HR, 16-11-2010, nr. 09/02843 E
ECLI:NL:HR:2010:BN7086
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16-11-2010
- Zaaknummer
09/02843 E
- LJN
BN7086
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BN7086, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑11‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN7086
- Vindplaatsen
Uitspraak 16‑11‑2010
Inhoudsindicatie
Redelijke termijn. Korting i.v.m. schending redelijke termijn op verbeurdverklaring? De HR hanteert als uitgangspunt dat geen vermindering – v.z.v. al mogelijk – wordt toegepast op een bijkomende straf, ook niet in een geval als i.c. waarin daarnaast niet een hoofdstraf is opgelegd. De HR volstaat gelet op de toepassing van art. 9a Sr met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. Conclusie AG: anders.
16 november 2010
Strafkamer
Nr. 09/02843 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 8 oktober 2008, nummer 22/003546-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend ten aanzien van de omvang van de bijkomende straf van verbeurdverklaring en tot een vermindering daarvan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot verbeurdverklaring van een aantal op een lijst van inbeslaggenomen voormelde runderen (of de waarde daarvan).
2.2. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.3. Het middel is gegrond. De Hoge Raad hanteert als uitgangspunt dat geen vermindering - voor zover al mogelijk - wordt toegepast op een bijkomende straf. Dit is niet anders indien, zoals in dit geval, daarnaast niet ook een hoofdstraf is opgelegd. Er is daarom geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden zodat de Hoge Raad met dat oordeel volstaat.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 16 november 2010.