Zie tevens de conclusie van mijn ambtgenoot Machielse van 1 juni 2010, zaaknr. 08/00875 (LJN BM6656), in welke zaak nog geen uitspraak is gedaan.
HR (P-G), 07-09-2010, nr. 09/02843
ECLI:NL:PHR:2010:BN7086
- Instantie
Hoge Raad (Procureur-Generaal)
- Datum
07-09-2010
- Zaaknummer
09/02843
- Conclusie
Mr. Jörg
- LJN
BN7086
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2010:BN7086, Conclusie, Hoge Raad (Procureur-Generaal), 07‑09‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BN7086
Conclusie 07‑09‑2010
Mr. Jörg
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verzoekster is bij arrest van 8 oktober 2008 door de economische kamer van het gerechtshof te 's‑Gravenhage schuldig bevonden aan milieudelicten (feiten 1, 2 en 3) en handelen in strijd met art. 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (feit 4). Ter zake van feit 4 heeft het hof de 54 in beslag genomen runderen (ter waarde van € 24.950,=) verbeurd verklaard; verder is verzoekster geen straf of maatregel opgelegd.
2.
Namens verzoekster is het cassatieberoep ingesteld op 14 oktober 2008. De stukken zijn op 6 juli 2009 bij de strafgriffie van de Hoge Raad binnengekomen. Aldus is de door de Hoge Raad gestelde inzendtermijn van acht maanden met drie weken overschreden. Een bijzonder voortvarende behandeling binnen zestien maanden behoort niet (meer) tot de mogelijkheden.
3.
Het enige middel van cassatie dat door mr. Spong, advocaat te Amsterdam, namens verzoeker is voorgesteld, is gericht tegen deze overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. Aangezien alleen de bijkomende straf van verbeurdverklaring is opgelegd, wordt ter compensatie van de termijnoverschrijding verlaging van het aantal te verbeuren runderen dan wel van hun te verbeuren waarde verzocht.
4.
In HR 24 oktober 2000, NJ 2001, 6 had de overschrijding van de redelijke termijn bij enkel een opgelegde verbeurdverklaring ‘en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden’ geen ander gevolg dan dat de Hoge Raad haar constateerde, maar het naderhand gewezen overzichtsarrest HR 17 juni 2008, LJN BD2578, NJ 2008, 358 geeft over het al dan niet korten op bijkomende straffen geen uitsluitsel. Indien aan een verdachte zowel een hoofdstraf als een bijkomende straf is opgelegd, is wisselend beslist. In HR 5 december 2000, NJ 2001, 82 en HR 18 september 2001, nr. 02423/00, LJN ZD2837 (niet gepubliceerd) is op de bijkomende straf gekort en in HR 25 september 2007, LJN BA7692 werd volstaan met de constatering dat inbreuk is gemaakt op art. 6, eerste lid, EVRM.1.
5.
Volstaan met het constateren van de overschrijding komt mij niet als juist voor. Verbeurdverklaring is een vermogensstraf, bedoeld om een verdachte in diens vermogen te treffen. Dan leent die bijkomende straf zich ook voor verlaging teneinde de inbreuk op verzoekers recht op berechting binnen een redelijke termijn in voldoende mate te compenseren. Ik meen derhalve dat korting op de bijkomende straf in dit geval de aangewezen weg is. Als ik goed reken is de gemiddelde waarde van een in beslag genomen rund € 462,08. Het middel is terecht voorgesteld.
6.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
7.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend ten aanzien van de omvang van de bijkomende straf van verbeurdverklaring en tot een zodanige vermindering daarvan als Uw Raad gepast voorkomt.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 07‑09‑2010