Einde inhoudsopgave
Verdrag tot aanvulling van het Verdrag van Parijs van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
12-02-2004, Trb. 2005, 90 (uitgifte: 18-04-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-02-2022, Trb. 2022, 12 (uitgifte: 03-02-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Straling
Milieurecht / Energie
Energierecht (V)
a)
Overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag verplichten de Partijen zich ervoor zorg te dragen, dat de in artikel 2 bedoelde kernschade tot een bedrag van 1500 miljoen euro per kernongeval wordt vergoed, onverminderd de toepassing van artikel 12bis.
b)
Deze schadevergoeding vindt plaats:
- (i)
tot een bedrag van ten minste 700 miljoen euro vast te stellen krachtens de wetgeving van de Partij op wier grondgebied de kerninstallatie van de aansprakelijke exploitant is gelegen, uit middelen afkomstig van een verzekering of andere financiële zekerheid of uit de ingevolge artikel 10 (c) van het Verdrag van Parijs verstrekte openbare middelen, en uit te keren tot een bedrag van 700 miljoen euro in overeenstemming met het Verdrag van Parijs;
- (ii)
tussen het in lid (b)(i) bedoelde bedrag en 1 200 miljoen euro, uit openbare middelen, ter beschikking te stellen door de Partij op wier grondgebied de kerninstallatie van de aansprakelijke exploitant is gelegen;
- (iii)
tussen 1200 miljoen euro en 1500 miljoen euro uit openbare middelen, ter beschikking te stellen door de Partijen volgens de in artikel 12 bedoelde verdeelsleutel, onder voorbehoud dat een dergelijk bedrag wordt verhoogd in overeenstemming met het in artikel 12bis bedoelde mechanisme.
c)
Te dien einde moet elke Partij:
- (i)
hetzij ingevolge haar wetgeving vaststellen dat de aansprakelijkheid van de exploitant ten minste het in lid (a) bedoelde bedrag bedraagt, en bepalen dat deze aansprakelijkheid wordt gedekt door alle in lid (b) bedoelde middelen;
- (ii)
hetzij ingevolge haar wetgeving de aansprakelijkheid van de exploitant vaststellen op een bedrag dat ten minste gelijk is aan het overeenkomstig lid (b)(i) hierboven of artikel 7(b) van het Verdrag van Parijs vastgestelde bedrag, en bepalen dat boven dat bedrag tot het in lid (a) bedoelde bedrag, de in lid (b)(i), (ii) en (iii) bedoelde openbare middelen ter beschikking worden gesteld anders dan ter dekking van de aansprakelijkheid van de exploitant, mits geen inbreuk wordt gemaakt op de in dit Verdrag vastgestelde materieelrechtelijke en procesrechtelijke regels.
d)
De verplichting van de exploitant tot betaling van schadevergoeding, interest of kosten uit de overeenkomstig de leden (b (ii) en (iii) en (g) ter beschikking gestelde openbare middelen is jegens hem slechts afdwingbaar indien en voor zover deze middelen daadwerkelijk ter beschikking worden gesteld.
e)
Wanneer een Staat gebruik maakt van de in artikel 21(c) van het Verdrag van Parijs bedoelde optie kan deze alleen Partij bij dit Verdrag worden indien hij waarborgt dat middelen beschikbaar zijn om het verschil tussen het bedrag waarvoor de exploitant aansprakelijk is en 700 miljoen euro te dekken.
f)
Bij de uitvoering van dit Verdrag verplichten de Partijen zich ertoe, ten aanzien van vergoeding van kernschade uit de in lid (a) bedoelde middelen, geen gebruik te maken van de in artikel 15(b) van het Verdrag van Parijs bedoelde bevoegdheid om bijzondere voorwaarden te stellen, anders dan die welke zijn neergelegd in dit Verdrag.
g)
De in artikel 7(h) van het Verdrag van Parijs bedoelde kosten en interesten zijn verschuldigd boven de in lid (b) genoemde bedragen en zijn, naar gelang zij zijn toegewezen uit hoofde van schadevergoeding ten laste van de middelen bedoeld in:
- (i)
lid (b)(i), voor rekening van de aansprakelijke exploitant;
- (ii)
lid (b)(ii), voor rekening van de Partij op wier grondgebied de kerninstallatie van de aansprakelijke exploitant is gelegen, naargelang van de door die Partij beschikbaar gestelde middelen;
- (iii)
lid (b)(iii), voor rekening van de Partijen gezamenlijk.
h)
De in dit Verdrag genoemde bedragen worden omgerekend in de nationale munteenheid van de Partij waarvan de rechters bevoegd zijn, volgens de waarde van die munteenheid op de datum van het ongeval, tenzij met betrekking tot een bepaald ongeval een andere datum door de Partijen wordt overeengekomen.