NJ 2018/475
Geen ambtshalve cassatie als het recht tot strafvervolging al is verjaard voor het indienen van de schriftuur.
HR 30-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:2022, m.nt. W.H. Vellinga
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 oktober 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.J.A. van Dorst, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
16/05586
- Noot
W.H. Vellinga
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS111009:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2022, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑10‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:532, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑05‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 25‑09‑2017
- Wetingang
Essentie
Geen ambtshalve cassatie als het recht tot strafvervolging al is verjaard voor het indienen van de schriftuur.
Zowel de rechter in eerste aanleg, als die in hoger beroep als die in cassatie behoort onderzoek te doen naar de mogelijke niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging wegens verjaring en dient daarvan in zijn uitspraak te doen blijken (onder meer) indien uit de gedingstukken het ernstig en rechtstreeks vermoeden rijst dat het recht tot strafvervolging is verjaard. In cassatie lijdt dit evenwel naar huidig inzicht uitzondering voor het geval dat de verjaring reeds voor het indienen van de schriftuur ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.