Einde inhoudsopgave
Verdrag tot aanvulling van het Verdrag van Parijs van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
12-02-2004, Trb. 2005, 90 (uitgifte: 18-04-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-02-2022, Trb. 2022, 12 (uitgifte: 03-02-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Straling
Milieurecht / Energie
Energierecht (V)
a)
Elke Partij draagt er zorg voor dat alle op haar grondgebied gelegen kerninstallaties voor vreedzaam gebruik, die beantwoorden aan de begripsbepalingen, vervat in artikel 1 van het Verdrag van Parijs, op een lijst worden vermeld.
b)
Te dien einde deelt elke ondertekenende of toetredende Regering bij de nederlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding aan de Belgische Regering de volledige gegevens van die installaties mede.
c)
Dit overzicht omvat:
- i)
voor alle nog niet voltooide installaties de vermelding van de datum waarop het risico van een kernongeval vermoedelijk zal intreden, en
- ii)
voor reactoren bovendien de vermelding van de datum waarop zij vermoedelijk voor het eerst kritisch zullen worden, alsmede van hun thermisch vermogen.
d)
Elke Partij deelt voorts aan de Belgische Regering de juiste datum mede, waarop het risico van een kernongeval intreedt en, voor reactoren, de datum waarop zij voor het eerst kritisch zijn geworden.
e)
Elke Partij deelt aan de Belgische Regering alle in de lijst aan te brengen wijzigingen mede. Ingeval een wijziging de toevoeging van een kerninstallatie betreft, dient de mededeling uiterlijk drie maanden voor de datum van het vermoedelijke intreden van het risico van een kernongeval te worden gedaan.
f)
Indien een Partij van mening is dat de gegevens of een in de lijst aan te brengen wijziging, medegedeeld door een andere Partij, niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit artikel, kan zij daartegen slechts bezwaren inbrengen door deze aan de Belgische Regering mede te delen binnen drie maanden te rekenen vanaf de datum waarop zij een kennisgeving overeenkomstig lid (h) heeft ontvangen.
g)
Indien een Partij van mening is dat één der volgens dit artikel voorgeschreven mededelingen niet binnen de voorgeschreven termijn heeft plaatsgevonden, kan zij daartegen slechts bezwaren inbrengen door deze aan de Belgische Regering mede te delen, binnen een termijn van drie maanden nadat zij kennis heeft gekregen van feiten die naar haar mening hadden moeten worden medegedeeld.
h)
De Belgische Regering stelt zo spoedig mogelijk iedere Partij op de hoogte van de mededelingen en de bezwaren die zij overeenkomstig dit artikel ontvangen heeft.
i)
De gegevens en wijzigingen bedoeld in de leden (b), (c), (d), en (e) vormen tezamen de in dit artikel bedoelde lijst; bezwaren ingediend overeenkomstig het bepaalde in de leden (f) en (g) hebben, indien zij worden erkend, terugwerkende kracht tot de dag waarop zij zijn ingediend.
j)
De Belgische Regering verstrekt aan de Partijen op hun verzoek een bijgehouden staat van de kerninstallaties die onder dit Verdrag vallen en van de gegevens die daarover ingevolge dit artikel zijn verstrekt.