1).
Een overeenkomst van partijen om op grond van artikel 133 Rv eenstemmig te verzoeken om uitstel voor het nemen van de conclusie of voor het verrichten van een andere proceshandeling, is niet geldig. Aangenomen kan worden dat sprake moet zijn van een daadwerkelijk door partijen gedaan eenstemmig verzoek (paragraaf 7.2).
Het feit dat artikel 270 lid 1 Rv uit lijkt te gaan van een verklaring van partijen tijdens het geding, is ingegeven door de wens om partijen te beschermen. Dit artikel moet dan ook zo worden uitgelegd dat partijen in een verzoekschriftprocedure wel in een reeds gerezen kwestie een overeenkomst tot interne forumkeuze kunnen sluiten. Het bewijsvoorschrift van artikel 108 lid 3 Rv zal echter analoog moeten worden toegepast (paragraaf 7.3).
Partijen kunnen op grond van artikel 255 lid 2 Rv met het oog op een concrete procedure overeenkomen om zonder dagvaarding in kort geding te verschijnen. Deze overeenkomst kan in dit kort geding echter enkel worden bewezen indien partijen ook daadwerkelijk verschijnen. Verschijnt een van de partijen niet, dan kan zij, nadat zij alsnog is gedagvaard, onder omstandigheden veroordeeld worden tot betaling van schadevergoeding wegens wanprestatie (paragraaf 7.4).
Partijen kunnen met betrekking tot een bestaand geschil geldig overeenkomen om zich op de voet van artikel 96 Rv tot de kantonrechter te wenden. Indien zij daarbij tevens hebben afgezien van een dagvaarding, kan het bestaan van deze overeenkomst enkel worden bewezen in geval van daadwerkelijke verschijning. Bovendien geldt het bewijsvoorschrift van artikel 108 lid 3 Rv (paragraaf 7.5).
Afwijking van het rolreglement op grond van artikel 1.4 van dit reglement is over het algemeen slechts mogelijk op grond van een daadwerkelijk gedaan eenstemmig verzoek, al zijn uitzonderingen denkbaar. Afwijking is, anders dan dit artikel lijkt te suggereren, na de eerste roldatum in sommige gevallen wel degelijk mogelijk (paragraaf 7.6).