Einde inhoudsopgave
Regeling genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
01-12-2020, Stcrt. 2020, 64380 (uitgifte: 03-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Openbare orde en veiligheid / Bedrijfsveiligheid
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Milieurecht / Inrichtingen en activiteiten - vergunningen
1.
De gebruiker belast de biologischeveiligheidsfunctionaris binnen de grenzen van zijn toelating met:
- a.
het doen opstellen en wijzigen van nadere interne procedures en voorschriften ter uitwerking van de wettelijke bepalingen voor het veilig werken met genetisch gemodificeerde organismen;
- b.
het uitoefenen van interne controle op de uitgevoerde risicobeoordelingen en de naleving van de wettelijke bepalingen, alsmede de procedures en voorschriften, bedoeld onder a;
- c.
het optreden bij incidenten, ongevallen en afwijkingen van de geldende regels;
- d.
de evaluatie en rapportage over het optreden bij incidenten, ongevallen en afwijkingen van de geldende regels, bedoeld onder c, aan de gebruiker en de onderzoeksleider dan wel de verantwoordelijk medewerker;
- e.
het geven van interne voorlichting over biologische veiligheid;
- f.
het onverwijld intern melden aan de gebruiker van situaties, waarbij een risico voor mens of milieu aanwezig kan zijn.
2.
De gebruiker draagt zorg voor de uitvoering van de taken, bedoeld in het eerste lid, en geeft de biologischeveiligheidsfunctionaris daartoe instructies. Hij verschaft hem ten minste de volgende bevoegdheden die nodig zijn voor het uitoefenen van zijn taken:
- a.
de bevoegdheid om te allen tijde alle ruimten en plaatsen die tot de instelling behoren te betreden, alsmede inzage te hebben in alle daar aanwezige schriftelijke dan wel elektronische bescheiden;
- b.
de bevoegdheid om zelfstandig en direct op te treden in noodsituaties, waarvan direct een interne melding aan de gebruiker en aan de onderzoeksleider of de verantwoordelijk medewerker wordt gedaan.
3.
De gebruiker verschaft elke biologischeveiligheidsfunctionaris een zodanig onafhankelijke positie dat deze:
- a.
voor de uitoefening van zijn functie rechtstreeks kan rapporteren aan de gebruiker;
- b.
onafhankelijk is ten opzichte van degene wiens activiteiten hij controleert;
- c.
niet tevens optreedt als onderzoeksleider of verantwoordelijk medewerker voor de groep van activiteiten waarvoor hij als biologischeveiligheidsfunctionaris is aangesteld.
4.
Indien een biologischeveiligheidsfunctionaris toeziet op personen die niet in dienst zijn bij de gebruiker die de biologischeveiligheidsfunctionaris heeft aangesteld, draagt de gebruiker er zorg voor dat de zeggenschap van de biologischeveiligheidsfunctionaris over deze medewerkers schriftelijk is vastgelegd.