Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/249
249 Verrekening algemeen
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691753:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Voldaan moet zijn aan het vereiste van wederkerig schuldenaarschap. Indien vordering en schuld in van elkaar gescheiden vermogens vallen, kan geen verrekening plaatsvinden (art. 6:127 lid 3 BW). Zie bijv. Rb. Utrecht 28 oktober 2009, ECLI:NL:RBUTR:2009:BK1425.
De wet of een rechtshandeling onthoudt bij verjaring aan de verbintenis de afdwingbaarheid; het vorderingsrecht van verweerder blijft bestaan. Na verjaring blijft een natuurlijke verbintenis over (art. 6:3 BW); eventuele mogelijkheden tot verrekening blijven bestaan (TM en MvA II, Parl. Gesch. Boek 3, p. 939 en Asser/Sieburgh 6-II 2021/377 en 387). De bevoegdheid tot verrekening moet al bestaan vóórdat de verjaringstermijn eindigt (Rb. Midden Nederland 22 januari 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:1192 en Prg. 2014/83, met verwijzing naar de totstandkomingsgeschiedenis van het artikel (Toelichting Meijers, Parl. Gesch. Boek 6, p. 503) en Hof ’s-Hertogenbosch 27 februari 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:818.
Conclusie A-G T. Hartlief ECLI:NL:PHR:2017:1322 randnr. 3.25 (Eisers/Stichting Ex Aequo et Bono; nasleep beursgang World Online (art. 81 RO)).
Zie Asser/Sieburgh 6-II, 2021/223; vooral tussen commerciële partijen wordt van het wettelijk vereiste van wederkerig schuldenaarschap afgeweken (o.m. HR 23 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:428, RvdW 2018/362 (AA Accountants)). Er bestaat geen conflict tussen opschorting en verrekening: dat een partij zich niet kan beroepen op verrekening wegens een overeengekomen verrekeningsverbod, staat er niet aan in de weg dat zij zich op een opschortingsrecht kan beroepen als aan de eisen daarvoor is voldaan. Aan verrekening gaat vaak een beroep op opschorting vooraf (T.F.E. Tjong Tjin Tai in zijn noot bij HR 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3072, NJ 2015/85 (Eurostrip/Velenturf q.q.)).
Indien sprake is van een situatie die nauwelijks van een consumententransactie is te onderscheiden (Asser/Sieburgh 6-III 2018/502).
Zie bijv. Hof ’s-Hertogenbosch 15 april 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1051.
Het beroep op verrekening is een (rechtsvernietigend) bevrijdend verweer aangezien de betalingsverbintenis waarvan eiser nakoming vordert, daardoor (al of niet gedeeltelijk) tenietgaat. Verweerder doet een beroep op een ander rechtsgevolg. Een beroep op verrekening veronderstelt de aanwezigheid van een (opeisbare) vordering van verweerder op de (schuld)eiser. Een geslaagd beroep op verrekening – verrekening is een vorm van voldoening van een verbintenis – leidt ertoe dat de verbintenissen tot hun gezamenlijk beloop tenietgaan; partijen zijn jegens elkaar bevrijd van hun wederzijdse schulden.
Op grond van art. 6:127 lid 2 BW heeft een schuldenaar de bevoegdheid tot verrekening wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij1 en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering.
De bevoegdheid tot verrekening eindigt niet door verjaring van de rechtsvordering van verweerder; de verjaring van de eigen vordering van verweerder staat op grond van art. 6:131 BW niet aan verrekening in de weg.2
Voorbeeld
“Verder heeft het hof terecht tot uitgangspunt genomen dat ( …) gevallen denkbaar zijn waarin de Stichting, ook wanneer de vordering tot betaling verjaard mocht zijn, belang heeft bij deze verklaring voor recht. Daartoe is gewezen op het geval dat een eventuele betaling als onverschuldigd gedaan zou worden teruggevorderd en het geval dat een mogelijkheid bestaat om deze vordering te verrekenen.”3
De bepalingen over verrekening zijn van regelend recht; in veel algemene voorwaarden worden opschorting en verrekening uitgesloten.4 Kern van veel huurgeschillen betreft de vraag of en in hoeverre verweerder de betaling van de huur mocht/mag opschorten om deze te verrekenen met een vordering uit hoofde van schadevergoeding wegens verminderd huurgenot. Het contractuele verbod tot verrekening in een algemene voorwaarde tussen gebruikers en natuurlijke personen wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn (art. 6:233 aanhef en onder a jo. 6:237 aanhef en onder g BW). Een niet-consument die een beroep zou willen doen op verrekening, zou bij een beroep door eiser op een contractueel verbod een beroep kunnen doen op de reflexwerking5 van dit artikel; en mocht dat niet baten relevante omstandigheden aanvoeren die worden genoemd in art. 6:233 onder a BW waarbij art. 6:237 aanhef en onder g BW een algemeen gezichtspunt kan zijn bij de toetsing daarvan of aanvoeren dat het beroep van eiser op uitsluiting van verrekening op grond van door hem gestelde omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (art. 6:248 lid 2 BW).6