Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/646
Geen belang bij ambtshalve vernietiging wegens verjaring.
HR 12-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:838
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 mei 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers
- Zaaknummer
18/03142
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS201883:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:838, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑05‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:193, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑03‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑01‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑07‑2019
- Wetingang
Essentie
Geen belang bij ambtshalve vernietiging wegens verjaring.
Samenvatting
De Hoge Raad casseert niet ambtshalve als het recht tot strafvervolging al was verjaard voor het indienen van de schriftuur (vgl. HR 30 oktober 2018, NJ 2018/475). Het hof had het Openbaar Ministerie wegens verjaring al deels niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging ter zake verduistering in de periode 1 januari 2005 tot 19 augustus 2006. In de op 22 juli 2019 ingediende cassatieschriftuur wordt niet geklaagd over de verjaring in de periode nadat het hof uitspraak heeft gedaan. De Hoge Raad volstaat daarom met het oordeel dat het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.