Einde inhoudsopgave
Voorschrift Vreemdelingen 2000
Artikel 3.19
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2015
- Bronpublicatie:
26-06-2015, Stcrt. 2015, 18302 (uitgifte: 30-06-2015, regelingnummer: 657292)
- Inwerkingtreding
01-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2015, Stcrt. 2015, 18302 (uitgifte: 30-06-2015, regelingnummer: 657292)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Vreemdelingenrecht (V)
1.
Voor alleenstaanden in de zin van artikel 4, onderdeel a, van de Participatiewet en alleenstaande ouders in de zin van artikel 4, onderdeel b, van de Participatiewet zijn de in artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan in ieder geval voldoende, indien de som van het loon, bedoeld in artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen, uit arbeid in loondienst, het bruto inkomen uit een inkomensvervangende uitkering krachtens een socialeverzekeringswet waarvoor premies zijn afgedragen, de bruto-winst uit arbeid als zelfstandige en het inkomen uit eigen vermogen ten minste gelijk is aan 70 procent van het minimumloon, bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, onder a, en 14, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, met inbegrip van de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van die wet.
2.
Voor degene die het verblijf in Nederland financiert van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van uitwisseling, voor zover de vreemdeling als au pair verblijft of wil verblijven of van medische behandeling, zijn de middelen van bestaan in ieder geval voldoende, indien de in het eerste lid bedoelde som ten minste gelijk is aan het in het eerste lid of artikel 3.74, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bedoelde bedrag voor de categorie waartoe die persoon behoort, aangevuld met 50 procent van het in het eerste lid bedoelde minimumloon.
3.
Voor degene die het verblijf in Nederland financiert van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van studie, zijn de middelen van bestaan voldoende, indien de in het eerste lid bedoelde som ten minste gelijk is aan het normbedrag voor uitwonende studenten, bedoeld in de Wet op de Studiefinanciering 2000, aangevuld met het eerste lid of artikel 3.74, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bedoelde bedrag voor de categorie waartoe de persoon behoort die het verblijf financiert.
4.
Voor degene die het verblijf in Nederland financiert van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van medische behandeling en van zijn gezinsleden, zijn de middelen van bestaan in ieder geval voldoende, indien de in het eerste lid bedoelde som ten minste gelijk is aan het in het eerste lid of artikel 3.74, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bedoelde bedrag voor de categorie waartoe die persoon behoort, aangevuld met:
- a.
90 procent van het in het eerste lid bedoelde minimumloon in het geval dat hij het verblijf van de vreemdeling die alleenstaande ouder is financiert of
- b.
100 procent in het geval dat de derde het verblijf van een gezin financiert.